Verdrag van Lissabon/Deel II/Derde deel/Titel VI
← DERDE DEEL, TITEL V DE RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT | DEEL II - VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE van Europese Unie
DERDE DEEL HET BELEID EN INTERN OPTREDEN VAN DE UNIE, TITEL VI VERVOER |
DERDE DEEL, TITEL VII GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS BETREFFENDE DE MEDEDINGING, DE BELASTINGEN EN DE ONDERLINGE AANPASSING VAN DE WETGEVINGEN → |
TITEL VI VERVOER[bewerken]
Artikel 90
(oud artikel 70 VEG)
De doelstellingen van de Verdragen worden, wat het in deze titel geregelde onderwerp betreft,
nagestreefd in het kader van een gemeenschappelijk vervoerbeleid.
Artikel 91
(oud artikel 71 VEG)
1. Ter uitvoering van artikel 90 stellen het Europees Parlement en de Raad, met inachtneming van
de bijzondere aspecten van het vervoer, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van
het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, vast:
- a) gemeenschappelijke regels voor internationaal vervoer vanuit of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van één of meer lidstaten;
- b) de voorwaarden waaronder vervoerondernemers worden toegelaten tot nationaal vervoer in een lidstaat waarin zij niet woonachtig zijn;
- c) de maatregelen die de veiligheid van het vervoer kunnen verbeteren;
- d) alle overige dienstige bepalingen.
2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde maatregelen wordt rekening gehouden met gevallen waarin de toepassing ervan ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor de levensstandaard en de werkgelegenheid in bepaalde regio's, en voor de exploitatie van de vervoersfaciliteiten.
Artikel 92
(oud artikel 72 VEG)
Totdat de in artikel 91, lid 1, bedoelde bepalingen zijn vastgesteld en behoudens vaststelling door de
Raad, met eenparigheid van stemmen van een maatregel die in een afwijking voorziet, mag geen enkele
lidstaat de onderscheidende bepalingen, die terzake gelden op 1 januari 1958 of, voor de toetredende
staten, op de datum van hun toetreding, zodanig veranderen dat zij daardoor in hun rechtstreekse of
zijdelingse uitwerking minder gunstig worden voor de vervoerondernemers der overige lidstaten dan
voor de nationale vervoerondernemers.
Artikel 93
(oud artikel 73 VEG)
Met de Verdragen zijn verenigbaar de steunmaatregelen die beantwoorden aan de behoeften van de
coördinatie van het vervoer of die overeenkomen met de vergoeding van bepaalde met het begrip
„openbare dienst” verbonden, verplichte dienstverrichtingen.
Artikel 94
(oud artikel 74 VEG)
Elke in het kader van de Verdragen genomen maatregel op het gebied der vrachtprijzen en
vervoervoorwaarden moet rekening houden met de economische toestand van de vervoerondernemers.
Artikel 95
(oud artikel 75 VEG)
1. In het verkeer binnen de Unie zijn discriminaties verboden welke daarin bestaan, dat een
vervoerondernemer voor dezelfde verbindingen verschillende vrachtprijzen en vervoervoorwaarden
voor gelijke goederen toepast naar gelang van het land van herkomst of bestemming van de vervoerde
waren.
2. Lid 1 sluit niet uit dat krachtens artikel 91, lid 1, andere maatregelen door het Europees Parlement en de Raad kunnen worden genomen.
3. De Raad stelt op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en van het Economisch en Sociaal Comité, bepalingen vast teneinde de uitvoering van lid 1 te waarborgen. De Raad kan met name de bepalingen vaststellen welke noodzakelijk zijn om de instellingen van de Unie in staat te stellen te waken voor de naleving van het in lid 1 vermelde voorschrift en teneinde te verzekeren dat de gebruikers hiervan volledig voordeel trekken.
4. De Commissie onderzoekt eigener beweging of op verzoek van een lidstaat de in lid 1 bedoelde gevallen van discriminatie en neemt, na raadpleging van elke belanghebbende lidstaat, in het kader van de overeenkomstig lid 3 getroffen regeling, de noodzakelijke besluiten.
Artikel 96
(oud artikel 76 VEG)
1. Het is aan een lidstaat, behoudens machtiging van de Commissie, verboden voor het vervoer
binnen de Unie de toepassing van prijzen en voorwaarden op te leggen welke enig element van steun
of bescherming in het belang van een of meer ondernemingen of bepaalde industrieën inhouden.
2. De Commissie onderwerpt eigener beweging of op verzoek van een lidstaat de in lid 1 bedoelde
prijzen en voorwaarden aan een onderzoek en houdt daarbij met name rekening, enerzijds met de
vereisten van een passend regionaal economisch beleid, met de behoeften van minder ontwikkelde
gebieden alsmede met de vraagstukken welke zich in door politieke omstandigheden ernstig
benadeelde streken voordoen, en anderzijds met de gevolgen van die prijzen en voorwaarden voor de
mededinging tussen de takken van vervoer.
Na raadpleging van elke betrokken lidstaat neemt zij de noodzakelijke besluiten.
3. Het in lid 1 bedoelde verbod geldt niet voor mededingingstarieven.
Artikel 97
(oud artikel 77 VEG)
De heffingen of andere rechten welke naast de vervoerprijs door een vervoerondernemer in verband
met het overschrijden der grens in rekening worden gebracht, mogen een redelijk peil niet te boven
gaan, gelet op de werkelijke kosten welke door die grensoverschrijding feitelijk zijn veroorzaakt.
De lidstaten streven naar een geleidelijke verlaging van die kosten.
De Commissie kan de lidstaten aanbevelingen doen voor de toepassing van dit artikel.
Artikel 98
(oud artikel 78 VEG)
De bepalingen van deze titel staan niet in de weg aan maatregelen, in de Bondsrepubliek Duitsland
genomen, voor zover deze noodzakelijk zijn om de economische nadelen door de deling van Duitsland
berokkend aan de economie van die streken in de Bondsrepubliek welke door deze deling zijn
getroffen, te compenseren. Vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kan de Raad
op voorstel van de Commissie een besluit tot intrekking van dit artikel vaststellen.
Artikel 99
(oud artikel 79 VEG)
Een comité van raadgevende aard, bestaande uit door de regeringen der lidstaten aangewezen
deskundigen, wordt aan de Commissie toegevoegd. Deze raadpleegt het comité over vervoeraangelegenheden,
zo dikwijls zij zulks nodig acht.
Artikel 100
(oud artikel 80 VEG)
1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op het vervoer per spoor, over de weg en over
de binnenwateren.
2. Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, passende bepalingen vaststellen voor de zeevaart en de luchtvaart. Zij besluiten na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.