Naar inhoud springen

Wetboek van Strafregt (1867)/Derde boek, Eerste Titel

Uit Wikisource
[ 26 ]

DERDE BOEK.

LIVRE III.

Van de misdaden en wanbedrijven en van het straffen derzelve.



De crimes, des délits et de leur punition.



EERSTE TITEL.

TITRE I.

van de misdaden en wanbedrijven tegen de algemeene zaak.

crimes et délits contre la chose publique.

(vastgesteld den 15 van sprokkelmaand 1810, afgekondigd den 25 derzelfde maand; Hoofdstuk I en II).

(loi décrétée le 15 février 1810, promulguée le 25 du même mois; Chapitre I et II).

EERSTE HOOFDSTUK.

CHAPITRE I.

Van de misdaden en wanbedrijven tegen de veiligheid van den Staat.

Crimes et délits contre la sûreté de l'État.

EERSTE AFDEELING.

SECTION I.

Van de misdaden en wanbedrijven tegen de uitwendige veiligheid van den Staat.

Crimes et délits contre la sûreté extérieure de l'État.

75. Ieder Franschman die de wapenen tegen Frankrijk gevoerd zal hebben, zal met den dood gestraft worden.
Zijne goederen zullen verbeurd verklaard worden.
75. Tout Français qui aura porté les armes contre la France, sera puni de mort.
Ses biens seront confisqués.
[ 27 ]
76. Al wie met de buitenlandsche Mogendheden of hare bewindslieden aanslagen of verstandhoudingen gesmeed of belegd zal hebben, ten einde dezelven tot het plegen van vijandelijkheden of het ondernemen van oorlog tegen Frankrijk over te halen of in te wikkelen, of om haar de middelen daartoe te verschaffen, zal met den dood gestraft en zijne goederen zullen verbeurd verklaard worden.
Deze verordening zal plaats grijpen ingeval zelfs de gezegde aanslagen of verstandhoudingen van geene vijandelijkheden gevolgd mogten zijn.
76. Quiconque aura pratiqué des machinations ou entretenu des intelligences avec les puissances étrangères ou leurs agens, pour les engager à commettre des hostilités ou entreprende la guerre contre la France, ou pour leur en procurer les moyens, sera puni de mort, et ses biens seront confisqués.
Cette disposition aura lieu dans les cas même où lesdites machinations ou intelligences n'auraient pas été suivies d'hostilités.
77. Desgelijks zal met den dood en verbeurdverklaring zijner goederen gestraft worden, al wie met de vijanden van den Staat aanslagen of verstandhoudingen gesmeed of belegd zal hebben, ten einde hun intrekken op het grondgebied en de onderhoorigheden van het Fransche Rijk te bevorderen, of eenige steden, sterkten, vastigheden, posten, havens, voorraad- of tuighuizen, schepen of vaartuigen, aan Frankrijk behoorende, over te leveren [1]), of tot den voortgang hunner wapenen op de Fransche bezittingen of tegen de Fransche krijgs- of zeemagt, mede te werken, het zij door de getrouwheid der officieren, soldaten, matrozen of anderen, jegens den Keizer en den Staat te verwrikken, het zij op eenige andere wijze, hoegenaamd ook. 77. Sera également puni de mort et de la confiscation de ses biens, quiconque aura pratiqué des manoeuvres ou entretenu des intelligences avec les ennemis de l'État, à l'effet de faciliter leur entrée sur le territoire et dépendances de l'Empire Français, ou de leur livrer des villes, forteresses, places, postes, ports, magasins, arsenaux, vaisseux ou bâtimens appartenant à la France, ou de fournir aux ennemis des secours en soldats, hommes, argent, vivres, armes ou munitions, ou de seconder les progrès de leurs armes sur les possessions ou contre les forces Françiases de terre ou de mer, soit en ébranlant la fidélité des officiers, soldats, matelots out autres, envers l'Empereur et l'État, soit de toute autre manière.
Wet 12 Dec.
1817, Stbl.
53.
— houdende bepalingen van straffen tegen degenen, die niet aan den militairen regtsdwang onderworpen, de desertie van het krijgsvolk begunstigen.
Art. 5. De bovenstaande voorschriften zijn geheel onderminderd het bepaalde bij het 3e. boek, titel 1, eerste hoofdstuk van het lijfstraffelijk Wetboek, omtrent misdaden tegen de veiligheid van den Staat bedreven, bijzonderlijk door de getrouwheid van het krijgsvolk jegens den Souverein te doen wankelen.
[ 28 ]
78. Indien de verstandhouding met de onderdanen van een vijandelijke mogendheid, zonder eenige der misdaden in het vorig artikel vermeld tot voorwerp te hebben, niettemin bij de uitkomst gestrekt heeft, om aan den vijand berigten te bezorgen, voor de krijs- of staatsgesteldheid van Frankrijk of van zijne bondgenooten nadeelig; zoo zullen zij die deze verstandhouding gevoerd zullen hebben, met uitbanning gestraft worden: onverminderd zwaarder straffen in het geval, dat deze berigtgevingen het gevolg mogten geweest zijn van maatregelen, die een daad of bedrijf van spionaadje uitmaakten. 78. Si la correspondance avec les sujets d'une puissance ennemie, sans avoir pour objet l'un des crimes énoncés en l'article précédent, a néanmoins eu pour résultat de fournier aux ennemis des instructions nuisibles à la situation militaire ou politique de la France ou de ses alliés, ceux qui auront entretenu cette correspondance seront punis du bannissement, sans préjudice de plus fortes peines dans le cas où ces instructions auraient été la suite d'un concert constituant un fait d'espionnage.
79. De straffen bij artt. 76 en 77 gesteld, zullen dezelfde zijn, hetzij de aanslagen aldaar vermeld, ten aanzien van Frankrijk gesmeed mogten zijn, hetzij zij ingerigt mogten zijn tegen de bondgenooten van Frankrijk, zich tegen den gemeenen vijand verzettende. 79. Les peines exprimées aux articles 76 et 77 seront les mêmes, soit que les machinations ou manoeuvres éconcées en ces articles aient été commises envers la France, soit qu'elles l'aient été envers les alliés de la France agissant contre l'ennemi commun.
80. Met de straffen bij art. 76 uitgedrukt, zullen gestraft worden alle ambtenaren, alle agenten (of bewindslieden) van de hooge regering, en iedereen, die in zijnen post of uit hoofde van zijnen staat met het geheeim eener Staatsonderhandeling of onderneming, belast of vertrouwd zijnde, dat geheim aan agenten van eene buitenlandsche mogendheid of van den vijand verraden zal hebben. 80. Sera puni des peines exprimées en l'article 76, tout agent du Gouvernement, ou toute autre personne qui, chargée ou instruite officiellement ou à raison de son état, du secret d'une négociation ou d'une expédition, l'aura livré aux agens d'une puissance étrangère ou de l'ennemi.
81. Ieder openbaar ambtenaar, ieder agent (of bewindsvoerder) der hooge regering, of wie door dezelve over eenige zaak gesteld is, uit hoofde zijner bediening, met de bewaring van kaarten of plans van vestingswerken, tuighuizen: havens of reeden belast, die deze kaarten of plans, of een van die, aan den vijand of zijne agenten overgeleverd zal hebben, zal met den dood gestraft en zijne goederen verbeurd verklaard worden.
Ingeval hij die kaarten of plans aan agenten eener met Frankrijk verbondene of onzijdige buitenlandsche mogendheid heeft overgeleverd, zal hij met uitbanning gestraft worden.
81. Tout fonctionnaire public, tout agent, tout préposé du Gouvernement, chargé, à raison de ses fonctions, du dépôt des plans de fortifications, arsenaux, ports ou rades, qui aura livré ces plans ou l'un de ces plans à l'ennemi ou aux agens de l'ennemi, sera puni de mort et ses biens seront confisqués.

Il sera puni du bannissement, s'il a livré ces plans aux agens d'une puissance étrangère, neutre ou alliée.
[ 29 ]
82. Ieder ander persoon, die door omkooping, list, of geweld, de gezegde kaarten of plans magtig zijnde geworden, dezelve of aan den vijand of aan de agenten eener buitenlandsche mogendheid overgeleverd zal hebben, zal even als de ambtenaar of agent waar het vorig artikel van handelt, en naar de onderscheidingen daarbij bepaald, gestraft worden.
Ingeval de gezegde kaarten of plans, zonder eenig voorafgaand gebruik maken van slinksche wegen, in handen van dengene die ze overgeleverd heeft, geraakt mogten zijn, zal de straf in het eerste geval, bij art. 81 gemeld, de wegvoering naar een oord van ballingschap zijn;
En in het tweede geval van hetzelfde artikel, eene gevangenzetting van twee tot vijf jaren.
82. Toute autre personne qui, étant parvenue, par corruption, fraude ou violence, à soustraire lesdits plans, les aura livrés ou à l'ennemi ou aux agens d'une puissance éstrangère, sera punie comme le fonctionnaire ou agent mentionné dans l'article précédent, et selon les distinctions qui y sont établies.
Si lesdits plans se trouvaient, sans le préalable emploi de mauvaises voies, entre les mains de la personne qui les a livrés, la peine sera, au premier cas mentionné dans l'article 81, la déportation;
Et au second cas du même article, un emprisonnement de deux à cinq ans.
83. Al wie de vijandelijke verspieders of op ontdekking uitgezonden soldaten, hem als zoodanig bekend, verborgen zal hebben of doen verbergen, zal ter dood veroordeeld worden. 83. Quiconque aura recélé, ou aura fair recéler les espions ou les soldats ennemis envoyés à la découverte et qu'il aura connus pour tels, sera condamné à la peine de mort.
84. Al wie door vijandelijkheden, bij de hooge regering niet goedgekeurd den Staat aan eene oorlogsverklaring blootgesteld zal hebben, zal met uitbanning gestraft worden, en indien er de oorlog uit ontstaat, met wegvoering naar een oord van ballingschap. 84. Quiconque aura, par des actions hostiles non approuvées par le Gouvernement, exposé l'État à une déclaration de guerre sera puni du bannissement; et si la guerre s'en est suivie, de la déportation.
85. Al wie door feitelijkheden bij de hooge regering niet goedgekeurd, Franschen aan de gevolgen der wedervergelding of repressalien blootstelt, zal met uitbanning gestraft worden.

