Verhaal van het vergaan van het jacht de Sperwer/Bijlage II
← Berichten over de gevluchte schipbreukelingen | Verhaal van het vergaan van het jacht de Sperwer door Hendrik Hamel | Gegevens betreffende schepen → |
[ 88 ]
II. BERICHTEN OVER DE IN VRIJHEID GESTELDE SCHIPBREUKELINGEN.
Dagregister Nagasaki.
16 Sept. Naer de middag sendt de Nangasackijse Gouvernr seven Nederlanderen die van 't gebleven jacht de Sparruwer 't zedert anno 1653 haer op 't Eijlant Correa erneert en nu door last des Majests, door den Heere van Tzussima van daer waren gevoirdert, bij ons op 't Eijlant Dezima, zijnde d'achtste, die de gevlugte acht Nederlanderen aldaer anno 1666 gelaten hadden, overleden; twee maenden warense van Correa door de continueele zuijde winden en breecken der mast van de bercq tot hier onderweegh geweest, van den Gouverneur van Correa met een rocq, ider thien cattij rijs, twee stuckjes lijwaet ende anders beschoncken. Item van de H.re van Tzussima van eten, drincken en ider een rocq op de reis van daer nae herwaerts versien, mitsgaders aen haer sevenen twintig duijsent caskens geschoncken, dat ons soo alles door des Gouvernrs van Nangasackis last schriftelijck door twee Opperbonjosen wiert vertoont, seker een groote sorge zijnde, die den Japanse Keijser voor d' Hollanderen gedragen heeft, ende een merckelijcke bestieringe des Alderhoogsten. Moste dese lieden tot nader order bij den andere woonen en in hun habiet laten blijven, nadien voor de Nangasackijse Gouvernr noch stonden verhoort te werden.
17 do wierden de seven bovengemelde Nederlanderen ten huize van de [ 89 ]Gouvernr Sinsabrode naer de gelegentheden van het verongelucken van 't schip de Sparruwer in de jare 1653, als dat van Correa, ende de frequentatie in de negotie met de Japanners ondervraagt, daerse naer waerheit op antwoordden, ende sonderlingh geen aantekening tot nutte van d'E.Compe en meriteert, dan wierden vergunt dit jaer te mogen vertrecken, daer we dan den Gouverneur hertelijcken voor deden bedancken.
Missiven Nagasaki naar Batavia.
Generale Missive, 13 Dec. 1668.
Missive Batavia naar Nagasaki, 20 Mei 1669.
Alsoo de Hren Meesters in 't vaderlant met d' overcomste der gewesen Corese gevangenen in bedencken zijn gebracht of wel aldaer eenigen handel vallen mocht tot voordeel van de Compe, dat wij hier na de bekomen bescheijden van diezelve luijden en die wij wijders van die gelegentheit hebben, vermenen weijnich te zullen beschieten, soo om de armoede des lants als d' afkeericheijt diese hebben van de vreemdelingen en d' onwilligheit om die in haer lant toe te laten, sonder noch te spreeken van der Tartaren en Japanderen onwil om gemelten handel te gedoogen, die alle beijde in gemelte landt groot van respect en vermogen zijn, en ook dat aende goede havenen al vrij wat getwijffelt wort, soo sullen UE, nochtans dienaangaande tot meerder seckerheijt en gerustheijt in die sake ons laten toekomen UE, gevoelen, sonder acht te nemen op onse voorverhaelde aenmerckingen maer op de rechte geschapenht der saeke zelfs, sonder den Japanderen achterdocht te geven even als of dat een saecke was die bij de Compe in bedencken quam, maar eenelijck daer van discoureerende als tot voldoeninge van UEdle nieuwgierigheit, en ook niet directelijk maar bij omwegen, dan wel bequamelijck sal connen geschieden en UEd, voorsichtigheijt toevertrouwt wort om dan sulk bericht bekomen hebbende ons zelfs en de Hren onse Mrs daer van te dienen, waerop ons zullen verlaten. [ 91 ]
Missiven Nagasaki naar Batavia.
