[39]
[...]
Ik ben nimmer geweest wat ik nu ben. Ik zal daarom iets worden wat ik nog nimmer geweest ben. Ik ben zelfbewust, bòven kracht en tot daden gereed.
Wat kàn ik dan nog worden?
Ik kan iets worden dat nog onbekend is, aangezien hetgeen ik nù ben nog maar nauwelijks bekend is.
Dat heb je er nu van, als je de waarheid gaat zien. Wat heb ik mij toch altijd toegetakeld achter de schermen van het Leven, om dan te verschijnen
[40]
op het tooneel en komediant te zijn van Deugd en Armoede.
En dan schilderde ik den kop van ’n lijdende werkman die er niet is. Of van ’n armen boer, die er nooit zijn zal.
Weg met dat alles!
Nù weet ik wat er wel is: mijne eigen juichende vreugde, mijne helderheid, mijne Liefde en mijn blauw geluk. Nu wéét ik het!
|