85. Quiconque aura, par des actes non approuvés par le gouvernement, exposé des Français à éprouver des représsailes, sera puni du bannissement.

[ 30 ]

TWEEDE AFDEELING.

SECTION II.

Van de misdaden tegen de inwendige veiligheid van den Staat.

Des crimes contre la sûreté intérieure de l'État.

§ 1.

§ 1.

Van aanslagen en zamenspanningen tegen den keizer en het Keizerlijk geslacht.

Des attentats et complots dirigés contre l'Empereur et en familie.

86. De aanslag of zamenspanning tegen het leven of den persoon des Keizers, is misdaad van gekwetste majesteit. Deze misdaad wordt als vadermoord gestraft, en brengt bovendien de verbeurdverklaring van goederen met zich. 86. L'attentat ou le complot contre la vie ou contre la personne de l'Empereur, est crime de lèse-majesté; ce crime est puni comme parricide, et emporte de plus la confiscation des biens.
Art. 1, wet
29 Junij 54.
De doodstraf wordt uitgevoerd enz.
Art. 13 van het Wetboek van Strafregt wordt afgeschaft.
87. De aanslag of zamenspanning tegen het leven of den persoon van de leden van het Keizerlijk geslachtl;
De aanslag of zamenspanning, waarvan het oogmerk zal zijn,
Het zij omstooting of verandering van de hooge regering of van de orde der opvolging tot den troon;
Het zij het in de wapenen brengen der burgers of inwoners tegen het keizerlijk gezag;
Zullen met de straffe des doods en verbeurdverklaring van goederen gestraft worden.
87. L'attentat ou le complot contre la vie ou la personne des membres de la famille impériale;
L'attentat ou le complot dont le but sera,
Soit de détruire ou de changer le Gouvernement, ou l'ordre de successibilité au trône;
Soit d'exciter les citoyens ou habitans à s'armer contre 'autorité impériale;
Seront punis de la peine de mort et de la confiscation des biens.
88. De aanslag heeft zijn bestaan, zoodra er eene daad gepleegd of begonnen is gepleegd te worden om tot het in uitvoer brengen dezer misdaden te geraken, alhoewel zij niet voleindigd zijn geworden. 88. Il y a attentat dès qu'un acte est commis ou commencé pour parvenir à l'exécution de ces crimes, quoiqu'ils n'aient pas été consommés.
89. De zamenspanning heeft haar bestaan, zoodra twee of meer zamenspanners het besluit tot de onderneming onderling afgesproken en bepaald hebben, schoon de aanslag nog geen werkelijk bestaan verkregen mogt hebben. 89. Il y a complot dès que la résolution d'agir est concertée et arrêtée entre deux conspirateurs ou un plus grand nombre, quoiqu'il n'y ait pas eu d'attentat.
90. Wanneer er geene bepaalde zamenspanning is, maar een voorstel gedaan en niet aangenomen, om er eene aan te gaan, tot bereiking der misdaad bij art. 86 vermeld, zal hij, die dit voorstel gedaan heeft, met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden. 90 S'il n'y a pas en de complot arrêté, mais une proposition faite et non agréée d'en former un pour arriver au crime mentionné dans l'article 86, celui qui aura fair une telle proposition sera puni de la réclusion.
[ 31 ]

§ 2.

§ 2.

Van de misdaden, strekkende om den Staat door burgerlijken oorlog te beroeren; het onwettig gebruik der gewapende magt en openbare plundering en verwoesting.

Des crimes tendant à troubler l'État par le guerre civile, l'illégal emploi de la force armée, la dévastation et le pillage publics.

91. De aanslag of zamenspanning die ten oogmerk heeft, hetzij burgerlijke oorlog te verwekken, door de burgers of inwoners tegen elkander in de wapenen te brengen of daartoe op te zetten;

Hetzij, de verwoesting, den moord, en de plundering in eene of meerdere gemeenten te brengen;
Zal met doodstraffe gestraft worden, en de goederen den schuldigen zullen verbeurd verklaard worden.
91. L'attentat ou le complot dont le but sera, soit d'exciter la guerre civile en armant ou en portant les citoyens ou habitans à s'armer les uns contre les autres;
Soit de porter la dévastation, le massacre et le pillage dans une ou plusieurs communes,
Seront punis de la peine de mort, et les biens des coupables seront confisqués.
92. Met doodstraffe en verbeurdverklaring van goederen zullen diegenen gestraft worden, die zonder door het wettig gezag gelast of gematigd te zijn, gewapende benden in dienst zullen hebben genomen, of doen nemen, soldaten geworven of doen werven, of wapenen of oorlogsbehoeften aan dezelven verschaft of verzorgd zullen hebben. 92. Seront punis de mort et de la confiscation de leurs biens, ceux qui auront levé ou fait lever des troupes armées, engagé en enrôlé, fait engager ou enrôler des soldats, ou leur auront fourni ou procuré des armes ou munitions, sans ordre ou autorisation du pouvoir légitime.
93. Die zonder regt of wettige reden, het bevel van eenige grootere of kleinere legerbende, van eene vloot, een scheeps·smaldeel, van een oorlogschip, van eene vesting, van een krijgspost, van eene haven, van eene stad opgevat of aangenomen zullen hebben;
Die, tegen het bevel der hooge regering, eenig krijgsbevel hoegenaamd ook, behouden zullen hebben; en
De bevelhebbers, die na gegeven bevel tot afdanking of verspreiding, hun leger of bende bijeen gehouden zullen hebben;
93 Ceux qui, sans droit ou motif légitime, auront pris le commandement d'un corps d'armée, d'une troupe, d'une flotte, d'une escadre, d'un bâtiment de guerre, d'une place forte d'un poste, d'un port, d'une ville;
Ceux qui auront retenu, contre l'ordre du Gouvernement, un commandement militaire quelconque;
Les commandans qui auront tenu leur armée ou troupe rassemblée, après que le licenciement on la séperation en auront été ordonnés;
[ 32 ]
Zullen met de doodstraf gestraft worden, en hunne goederen verbeurd verklaard. Seront punis de la peine de mort, et leurs biens seront confisqués.
94. Al wie, magt hebbende om over den gewapenden arm te beschikken, denzelven tegen eene wettige verligting [2]) van krijgsvolk zal hebben opgeroepen of bevolen te gebruiken, doen oproepen of bevelen te gebruiken, zal met de wegvoering naar een oord van ballingschap gestraft worden.
Indien deze oproeping of dit bevel zijne uitwerking heeft, zal de schuldige met den dood gestraft worden en zijne goederen verbeurd verklaard worden.
94. Toute personne qui, pouvant disposer de la force publique, en aura requis ou ordonné, fait requérir ou ordonner l'action ou l'emploi contre la levée des gens de guerre légalement établie, sera punie de la déportation.
Si cette réquisition ou cet ordre ont été suivis de leur effet, le coupable sera puni de mort, et ses biens seront confisqués.
95. Al wie gebouwen, voorraadhuizen, tuighuizen, schepen, of andere eigendommen den Staat toebehoorende, in brand gestoken, of door de ontbranding van een mijn vernield zal hebben, zal met den dood gestraft en zijne goederen verbeurd verklaard worden. 95. Tout individu qui aura incendié ou détruit, par l'explosion d'une mine, des édifices, magasins, arsenaux, vaisseaux, [ou] autres propriétés appartenant à l'Etat, sera puni de mort, et ses biens seront confisqués.
96. Al wie, hetzij om zich meester te maken van publieke domeinen, bezittingen of gelden, van vastigheden, steden, sterkten, posten, voorraad- of tuighuizen, havens, schepen of vaartuigen, den Staat toebehoorende, hetzij om publieke of nationale goederen of die aan eenige gemeenschap van burgers toebehooren, te plunderen [3]), hetzij eindelijk, om op en jegens den gewapenden arm, tegen de daders van deze misdaden werkzaam, aanval of weêrstand te doen, zich aan het hoofd van gewapende benden of hoopen gesteld, of bij zoodanige hoopen eenige bediening of bevel geoefend zal hebben, zal met den dood gestraft en zijne goederen verbeurd verklaard worden.
Dezelfde straf zal degenen aangedaan worden, die zoodanige zamenrotting belegd of bestierd zullen hebben, deze hoopen aangeworven of doen aanwerven, hun eenige vorm of inrigting (organisatie)gegeven of doen geven; die hun, willens en wetens, van wapenen, krijgsbehoeften, en middelen tot uitvoering der misdaad voorzien zullen hebben of verzorgd, of ook toevoer van levensmiddelen, toegevoegd of toegezonden; of die op eenige andere wijze met de bestuurders of bevelhebbers dier gewapende hoopen in verstandhouding geweest zullen zijn.
96. Quiconque, soit pour envahir des domaines, propriétés ou deniers publics, places, villes, forteresses, postes. magasins, arsenaux, ports, vaisseaux ou bâtimens appartenant à l'État, soit pour piller ou partager des propriétés publiques ou nationales, ou celles d'une généralité de citoyens, soit enfin pour faire attaque ou résistance euvers la force publique agissant contre les auteurs de ces crimes, se sera mis à la tête de bandes armées, ou y aura exercé une fonction ou commandement quelconque, sera puni de mort, et ses biens seront confisqués.
Les mêmes peines seront appliquées à ceux qui auront dirigé l'association, levé ou fait lever, organisé ou fait organiser les bandes, ou leur auront, sciemment et volontairement, fourni ou procuré des armes, munitions et instrumens de crime, ou envoyé des convois de subsistances, ou qui auront de toute autre manière pratiqué des intelligences avec les directeurs ou commandans des bandes.
[ 33 ]
97. In geval van het plegen van een of meer der misdaden, bij artikel 86, 87 en 91 vermeld, of wel van de bloote poging daartoe, door eenen zaamgerotten hoop, zal de doodstraf met verbeurdverklaring van goederen aan al degenen, die tot den troep behooren en op de plaats der oproerige zamenrotting gevat zullen zijn, zonder onderscheid van rang, opgelegd moeten worden.