5 Oct. 1669.
Omme van UEds missive van poinct tot poinct te beantwoorden soo seggen aanvanckelick dat nademaal den Coopman Daniel Six in den jare 1667 binnen Jedo zijnde (voor de Rijxraden) de verlossing van de noch verblevene Nederlanders in Correa versocht hadde, soo heeft het hem zijnen schuldigen plicht geacht te wesen desen jare 1669 daar weder verschijnende, dierwegen bij de Commissarissen als voor de Rijxraden danck te seggen: 't welk Hare Hoogheden uijt den naam van de Keijserlicke Maijesteijt aangenomen en sooveel wij bemercken conden, vergenoegingh gegeven heeft maar aangesien UEdle van gevoelen zijn dat men dese saeck (alsoo van bijsondere voorval is) bij een gemeene danckseggingh der Opperhoofden gedaan, niet en behoorde te laten berusten, maar dat UEdle bijsonderlick uijt UEdle naam daarvoor ordineert danckbaarlick gedaan te werden, soo hebben 't bijsonder genoegen welke UEdle over die weldaat zijt scheppende den Nangasackisen Gouverneur laten bekent maken, die zulx wel bevallen en naar 't Jedose Hoff overgebrieft heeft. Den E. de Haas[4] sal (met Godt de voorste in Jedo verschijnende) UEdle goede intentie met de gerequireerde omstandigheden ('t zij voor den Keijser selven off voor de Rijcxraden, naer dat de Commissarissen en Nangasackisen Gouvernr zulx raatsaam achten zullen) verder trachten te effectueren.
Naar de constitutie en gelegentheijt van 't Eijlant Correa hebben hier bedecktelick ten nauwsten doenlick vernomen, maar niet connen ondervinden dat daar voor de Compe eenigen handel soude te drijven wesen, eensdeels omdat het lant bewoont wort van arme luijden die haar eenlijck met den lantbouw en visscherij generen, anderdeels datse daar met geen vreemdelingen willen omgaan, oock souden volgens ons gevoelen die twee magtige potentaten Tater en Keijser van Japan niet willen gedogen (onder wiens contributie zij staan) dat de vreemdelingen daar [ 92 ]quamen negotieeren, voornamentlijck zoude den Japansen monarch sich daartegen stellen en geen Christenen, die hem altijt suspect zijn, soo nabij zijn lant mogen lijden, ten insichte altijt bevreest soude wesen dat bij die occasie ons een voet wierde gegeven om 't Christendom daar voort te planten en zijn Lant soo weder in verwarring te brengen. Van desen cant is den toegangh tot dat Eijlandt ijdereen op dootstraffe verboden, excepto den Heer van Sussima, die zulx als een beneficium alleen vergunt is daer met de Tarterse Chinesen te mogen handelen, die toevoer doen van sijde en do stuckgoederen, zijnde desen jare over dien wegh bij de seshondert picol van dat gespin in Japan gebracht ende trect weder zilver (als 't uijtgevoert magh werden) voorts gout, peper, nagelen, noten, poetsioek, wieroock, sandel- en caliatourshout als anders, 't welk alles door dat Lant naar China weder vervoert wert, maar onder d'inhabitanten can men niet vernemen dat eenigen handel van importantie daar gedreven wert; wijders stellen bovendien voor vast soo langh de E. Compe den voordeligen handel in Japan genegen blijft 't achtervolgen datse daar (om den Japander geen misnoegen te geven) geen handel dient te soeken, want dese agterdogtige natie soude altijt sustineren dat wij daarmede ijets tot nadeel van Japan voor hadden, waarmede niet alleen de wantrouw vergroten maar den ontsegh van 't rijck wellight op volgen mocht.
19 Oct. 1670.
.... Vande danckbaerheijt voorde verlossingh der gewesene Corese gevangenen, behoeft voortaen geen meer gewach gemaekt, alsoo die dingen afgedaen sijn, en door de tolcken verder getrocken wierden als onse meijninge oijt geweest is.... (Commissie voor den Coopman Joannes Camphuijs als Opperhooft naer Japan, ddo 29 Mei 1671 = Secrete Memorie voor de Opperhoofden van Japan. Kol. Arch. no. 798).
Missive Batavia naar Nagasaki, 16 Juni 1670.
Resolutie Heeren XVII, 29 Aug. 1670.
Patriasche Missiven.
- ↑ In elke straat van Nagasaki woont een Ottono of wijkmeester (H. Doeff, Herinneringen uit Japan, 1833, bl. 25). Zie ook Nachod, Beziehungen, u. s. w., bl. 417 en E. Kaempfer, Beschryving van Japan, 1729, bl. 232.
- ↑ de "Zuylen", den 7en October van Nagasaki onder zeil gegaan.
- ↑ Oostvoort in Bijl. Ia.
- ↑ François de Haas, de aangewezen opvolger van het Opperhoofd Daniel Six, zou in het voorjaar van 1670 de hofreis naar Jedo hebben te doen.
- ↑ Zie bl. 86 hiervóór.