Met dezelfde straffen zal gestraft worden, ofschoon niet op de plaats gevat zijnde, al wie het oproer belegd of bestierd heeft, of in den hoop eenige bediening bekleed of eenig bevel gevoerd zal hebben.
97. Dans le cas où l'un ou plusieurs des crimes mentionnés aux articles 86, 87 et 91 auront été exécutés ou simplement tentés par une bande, la peine de mort avec confiscation des biens sera appliquée, sans distinction de grades, à tous les individus faisant partie de la bande et qui auront été saisis sur le lieu de la réunion séditieuse.
Sera puni des mêmes peines, quoique non saisi sur le lieu, quiconque aura dirigé la sédition, ou auta exercé dans la bande un emploi ou commandement quelconque.
98. Buiten het geval, dat de oproerige zamenrotting een of meer der misdaden bij artikel 86, 87 en 91 vermeld, ten oogmerke of gevolge heeft, zal ieder die tot de bovengezegde benden behoort, zonder daarin eenige bediening te bekleeden of bevel te voeren, en op de plaats gevat wordt, met wegvoering naar een oord van ballingschap gestraft worden. 98 Hors le cas où la réunion séditieuse aurait eu pour objet ou résultat l'un ou plusieurs des crimes énoncés aux articles 86, 87 et 91, les individus faisant partie des bandes dont il est parlé ci-dessus, sans y exercer aucun commandement ni emploi, et qui auront été saisis sur le lieux, seront punis de la déportation.
99. Diegenen, die, van den toeleg en den aard der gezegde zaamgerotte hoopen bewust, hun, buiten dwang, herberg, schuilplaatsen of vergaderplaatsen verschaft zullen hebben, zullen tot dwangarbeid voor eenen tijd (tuchthuisstraf van vijf tot vijftien jaren) veroordeeld worden. 99. Ceux qui, connsaissant le but et le caractère desdites bandes, leur auront, sans contrainte, fourni des logemens, lieux de retraite ou de réunion, seront condamnés à la peine des travaux forcés à temps.
[ 34 ]
100. Geenerlei straf zal ter zake van oproer tegen dezulken gewezen worden, die in deze zaamgerotte troepen deel ge</includeonlky>had hebbende zonder daar eenig bevel in te voeren of eenige post of bediening in te bekleeden zich op de eerste waarschuwing der burgerlijke magt, of der krijgsmagt, of zelfs later, daarvan afgescheiden hebben, wanneer zij niet dan buiten de plaats der oproerige zamenrotting, zonder tegenstand te doen en zonder wapens, gevat worden.

In deze gevallen zullen zij niet gestraft worden, dan wegens de bijzondere misdaden, persoonlijk door hen begaan; niettemin zullen zij voor vijf, of ten hoogste voor tien jaren, onder het bijzondere toezigt der hooge policie gesteld mogen worden.
100. Il ne sera prononcé aucune peine, pour le fait de sédition, contre ceux qui, ayant fait partie de ces bandes sans y exercer aucun commandement, et sans y remplir aucun emploi ni fonction, se seront retirés au premier avertissement des autorités civiles ou militaires, ou même depuis, lorsqu'ils n'auront été saisis que hors des lieux de la réunion séditieuse, sans opposer de résistance et sans armes.
Ils ne seront punis, dans ces cas, que des crimes particuliers qu'ils auraient personnellement commis; et néanmoins ils pourront être renvoyés, pour cinq ans ou au plus jusqu'à dix, sous la surveillance spéciale de la haute police.
101. Onder de benaming van wapens, worden alle zoo snijdende als puntiggescherpte of kneuzende werktuigen begrepen.
Zakmessen en scharen, en eenvoudige rottingen, zullen niet voor wapenen gehouden worden, dan voor zoo verre daar gebruik van gemaakt mogt zijn om te dooden, te kwetsen of te slaan.
101. Sont compris dans le mot armes, toutes machines, tous instrumens ou ustensiles tranchans, perçans ou contondans.
Les couteaux et ciseaux de poche, les cannes simples, ne seront réputés armes qu'autant qu'il en aura été fait usage pour tuer, blesser our frapper.

Bepaling omtrent beide de twee leden dezer afdeling.

Disposition commune aux deux paragraphes de la présente section.

102. Als schuldig aan de misdaden en zamenspanningen in deze afdeeling vermeld, zullen gestraft worden al degenen, die, hetzij bij wege van gesprekken op openbare plaatsen en bijeenkomsten gevoerd, hetzij bij wege van aangeslagen plakkaten, hetzij door gedrukte (ge)schriften, de ingezetenen of inwoners tot het plegen daarvan, regtstreeks opgezet zullen hebben.
Ingeval echter deze opzettingen van geenerlei uitwerksel gevolgd mogten zijn, zullen de daders daarvan met bloote uitbanning gestraft worden.
102. Seront punis comme coupables des crimes et complots mentionnés dans la présente section, tous ceux qui, soit par discours tenus dans lieux ou réunions publics, soit par placards affichés, soit par des écrits imprimés, auront excité directement les citoyens ou habitans à les commettre.
Néanmoins, dans le cas où lesdites provocations n'auraient été suivies d'aucun effet, leurs auteurs seront simplement punis du bannissement.
(Zie art. 1, Wet 16 Mei 1829, Stbl. 34; ad art. 367.)
[ 35 ]

DERDE AFDEELING.

SECTION III.

Van het openbaren of verhelen der misdaden, waar de in- of uitwendige veiligheid van den staat mee gemengd is.

De la révélation et de la non-révélation des crimes qui compromettent la sûreté intérieure ou extérieure de l'État.

103 Al wie kennis dragende van zamenspanningen of misdaden, aangegaan of beraamd tegen de in- of uitwendige veiligheid van den Staat, deze samenspanningen of misdaden niet aangegeven, en, hetzij aan de hooge regering, hetzij aan de autoriteiten van bestuur of van regtspolicie, de omstandigheden daarvan tot zijne kennis gekomen, niet geopenbaard zal hebben, alles binnen de vier-en-twintig uren na het bekomen van deze zijne kennis, zal, ook zelfs wanneer hij blijken mogt van alle medepligtigheid vrij en uitgesloten zijn, ter zake van dit verhelen alleen, op de volgende wijze, en met inachtneming van de volgende onderscheidingen, gestraft worden. 103 Toutes personnes qui ayant eu connaissance de complots formés ou de crimes projetés contre la sûreté intérieure ou extérieure de l'État, n'auront pas fait la déclaration de ces complots ou crimes, et n'auront pas révélé au Gouvernement, ou aux autorités administratives ou de police judiciaire, les circonstances qui en seront venues à leur connaissance, le tout dans le vingt-quatre heures qui auront suivi ladite connaissance, seront, lors même qu'elles seraient reconnues exemptes de toute complicité, punies, pour le seul fait de non-révélation, de la manière et selon les disctinctions qui suiveut.
104. In geval van gekwetste Majesteit, zal ieder die de aangevingen bij het vorig artikel voorgeschreven, niet gedaan zal hebben, met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden. 104 S'il s'agit du crime de lèse-majesté, tout individu qui, au cas de l'article précédent, n'aura point fait les déclarations qui y sont prescrites, sera puni de la réclusion.
105. In geval van de andere misdaden of zamenspanningen in dit hoofdstuk vermeld, zal ieder die de aangevingen bij artikel 103 niet gedaan zal hebben, gestraft worden met eene gevangenzetting voor twee tot vijf jaren, en met eene boete van vijf honderd tot twee-duizend franken. 105. A l'égard des autres crimes ou complots mentionnés au présent chapitre, toute personne qui en étant instruite n'aura pas fait les déclarations prescrites par l'article 103, sera punie d'un emprisonnement de deux à cinq ans, et d'une amende de cinq cents francs à deux mille francs.
106. Die van de gezegde verheelde misdaden of zamenspanningen kennis gedragen heeft, zal tot zijne verschooning niet mogen inbrengen, dat hij dezelve niet goedkeurd, of zelfs dat hij er zich tegen verzet, en getracht zou hebben, de ontwerpers of deelhebbers, daarvan af te raden. 106. Celui qui aura eu connaissance desdits crimes ou complots non révélés, ne sera point admis à excuse sur le dondement qu'il ne les aurait point approuvés, ou même qu'il s'y serait opposé, et aurait cherché à en dissuader leurs auteurs.
[ 36 ]
107 In geval echter de belegger van, of schuldige aan de zamenspanning of misdaad, echtgenoot (al ware het na de ontbinding des huwelijks), vader of moeder, nabestaande in op- of nedergaande linie, broeder of zuster, of in eene dezer zelfde betrekkingen aangehuwde ware van dengene, die van deze verheling beschuldigd wordt, zal deze aan de straffen bij de vorige artikelen gesteld, niet onderworpen zijn, maar bij het vonnis, onder het bijzonder toezigt der hooge policie gesteld mogen worden, voor eenen tijd die geene tien jaren te boven zal gaan. 107. Néanmoins, si l'auteur du complot ou crime est époux, même divorcé, ascendant ou descendant, frère ou soeur, ou allié aux mêmes degrés, de la personne prévenue de reticence, celle-ci ne sera point sujette aux peines portées par les articles précédens; mais elle pourra être mise, par l'arrêt ou le jugement, sous la surveillance spéciale de la haute police, pendant un temps qui n'excédera point dix ans.
(Zie artt. 14, 65 Wetb. v. Strafv.)
108. Van de straffen, tegen de beleggers van, of schuldigen aan zamenspanning of andere misdaden, die de in- en uitwendige veiligheid van den Staat aantasten, zullen vrijgesteld zijn, diegenen van hen, die vóór alle in het werkstelling of poging tot in het werkstelling der zamenspanning of misdaad, en eer er eenige vervolging over gedaan wordt, het eerst aan de gestelde magten bij art. 103 gemeld, kennis gegeven zullen hebben van die zamenspanningen of misdaden en van derzelver beleggers, schuldigen of medepligtigen; ook die, zelfs na den aanvang der vervolgingen, het inhechtenisnemen der gezegde beleggers, schuldigen of medepligtigen te weeg gebragt zullen hebben.
Echter zullen de schuldigen die dezer kennisgevingen gedaan of deze hechtenissen te weeg gebragt zullen hebben veroordeeld kunnen worden om hun leven lang, of een tijd lang, onder het bijzonder toezigt der hooge policie te blijven.
108. Seront exemptés des peines prononcées contre les auteurs de complots ou d'autres crimes attentatoires à la sûreté intérieure ou extérieure de l'État, ceux des [coupables] qui, avant toute exécution ou tentative de ces complots ou de ces crimes, et avant toutes poursuites commencées, auront les premiers donné aux autorités mentionnées en l'article 103, connaissance de ces complots ou crimes et de leurs auteurs ou complices, ou qui, même depuis le commencement des poursuites, auront procuré l'arrestation desdits auteurs ou complices.
Les coupables qui auront donné [ces connaissances] ou procuré ces arrestations, pourront néanmoins être condamnés à rester pour la vie ou à temps sous la surveillance spéciale de la haute police.



[ 37 ]

TWEEDE HOOFDSTUK.

CHAPITRE II.

Van de misdaden en wanbedrijven tegen de Staatsregeling (of constitutie des Rijks).

Des crimes et délits contre les constitutions de l'Empire.

EERSTE AFDEELING.

SECTION I.

Misdaden en wanbedrijven, betrekkelijk tot de uitoefening der burgerschapsregten.

Crimes et délits rélatifs à l'exercice des droits civiques.

109. Wanneer een of meer burgers, door middel van zamenrotting, dadelijkheden, of dreigementen, verhinderd zullen zijn hunne burgerschapsregten uit te oefenen, zal ieder der schuldigen gestraft worden met eene gevangenzetting ten minste voor zes maanden, en ten hoogste voor twee jaren, en met ontzetting van het regt van stemgeving en stembaarheid, gedurende ten minste vijf, en ten hoogste tien jaren. 109 Lorsque, par attroupement, voies de fait ou menaces, on aura empêché un ou plusieurs citoyens d’exercer leurs droits civiques, chacun des coupables sera puni d’un emprisonnement de six mois au moins et de deux ans au plus, et de l’interdiction du droit de voter et d’être éligible, pendant cinq ans au moins et dix ans au plus.
110. In geval deze misdaad gepleegd is geworden, ingevolge van een beraamd opzet, bestemd om hetzij door het gansche Rijk, [4]) hetzij in een of meer gemeente-ringen (arrondissemens-communaux) in uitvoer gebragt te worden, zal de straf in uitbanning bestaan. 110. Si ce crime a été commis par suite d'un plan concerté pour être exécuté soit dans tout l'Empire, soit dans un ou plusieurs départements, soit dans un ou plusieurs arrondissements communaux, la peine sera le bannissement.
111. Ieder burger, die bij eene stemming belast zijnde met het opnemen van de stembriefjes der burgeren, betrapt zal worden deze stembriefjes te vervalschen, of eenige van die te verduisteren, of daar eenige bij te voegen, of op de briefjes van ongeletterde stemgeregtigden [5]), andere namen te schrijven dan hem opgegeven zijn, zal met de kaak gestraft worden, (eene correctionele gevangenisstraf van drie tot vijf jaren en ontzetting van de regten in art. 8 der wet (29 Junij 54) vermeld, voor vijf tot tien jaren). 111. Tout citoyen qui, étant chargé, dans un scrutin, du dépouillement des billets contenant les suffrages des citoyens, sera surpris falsifiant ces billets ou en soustrayant de la masse, ou en y ajoutant, ou inscrivant sur les billets des votants non lettrés des noms autres que ceux qui lui auraient été déclarés, sera puni de la peine du carcan.
Art. 8, wet
29 Junij 54
— — De ontzettingen van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 5 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van dat Wetboek toepast.
[ 38 ]
112. Alle andere personen, die zich aan de feiten in het vorig artikel uitgedrukt, schuldig maken, zullen gestraft worden met eene gevangenzetting ten minste voor zes maanden, en ten hoogste voor twee jaren, en met de ontzetting van het regt van stemming en stembaar te zijn gedurende ten minste vijf, en ten hoogste tien jaren. 112. Toutes autres personnes coupables des faits énoncés dans l'article précédent, seront punies d'un emprisonnement de six mois au moins et de deux ans au plus, et de l'interdiction du droit de voter et d'être éligibles pendant cinq ans au moins et dix ans au plus.
113. Ieder burger, die in de verkiezingen, eene stem, voor welk eenen prijs ook, gekocht of verkocht heeft, zal gestraft worden met ontzetting van de regten van burger en van alle openbare ambten en bedieningen, ten minste voor vijf, en ten hoogste voor tien jaren.

Bovendien zullen de verkooper en de kooper der stem, ieder tot eene boete veroordeeld worden, ten bedrage van de dubbele waarde van hetgene gegeven of beloofd is.
113. Tout citoyen qui aura, dans les élections, acheté ou vendu un suffrage à un prix quelconque, sera puni d'interdiction des droits de citoyen et de toute fonction ou emploi public, pendant cinq ans au moins et dix ans au plus.
Seront en outre le vendeur et l'acheteur du suffrage, condamnés chacun à une amende double de la valeur des choses reçues ou promises.
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — De ontzetting van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van — — art. 113 van het Wetboek van Strafregt alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van dat Wetboek toepast.




TWEEDE AFDEELING.

SECTION II.

Daden, die de vrijheid aanranden.

Attentats à la liberté.

114. Wanneer een openbaar ambtenaar, een agent of in eenigen post aangestelde van de hooge regering, eenige daad van willekeur en waardoor inbreuk geschiedt, hetzij op de persoonlijke vrijheid, hetzij op de burgerschapsregten van een of meer burgers, hetzij op de staatsregeling van het Rijk, (bevolen of gepleegd zal hebben [6]), zal hij tot de straf van onzetting van de burgerschapsregten veroordeeld worden, (eene correctionele gevangenisstraf van een tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten, in art. 8 dezer wet (29 Junij 54) vermeld, van vijf tot tien jaren). 114. Lorsqu'un fonctionnaire public, un agent ou un préposé du gouvernement, aura ordonné ou fait quelque acte arbitraire, et attentatoire soit à la liberté individuelle, soit aux droits civiques d'un ou de plusieurs citoyens, soit aux constitutions de l'Empire, il sera condamné à la peine de la dégradation civique.
[ 39 ]
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — De ontzettingen van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 5 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van dat Wetboek toepast.
Indien hij echter zijn bedrijf door het bevel van zijne hongeren in zaken tot derzelver gezag behoorende, en waarin (hij) hun volstrekte gehoorzaamheid verschuldigd was, restvaardigen kan, zal hij van de straf vrijgesteld zijn, die in dat geval, alleen aan degenen, die het bevel gegeven heeft, opgelegd zal worden. Si néanmoins il justifie qu'il a agi par ordre de ses supérieurs pour des objets du ressort de ceux-ci, et sur lesquels il leur était dû obéissance hiérarchique, il sera exempt de la peine, laquelle sera, dans ce cas, appliquée seulement aux supérieurs qui auront donné l'ordre.
115. Indien het een minister is, die zulk eene daad als in het vorig artikel vermeld wordt, bevolen of gepleegd heeft, en hij, na de aanzoeken bij artikel 63 en 67 van het raadsbesluit van den 28 floreal van het jaar XII vermeld, deze daden weigert of verzuimt binnen de termijnen bij datzelfde raadsbesluit bepaald, te doen herstellen, zal hij met uitbanning‚ gestraft worden. 115. Si c'est un ministre qui a ordonné ou fait les actes ou l'un des actes mentionnés en l'article précédent, et si, après les invitations mentionnées dans les articles 63 et 67 du sénatus-consulte du 28 floréal an XII, il a refusé ou négligé de faire réparer ces actes dans les délais fixés par ledit sénatus-consulte, il sera puni du bannissement.
(Zie wet 22 April 1855, Stbl. 33.
116. In geval de ministers, beklaagd, van tot de daad met de Staatsregeling strijdig, hun bevel of gezag verleend te hebben, voorgeven, dat de hen bezwarende teekening bij verrassing verkregen is, zoo zullen zij verpligt zijn, de daad afdoende [7]), dengene aan te geven, dien zij schuldig aan deze verrassing verklaren; bij gebreke waarvan zij persoonlijk vervolgd zullen worden. 116. Si les ministres prévenus d'avoir ordonné ou autorisé l'acte contraire aux constitutions, prétendent que la signature à eux imputée leur a été surprise, ils seront tenus, en faisant cesser l'acte, de dénoncer celui qu'ils déclareront auteur de la surprise; sinon, ils seront poursuivis personnellement.
[ 40 ]
117. De schaden en intressen, die ter zake van de inbreuken bij art. 114 vermeld, uitgewezen zouden mogen worden, zullen hetzij bij de strafvordering, hetzij bij wege van civiele regtsvordering geëischt en naar gelange van de personen, de omstandigheden en het geleden nadeel, geregeld worden; zonder dat echter in eenig geval, en wie ook de verkorte of verongelijkte persoon zijn mag, deze schaden en intressen beneden de 25 franken voor ieder dag van onwettige en willekeurige hechtenis [8]), en ten aanzien van ieder persoon, gesteld mogen worden. 117. Les dommages-intérêts qui pourraient être prononcés à raison des attentats exprimés dans l'article 114, seront demandés, soit sur la poursuite criminelle, soit par la voie civile, et seront réglés, en égard aux personnes, aux circonstances et au préjudice souffert, sans qu'en aucun cas, et quel que soit l'individu lésé, lesdits dommages-intérêts puissent être au-dessous de vingt-cinq francs pour chaque jour de détention illégale et arbitraire et pour chaque individu.
118. In geval de daad, strijdig met de Staatsregeling, geschied is op eene valsche naamteekening van Ministers of andere openbare ambtenaren, zullen de handdadigen aan de valsche naamteekening en die daar met voorweten gebruik van gemaakt hebben, met dwangarbeid voor een tijd (tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden, waarvan alsdan altijd het hoogste (het maximum) opgelegd zal moeten worden. 118. Si l'acte contraire aux constitutions a été fait d'après une fausse signature du nom d'un ministre ou d'un fonctionnaire public, les auteurs du faux et ceux qui en auront sciemment fait usage, seront punis des travaux forcés à temps, dont le maximum sera toujours appliqué dans ce cas.
119. De openbare ambtenaren met de regerings- of regtspolitie belast, die weigerig of nalatig zijn aan een wettigen opeisch (of reclamatie), strekkende om van onwettige en willekeurige hechtenissen [9]) te doen blijken, hetzij in de huizen ter bewaring van verzekerde personen, hetzij elders, te voldoen, en die niet zullen doen blijken dezelve aan hooger gezag aangegeven te hebben, zullen gestraft worden met ontzetting van de burgerschapsregten (eene correctionele gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten, in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld, van vijf tot tien jaren), en in de schaden en intressen gehouden zijn, welke geregeld zullen worden, als bij art. 117 gezegd is. 119. Les fonctionnaires publics chargés de la police administrative ou judiciaire, qui auront refusé ou négligé de déférer à une réclamation légale tendant à constater les détentions illégales et arbitraires, soit dans les maisons destinées à la garde des détenus, soit partout ailleurs, et qui ne justifieront pas les avoir dénoncées à l'autorité supérieure, seront punis de la dégradation civique, et tenus des dommages-intérêts, lesquels seront réglés comme il est dit dans l'article 117.
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — De ontzettingen van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 5 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van dat Wetboek toepast.</includeonly
[ 41 ]
Art. 8, wet
29 Junij 54.
120. Wanneer de cipiers en opsluiters der bewaar-, gijzel-, gevangen- of strafhuizen, een gevangene innemen zonder bevelschrift of vonnis, of zonder bij voorraad gegeven last (provisionele last) van de hnoge regering; wanneer zij hem vasthouden of weigeren te vertoonen aan den policie-ambtenaar of die deszelfs bevel toont, zonder te doen blijken van het verbod van den keizerlijken procureur, of van den regter; wanneer zij weigeren hunne gevangenlijst aan den policie-ambtenaar te vertoonen; zullen zij, als schuldig aan willekeurige hechtenis [10]), gestraft worden met gevangenzetting voor den tijd van zes maanden tot twee jaren, en eene geldboete van zestien tot twee honderd franken. 120. Les gardiens et concierges des maisons de dépôt, d'arrêt, de justice ou de peine, qui auront reçu un prisonnier sans mandat ou jugement, ou sans ordre provisoire du Gouvernement; ceux qui l'auront retenu ou auront refusé de le représenter à l'officier de police ou au porteur de ses ordres sans justifier de la défense du procureur impérial ou du juge; ceux qui auront refusé d'exhiber leurs registres à l'officier de police, seront, comme coupables de détention arbitraire, punis de six mois à deux ans d'emprisonnement, et d'une amende de seize francs à deux cents francs.
(Zie artt. 418, 422 Wetb. v. Strafv.)
121. Als schuldig aan ambtsmisdaad, zullen met ontzetting van de burgerschapsregten (eene correctionele gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten, in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) ver meld, van vijf tot tien jaren) gestraft worden, alle ambtenaren van regtspolicie, alle procureurs-generaal of keizerlijke procureurs, alle stedehouders [11]), alle regters, die een vonnis, een bevel schrift, of last, hetzij gevorderd, hetzij gegeven of geteekend zullen hebben, strekkende tot persoonlijke vervolging of beschuldiging, hetzij van een Minister, hetzij van een lid van den Senaat, van den Staatsraad, of van het wetgevend ligehaam, zonder daartoe gemagtigd te zijn als bij de Staatsregeling is voorgeschreven: of die, buiten het geval van bevinding op heeter daad of van den openbaren kreet, zonder op gelijke wijze daartoe gemagtigd te zijn, het bevel, of den last tot het gevangennemen of in hechtenis stellen van een of van meer Ministers, of leden van den Senaat, van den Staatsraad, of van het wetgevend ligchaam, gegeven of geteekend zullen hebben. 121. Seront, comme coupables de forfaiture, punis de la dégradation civique, tout officier de police judiciaire, tous procureurs généraux ou impériaux, tous substituts, tous juges, qui auront provoqué, donné ou signé un jugement, une ordonnance ou un mandat, tendant à la poursuite personnelle ou accusation, soit d'un ministre, soit d'un membre du Sénat, du Conseil d'État ou du Corps législatif, sans les autorisations prescrites par les constitutions; ou qui, hors les cas de flagrant délit ou de clameur publique, auront, sans les mêmes autorisations, donné ou signé l'ordre ou le mandat de saisir ou arrêter un ou plusieurs ministres, ou membres du Sénat, du Conseil d'État ou du Corps législatif.
[ 42 ]
(Zie art. 318, Wetb. v. Strafv.)
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — De ontzettingen van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 5 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van dat Wetboek toepast.
122. Desgelijks zullen met de ontzetting der burgerschapsregten (eene correctionele gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten, in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld, van vijf tot tien jaren) gestraft worden de procureurs-generaal of keizerlijke procureurs, hun stedehouders [12]), de regters of openbare ambtenaren, die iemand vastgezet zullen hebben of hebben doen vastzetten buiten de plaatsen, door de hooge regering, of door het regeringsbewind bepaald; of die eenen burger zullen hebben betrokken voor een Hof van zittingen [13]) of voor een bijzonder geregtshof, zonder dat hij vooraf wettig in staat van beschuldiging gesteld is geworden. 122 Seront aussi punis de la dégradation civique, les procureurs généraux ou impériaux, leurs substituts, les juges ou les officiers publics qui auront retenu ou fait retenir un individu hors des lieux déterminés par le Gouvernement ou par l'administration publique, ou qui auront traduit un citoyen devant une cour d'assises ou une cour spéciale, sans qu'il ait été préalablement mis légalement en accusation.
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — De ontzettingen van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 5 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van dat Wetboek toepast.



DERDE AFDEELING.

SECTION III.

Zamenspanning der ambtenaren.

Coalition de fonctionnaires.

[ 43 ]
123. Alle gemeene beraming van maatregelen, die met de wetten strijdig zijn, hetzij door vereeniging van personen of ligchamen aan wie eenig gedeelte van het openbaar gezag is toevertrouwd, hetzij door afgevaardigden of onderlinge verstandhouding, zal gestraft worden met gevangenzetting ten minste voor twee, ten hoogste voor zes maanden van ieder schuldige: en zal deze bovendien veroordeeld mogen worden tot ontzetting van de burgerschapsregten (in art. 8 der wet van 29 Junij i854 vermeld) en van alle openbare ambten, ten langste voor tien jaren tijds. 123. Tout concert de mesures contraires aux lois, pratiqué soit par la réunion d'individus ou de corps dépositaires de quelque partie de l'autorité publique, soit par députation ou correspondance entre eux, sera puni d'un emprisonnement de deux mois au moins et de six mois au plus, contre chaque coupable, qui pourra de plus être condamné à l'interdiction des droits civiques, et de tout emploi public, pendant dix ans au plus.
124. Wanneer er door de hier boven uitgedrukte middelen, maatregelen beraamd zijn geworden tegen de uitvoering der wetten of tegen de bevelen der hooge regering, zal de straf zijn, uitbanning.
Indien deze gemeene beraming plaats heeft gevonden tusschen de burgerlijke magten en de ligchamen die tot het krijgswezen behooren of derzelver hoofden, zullen de aanleggers of beleiders daarvan met wegvoering naar een oord van ballingschap gestraft, de andere schuldigen uitgebannen worden.
124. Si, par l'un des moyens exprimés ci-dessus, il a été concerté des mesures contre l'exécution des lois ou contre les ordres du Gouvernement, la peine sera le bannissement.
Si ce concert a eu lieu entre les autorités civiles et les corps militaires ou leurs chefs, ceux qui en seront les auteurs ou provocateurs seront punis de la déportation; les autres coupables seront bannis.
125. Ingeval deze gemeene beraming eene zamenspanning tegen de inwendige veiligheid van den Staat ten oogmerk of uitwerksel heeft, zullen de schuldigen met den dood gestraft en hunne goederen verbeurd verklaard worden. 125. Dans le cas où ce concert aurait eu pour objet ou résultat un complot attentatoire à la sûreté intérieure de l'État, les coupables seront punis de mort, et leurs biens seront confisqués.
126. Schuldig aan ambtsmisdaad (forfaiture) zullen zijn, en met ontzetting van de burgerschapsregten (eene correctionele gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting der regten, in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld, van vijf tot tien jaren) gestraft worden:
De openbare ambtenaren, die bij beraadslaging, besloten zullen hebben, hun afscheid [14]) te nemen, waarvan het oogmerk of gevolg zoude zijn dat daardoor, hetzij de bediening der regtsoefening, hetzij de vervulling van eenige dienst, hoegenaamd ook, verhinderd of opgeschort werd.
126. Seront coupables de forfaiture, et punis de la dégradation civique:






Les fonctionnaires publics qui auront, par délibération, arrêté de donner des démissions dont l'objet ou l'effet serait d'empêcher ou de suspendre soit l'administration de la justice, soit l'accomplissement d'un service quelconque.
[ 44 ]
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — De ontzettingen van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 5 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van dat Wetboek toepast.
  1. „Of den vijand ondersteuning in soldaten, manschappen, geld, levensmiddelen, wapenen of krijgsbehoeften te bezorgen.” Deze woorden ontbreken in de officiële vertaling.
  2. Beter: ligting.
  3. „of te verdeelen.” Deze woorden ontbreken in de officiële vertaling.
  4. „hetzij in een of meer departementen.” — Deze woorden ontbreken in de officiële vertaling.
  5. Beter: stemgeregtigden, die het schrijven niet kennen.
  6. Deze woorden ontbreken in de officiële vertaling.
  7. Beter: doende ophouden.
  8. Beter: gevangenhouding.
  9. Beter: gevangenhoudingen.
  10. Beter: gevangenhouding.
  11. Beter: substituten.
  12. Beter: substituten.
  13. Beter: Hof van Assises.
  14. Beter: ontslag te nemen.

VIERDE AFDEELING.

SECTION IV.

Aanmatigingen van regerings- en regtsbewind.

Emplétemens des autorités administratives et judiciaires.

127. Schuldig aan ambtsmisdaad zullen zijn en met ontzetting van de burgerschapsregten (eene correctionele gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten, in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld, van vijf tot tien jaren) gestraft worden:
1. De regters, procureurs-generaal, of keizerlijke procureurs, of hun stedehouders [1]), en de policie-ambtenaren, die zich eenige uitoefening van de wetgevende magt aangematigd zullen hebben, hetzij door reglementen te maken die wetgevende verordeningen inhouden, hetzij door de werking van eene of meer wetten op te houden of op te schorten, hetzij door raad te plegen of de wetten afgekondigd of in werking gebragt zullen worden.
2. De regters, de procureurs-generaal of keizerlijke procureurs of hun stedehouders [2]), de ambtenaren des regtsbewinds, die hun magt zouden mogen (zijn) te buiten gegaan met zich in zaken van regeringsbewind te steken, hetzij door reglementen over deze zaken te maken, hetzij door het uitvoeren der bevelen van de administrative autoriteiten te verbieden, of die, toegelaten of bevolen hebbende, leden of bewindslieden der regering uit hoofde van de uitoefening hunner bedieningen te dagvaarden, in de uitvoering van hun vonnissen of bevelen van dagvaarding zouden mogen volhard hebben niettegenstaande de tenietdoening die daar tegen uitgesproken of de strijdigheid (het conflict) van gezag, die hun aangezegd zou mogen zijn.
127. Seront coupables de forfaiture, et punis de la dégradation civique:






1. Les juges, les procureurs généraux ou impériaux, ou leurs substituts, les officiers de police, qui se seront immiscés dans l'exercice du [pouvoir] législatif, soit par des règlements contenant des dispositions législatives, soit en arrêtant ou en suspendant l'exécution d'une ou de plusieurs lois, soit en délibérant sur le point de savoir si les lois seront publiées ou exécutées.
2. Les juges, les procureurs généraux ou impériaux, ou leurs substituts, les officiers de police judiciaire, qui auraient excédé leur pouvoir, en s'immisçant dans les matières attribuées aux autorités administratives, soit en faisant des règlements sur ces matières, soit en défendant d'exécuter les ordres émanés de l'administration, ou qui, ayant permis ou ordonné de citer des administrateurs pour raison de l'exercice de leurs fonctions, auraient persisté dans l'exécution de leurs jugements ou ordonnances, nonobstant l'annulation qui en aurait été prononcée, ou le conflit qui leur aurait été notifié.
[ 45 ]
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — De ontzettingen van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 5 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van dat Wetboek toepast.
(Zie art. 12, wet houdende algem. bep. van Wetgeving.)
128. De regters, die op eene door het administratief gezag uitdrukkelijk gedane eigening of opeisching van eene voor hen gebragte zaak, echter, zonder de beslissing van het hooger gezag af te wachten, tot het uitwijzen van vonnis zouden mogen overgegaan zijn, zullen gestraft worden, ieder met eene geldboete van ten minste zestien, ten hoogste honderd en vijftig franken.
De ambtenaren van het openbaar ministerie, die de gezegde uitwijzing van vonnis gevorderd of daartoe van conclusien gediend zullen hebben, zullen met dezelfde straffe beboet worden
.
128. Les juges qui, sur la revendication formellement faite par l'autorité administrative d'une affaire portée devant eux, auront néanmoins procédé au jugement avant la décision de l'autorité supérieure, seront punis chacun d'une amende de seize francs au moins et de cent cinquante francs au plus.
Les officiers du ministère public qui auront fait des réquisitions ou donné des conclusions pour ledit jugement, seront punis de la même peine.
(Zie Kon. Besluit 5 Octob. 1822, Stbl. 44, houdende voorziening, aangaande de conflicten van attributiën tusschen de administratieve en regterlijke authoriteiten. — Kon. Besluit 20 Mei 1844, Stbl. 25, omtrent het intrekken en buiten werking stellen van dat van 5 Octob. 1822, Stbl. 44, aangaande de conflicten van attributiën tusschen de administratieve en regterlijke authoriteiten).
129. De straf van regters, die na eene wettige tegenbetuiging der in de zaak belanghebbende partijen of van het administratief gezag, buiten last van de hooge regering, bevelen of lastbrieven verleend of gegeven zouden mogen hebben, tegen deszelfs agenten of bewindslieden beklaagd wordende van misdaden of wanbedrijnen in de uitoefening hunner bedieningen begaan, zal hoofd voor hoofd eene boete van ten minste honderd, ten hoogste vijf honderd franken zijn. 129. La peine sera d'une amende de cent francs au moins et de cinq cents francs au plus contre chacun des juges qui, après une réclamation légale des parties intéressées ou de l'autorité administrative, auront, sans autorisation du Gouvernement, rendu des ordonnances ou décerné des mandats contre ses agents ou préposés prévenus de crimes ou délits commis dans l'exercice de leurs fonctions.
[ 46 ]

Dezelfde straf zal den ambtenaren van het openbaar ministerie of den politieambtenaren die de gezegde bevelen of lastbrieven gevorderd zouden mogen hebben, opgelegd worden.

La même peine sera appliquée aux officiers du ministère public ou de police, qui auront requis lesdites ordonnances ou mandats.
130. De prefecten, onder-prefecten, maires en andere administrateurs of bestuurders, die zich op de wijze als bij het eerste nommer van art. 127 vermeld is, eenig bedrijf van wetgevende magt aangematigd zullen hebben, of die zich aangematigd zullen hebben algemeene besluiten te nemen, strekkende om aan de geregtshoven, vierscharen of geregten eenig gebod of verbod, van wat aard ook, aan te kondigen, zullen met ontzetting van de burgerschapsregten gestraft worden (eene correctionele gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten, in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld, van vijf tot tien jaren). 130. Les préfets, sous-préfets, maires et autres administrateurs qui se seront immiscés dans l'exercice du pouvoir législatif, comme il est dit au n° 1 de l'article 127, ou qui se seront ingérés de prendre des arrêtés généraux à intimer des ordres ou des défenses quelconques à des cours ou tribunaux, seront punis de la dégradation civique.
131. Wanneer deze bestuurders of administrateurs inbreuk doen op de regterlijke bedieningen, door zich de kennisneming aan te matigen van bijzondere regten en belangen die van de onderhoorigheid [3]) der geregten zijn, en zij na de tegenbetuiging der partijen of van een van die, de zaak echter beslissen, alvorens het hooger gezag uitspraak gedaan heeft, zullen zij met eene geldboete van ten minste zestien, ten hoogste honderd en vijftig franken gestraft worden. 131. Lorsque ces administrateurs entreprendront sur les fonctions judiciaires en s'ingérant de connaître de droits et intérêts privés du ressort des tribunaux, et qu'après la réclamation des parties ou de l'une d'elles, ils auront néanmoins décidé l'affaire avant que l'autorité supérieure ait prononcé, ils seront punis d'une amende de seize francs au moins et de cent cinquante francs au plus.

[ 47 ]

DERDE HOOFDSTUK.

CHAPITRE III.

Misdaden en wanbedrijven tegen de openbare rust.

Crimes et délits contre la paix publique.

(vastgesteld den 16 van sprokkelmaand 1810, afgekondigd den 26 derzelfde maand).

(loi décrétée le 16 février 1810, promulguée le 26 du même mois).

EERSTE AFDEELING.

SECTION I.

Van valschheid.

Du faux.

§ 1.

§ 1.

Valsche munt.

Fausse monnaie.

(Welke speciën als nationale, gangbare munten te beschouwen zijn, en ten aanzien van welke derhalve de artt. 132—138 van dit Wetboek kunnen toepassing vinden; zie hierachter: lijst van Speciale Wetten enz. i. v. Muntwezen.)
132. Al wie de gouden of zilveren munt, in Frankrijk gangbaar en gewettigd, nagemaakt of vervalscht zal hebben, of deel hebben aan het in omloop brengen of uitgeven van gezegde nagemaakte of vervalschte munt, of aan het invoeren daarvan op het fransche grondgebied, zal met den dood gestraft en zijne goederen verbeurd verklaard worden. 132. Quiconque aura contrefait ou altéré les monnaies d'or ou d'argent ayant cours légal en France, ou participé à l'émission ou exposition desdites monnaies contrefaites ou altérées, ou à leur introduction sur le territoire français, sera puni de mort, et ses biens seront confisqués.
133. Die zoogenaamde biljoen, of koperen munt, in Frankrijk gangbaar en gewettigd, nagemaakt of vervalscht zal hebben, of deel hebben aan het in omloop brengen of uitgeven van gezegde nagemaakte of vervalschte munt, of aan het invoeren daarvan op het fransche grondgebied, zal met eeuwigen dwangarbeid gestraft worden. 133. Celui qui aura contrefait ou altéré des monnaies de billon ou de cuivre ayant cours légal en France, ou participé à l’émission ou exposition desdites monnaies contrefaites ou altérées, ou à leur introduction sur le territoire français, sera puni des travaux forcés à perpétuité.
134. Al wie in Frankrijk vreemde munt nagemaakt of vervalscht zal hebben, of deel hebben aan het in omloop brengen, uitgeven, of invoeren in Frankrijk, van nagemaakte of vervalschte (vreemde) munt, zal met dwangarbeid voor een tijd gestraft worden. 134. Tout individu qui aura, en France, contrefait ou altéré des monnaies étrangères, ou participé à l'émission, exposition ou introduction en France de monnaies étrangères contrefaites ou altérées, sera puni des travaux forcés à temps.
Wet 24 April
1836, Stbl.
13.
Art. 1. Tot tijd en wijle het nog in werking zijnde Wetboek van Strafregt door een Nederlandsch Wetboek zal zijn vervangen, zullen de misdaden bij artt. 132, 133 en 134 van het zelve Wetboek vermeld, behoudens de bepalingen van art. 6 dezer wet gestraft worden, in maniere als volgt:
[ 48 ]
2. Indien het feit bestaat in het namaken, of in de misdadige deelneming aan het in omloop brengen of invoeren van nagemaakte gouden of zilveren nationale gangbare muntspecien, zullen de straffen, vervangende die van altijddurenden dwangarbeid bij art 133 vermeld, (van tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren), of wel, bij verligtende omstandigheden, die vervangende den tijdelijken dwangarbeid, bij art. 134 vermeld, (van tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) worden toegepast.
3. Hetzelfde zal plaats hebben, indien het feit bestaat in het altereren, en alzoo in het vervalschen, of in het verminken of uiterlijk schenden van gouden of zilveren nationale gangbare muntspeciën, — of in de misdadige deelneming aan het in omloop brengen of invoeren van zoodanige gealtereerde, en alzoo vervalschte, verminkte of geschondene muntspecien; behoudens des regters bevoegdheid, om, bij zeer verligtende omstandigheden, zoowel in het eene als in het andere dier gevallen, slechts de straf van confinement (reclusie) (tuchthuisstraf van vijf tot tien jaren) uit te spreken.
4. Indien het feit bestaat in het namaken, of ook in het altereren, en alzoo vervalschen, verminken of uiterlijk schenden van koperen nationale gangbare muntspeciën, of in de misdadige deelneming aan het in omloop brengen of invoeren derzelve, zal de straf, vervangende die van tijdelijken dwangarbeid (tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren), en bij verligtende omstandigheden, die van confinement (reclusie) (tuchthuisstraf van vijf tot tien jaren) worden toegepast.
5. In de gevallen, bij art. 134 des gemelden Wetboeks voor zien, zal de straf van confinement (reclusie) (tuchthuisstraf van vijf tot tien jaren) worden toegepast, behoudens des regters bevoegdheid, om, bij verligtende omstandigheden, of ook indien de misdaad ten aanzien van koperen muntspeciën is begaan, den schuldige eene correctionele gevangenisstraf van ten minste één jaar en ten hoogste drie jaren op te leggen.
6. Met de doodstraf, bij art. 132 van het gemelde Wetboek bedreigd, zullen alleen gestraft worden, de muntmeesters, of anderen, die eenig bestuur over des Rijks munt hebben, of ook werklieden bij de munt, wanneer deze zich zullen hebben schuldig gemaakt aan het namaken of doen namaken van de muntspeciën, bij art. 2 dezer wet vermeld.
7. De bepaling van art. 12 van Ons Besluit van 11 December (1813) is niet toepasselijk op de misdaden van valsche munt en muntschennis.
Art. 18, wet
29 Junij 54.
De doodstraf wordt veranderd in tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren, ten aanzien der misdaden van:
1°. valsche munt, omschreven in art. 6 der wet van 24 April 1836, Stbl. no. 13.
— — Art. 9 (omtrent verzachtende omstandigheden) dezer wet (29 Junij 1854) is hier niet van toepassing.
[ 49 ]
135. De deelhebbing in de voorgaande artikelen vermeld, is niet te verstaan van degenen, die nagemaakte of vervalschte muntstukken voor deugdelijke munt ontvangen hebbende, dezelven weder uitgegeven hebben.
Echter zal diegene, die van gezegde stukken gebruik gemaakt mogt hebben, na derzelver ondeugdelijkheid te hebben uitgemaakt of doen uitmaken, met eene geldboete gestraft worden, ten bedrage voor ’t minst van het drievoudige, en ten hoogste van het zesvoudige van de som, waartoe de weder uitgegevene stukken gestempeld zijn; doch zal deze boete in allen gevalle niet minder dan zestien franken mogen bedragen.
135. La participation énoncée aux précédens articles ne s’applique point à ceux qui, ayant reçu pour bonnes des pièces de monnaie contrefaites on altérées, les ont remises en circulation.
Toutefois celui qui aura fait usage desdites pièces après en avoir vérifié on fait vérifier les vices, sera puni d’une amende triple au moins et sextuple au plus de la somme représentée par les pièces qu’il aura rendues à la circulation, sans que cette amende puisse, en aucun cas être inférieure à seize francs.
136. Al wie kennis gedragen zullen hebben van eene valsche munterij of van eenigen opleg [4]) van namaaksels of vervalschingen van eenige gouden, zilveren, biljoen of koperen, in Frankrijk gangbare en gewettigde munt, en hetgeen zij daarvan weten, niet binnen de vier en twintig uren aan de administrative autoriteiten of die van regterlijke policie aangegeven hebben, zullen ter zake van dit niet aangeven alleen, en zelfs in gevalle zij vrij bevonden mogten worden van alle medepligtigheid, met gevangenzetting voor den tijd van een maand tot twee jaren toe, gestraft worden. 136. Ceux qui auront en connaissance d’une fabrique ou d’un dépôt de monnaies d’or, d’argent, [de]billon on de cuivre ayant cours légal en France, contrefaites ou altérées, et qui n’auront pas, dans les vingt-quatre heures, révélé ce [qu’ils savent] aux autorités administratives ou de police judiciaire, seront, pour le seul fait de non-révélation, et lors même qu’ils seraient reconnus exempts de toute complicité, punis d’un emprisonnement d’un mois à deux ans.
137. Van deze laatste bepaling zullen echter uitgezonderd zijn de bloedverwanten in op- en nedergaande linie, echtgenooten, zelfs na ontbinding des huwelijks, en broeders en zusters der schuldigen, of de aangehuwden van dezen in gelijke graden. 137. Sont néanmoins exceptés de la disposition précédente les ascendans et descendans, époux même divorcés, et les frères et soeurs des coupables, ou les alliés de ceux-ci aux mêmes de grés.
(Zie artt. 14, 65 Wetb. v. Strafv.)
[ 50 ]
138. De schuldigen aan de misdaden bij artikel 132 en 133 gemeld, zullen vrij van straf zijn, indien zij vóór het volvoeren dezer misdaden en vóór alle vervolging, de gestelde magten daar kennis van gegeven, en de daders aangegeven zullen hebben, of, zelfs na den aanvang der vervolgingen, het in hechtenis nemen der andere schuldigen te weeg gebragt zullen hebben.

Zij zullen echter levenslang, of voor een tijd, onder het bijzonder toezigt der hooge policie gesteld mogen worden.
138. Les personnes coupables des crimes mentionnés aux articles 132 et 133, seront exemptes de peines, si, avant la consommation de ces crimes et avant toutes poursuites, elles en ont donné connaissance et révélé les auteurs aux autorités constituées, ou si, même après les poursuites commencées, elles ont procuré l’arrestation des autres coupables.
Elles pourront néanmoins être mises pour la vie, ou à temps, sous la surveillance spéciale de la haute police.

§ 2.

§ 2.

Namaken van Staatszegels, bankbriefjes, openbare schuldbrieven of papieren, geldswaarde hebbende, of keur- of papierstempels, ijk- en soortgelijke merken.

Contrefaction des sceaux de l'État, des billets de banque, des effets publics, et des poinçons, timbres et marques.

139. Wie het zegel van den Staat nagemaakt, of van het nagemaakt zegel gebruik gemaakt zulten hebben;
Wie, hetzij papieren geldswaarde hebbende, door de Staats-schatkist onder haar zegel (timbre) uitgegeven, hetzij briefjes van door de wet bekrachtigde banken, nagemaakt of vervalscht, of van deze nagemaakte of vervalschte papieren en bankbriefjes gebruik gemaakt, of die binnen den omtrek van het fransche grondgebied ingevoerd zullen hebben;
Zullen met den dood gestraft, en hunne goederen verbeurd verklaard worden.
139. Ceux qui auront contrefait le sceau de l'État ou fait usage du sceau contrefait;
Ceux qui auront contrefait ou falsifié, soit des effets émis par le trésor public avec son timbre, soit des billets de banques autorisées par la loi, ou qui auront fait usage de ces effets et billets contrefaits ou falsifiés, ou qui les auront introduits dans l'enceinte du territoire français,
Seront punis de mort, et leurs biens seront confisqués.
Art. 18, wet
29 Junij 54.
De doodstraf wordt veranderd in tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren, ten aanzien der misdaden van:
2°. valschheid, omschreven in art. 139 van het Wetboek van Strafregt.
— — Art. 9 (omtrent verzachtende omstandigheden) dezer wet (29 Junij 1854) is hier niet van toepassing.
Art. 8, wet
18 Dec. 1845,
Stbl. 90.
Hij die muntbilletten nagemaakt, vervalscht of misdadig in omloop gebragt of ingevoerd zal hebben, wordt gestraft met altijddurenden dwangarbeid, en, bij verzachtende omstandigheden, met tijdelijken dwangarbeid ,voor zoo verre de straf in de provincie Limburg wordt uitgesproken, en in de overige provincien van het Rijk met de straffen, welke den altijddurenden of tijdelijken dwangarbeid vervangen: — (derhalve, volgens art 2 der wet 29 Junij 1854, in het eerste geval met tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren; in het tweede met tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren.)
[ 51 ]
Art. 7, wet
17 Sept. 1849,
Stbl. 46.
Hij die muntbilletten nagemaakt, vervalscht, of nagemaakte of vervalschte muntbilletten met opzet in omloop gebragt of ingevoerd zal hebben, wordt gestraft met altijddurenden dwangarbeid, en, bij verzachtende omstandigheden, met tijdelijken dwangarbeid, voor zoo verre de straf in de provincie Limburg wordt uitgesproken, en in de overige provincien van het Rijk met de straffen, welke den altijddurenden of tijdelijken dwangarbeid vervangen; — (derhalve volgens art. 2 der wet 29 Junij 1854, in het eerste geval met tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren; in het tweede met tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren.)
Wet 12 April 1850, Stbl. 15. — tot vaststelling van‚ het briefport en tot regeling der aangelegenheden van de brievenposterij.
Art. 9. De vooruitbetaling van het port zal, na 1 Januarij 1851, ook kunnen geschieden door het aanhechten van postzegels, tot dat einde — — —
Het namaken of vervalschen van die postzegels, of het gebruik maken van zoodanige postzegels, wetende dat zij nagemaakt of vervalscht zijn, wordt gestraft met dezelfde straffen als omtrent het namaken, vervalschen of gebruik maken van nagemaakte of vervalschte zegels van het Rijk is bepaald.
(Zie omtrent het namaken of vervalschen van muntbilletten, art. 10, wet 26 April 1852, Stbl. 90.)
140. Wie hetzij een of meer nationale zegels of stempels (timbres), hetzij de Staatskloppers dienende tot de boschmerken, hetzij den stempel of de stempels, dienende tot het keurmerken van goud of zilver, nagemaakt of vervalscht zullen hebben, of gebruik gemaakt hebben van valsche of vervalschte papieren , eflecten, zegelstempels, kloppers of keurstempels, zullen met dwangarbeid voor een tijd (tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden; waarvan in dit geval, altijd het hoogste (het maximum) zal worden opgelegd. 140. Ceux qui auront contrefait ou falsifié, soit un ou plusieurs timbres nationaux, soit les marteaux de l'État servant aux marques forestières, soit le poinçon ou les poinçons servant à marquer les matières d'or ou d'argent, ou qui auront fait usage des papiers, effets, timbres, marteaux ou poinçons falsifiés ou contrefaits, seront punis des travaux forcés à temps, dont le maximum sera toujours appliqué dans ce cas.
141. Met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) zal gestraft worden, al wie zich op eene onbehoorlijke wijze meester gemaakt hebbende van de echte kloppers of stempels, dienende ten gebruike als bij art. 140 is uitgedrukt, daar eenig gebruik van gemaakt zal hebben ten nadeele van de regten of belangen van den Staat. 141. Sera puni de la réclusion, quiconque s'étant indûment procuré les vrais timbres, marteaux ou poinçons ayant l'une des destinations exprimées en l'article 140, en aura fait une application ou usage préjudiciable aux droits ou intérêts de l'État.
[ 52 ]
Art. 9, wet 18 Sept. 1852, Stbl. 178. — — Inzetting, aanvoeging of overbrenging van stempelmerken in, aan of op andere werken dan die, waaraan zij oorspronkelijk zijn aangebragt, staat, met opzigt tot de strafbaarheid, gelijk met het ten nadeele van de regten of belangen van den Staat gebruiken van echte kloppers of stempels, waarvan men zich op eene onbehoorlijke wijze heeft meester gemaakt.
142. Die de merken, geschikt om van wegens de hooge regering de verschillende soorten van waren of koopmanschappen te merkteekenen, nagemaakt of van die valsche merken gebruik gemaakt zullen hebben;

Die het zegel, den stempel, of het merk van eenigerhande gezagvoerend persoon of ligchaam, of van eenige bijzondere oprigting van bank of koophandel, nagemaakt of van de nagemaakte zegels, stempels of merken gebruik gemaakt zullen hebben;
Zullen met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden.
142. Ceux qui auront contrefait les marques destinées à être [apposées] au nom du Gouvernement sur les diverses espèces de denrées ou de marchandises, ou qui auront fait usage de ces fausses marques;
Ceux qui auront contrefait le sceau, timbre ou marque d'une autorité quelconque, ou d'un établissement particulier de banque ou de commerce, ou qui auront fait usage des sceaux, timbres ou marques contrefaits,
Seront punis de la réclusion.
Keiz decreet
5 Sept. 1810
(Rond. II,
543).
— houdende bepalingen, strekkende ter voorkoming of bestraffing van het namaken der merken, die de fabriekanten bevoegd zijn op hunne goederen te stellen.
Kon. besluit
25 Dec. 1818,
Stbl. 47.
— waarbij een reglement op het stuk der merken door de verschillende pijpenfabrieken te bezigen, wordt gearresteerd.
Art. 33, Kon.
besl. 1 Junij
1820, Stbl.
14.
— houdende maatregelen ter opbeuring der inlandsche fabrieken van lakens en andere wollen manufacturen.
Wet 18 Sept.
1852, Stbl.
178.
— omtrent den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken.
Art. 13. Onverminderd de stempeling van ’s Rijks wege, is elk werkmeester verpligt alle uit zijne werkplaats voortkomende gouden en zilveren werken, met uitzondering van die, welke verkeeren in het geval bij het eerste lid van het vorig artikel voorzien, met den afslag te merken van een eigen stempel, waarvan hij zich te dien einde voorzien moet, en welke de aanvangletters van zijnen naam benevens een bijzonder, met goedvinden der ambtenaren van den waarborg door hem gekozen onderscheidingsteeken vertoonen moet.
Dit merk, den verantwoordelijken Vervaardiger van het werk aanwijzende, draagt den naam van meesterteeken.
Geen werkmeester mag het meesterteeken aannemen, volkomen gelijk aan dat van een zijner beroepsgenooten.
De strafbepalingen van art. 142 en 143 van het Wetboek van Strafregt zijn mede toepasselijk op het namaken of het bedriegelijk gebruik der meesterteekenen.
[ 53 ]
143. Met de kaak (eene correctionele gevangenisstraf van drie tot vijf jaren, en ontzetting van de regten in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld, voor vijf tot tien jaren) zal gestraft worden al wie, zich op eene onbehoorlijke wijze meester gemaakt hebbende van de echte zegels, stempels, of merken, dienende tot een der bestemmingen als bij art. 142 is uitgedrukt, daar gebruik van gemaakt zal hebben ten nadeele der regten of belangen van den Staat, van eenig gezagvoerend persoon of ligchaam, of zelfs van eenige bijzondere op- of inrigting. 143. Sera puni du carcan, quiconque s'étant indûment procuré les vrais sceaux, timbres ou marques ayant l'une des destinations exprimées en l'article 142, en aura fait une application ou usage préjudiciable aux droits ou intérêts de l'État, d'une autorité quelconque, ou même d'un établissement particulier.
Art. 5, wet
29 Junij 54.
Indien nevens de straf van de kaak geldboete bedreigd is, wordt die met de voormelde straffen toegepast. — Zie art. 164.
Art. 8, wet
29 Junij 54.
De ontzetting van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 5 dezer wet (29 Junij 1854) — — — allen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van het Wetboek van Strafregt toepast.
(Zie de wetten, aangehaald bij art. 142.)
144. Hetgeen bij artt. 136 tot 138 verordend is, is ook van toepassing op de misdaden bij art. 139 gemeld. 144. Les dispositions des articles 136, 137 et 138, sont applicables aux crimes mentionnés dans l’article 139.

§ 3.

§ 3.

Van valschheid in openbare of authentieke geschriften, en geschriften van koophandel of bank, gepleegd.

Des faux en écritures publiques ou authentiques, et de commerce ou de banque.

145. Ieder ambtenaar of bekleeder van eene openbare bediening, die in de verrigtingen, tot zijn post behoorende, een valschheid begaan zal hebben,
Hetzij door valsche handteekening,
Hetzij door verandering van de akten, geschriften of handteekeningen,
Hetzij door onderschuiving van valsche personen,
Hetzij door bij- of tusschenschrijvingen te doen op registers of andere openbare noten, nadat zij opgemaakt of gesloten zijn,
Zal gestraft worden met eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren).
145. Tout fonctionnaire ou officier public qui, dans l'exercice de ses fonctions, aura commis un faux,
Soit par fausses signatures,
Soit par altération des actes, écritures ou signatures,
Soit par supposition de per-sonnes,
Soit par des écritures faites ou intercalées sur des registres ou d'autres actes publics, depuis leur confection ou clôture,
Sera puni des travaux forcés à perpétuité.
[ 54 ]
146. Desgelijks zal met eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren) gestraft worden, ieder ambtenaar of bekleeder van een openbaren post, die in het opmaken van akten tot zijn post behoorende, het wezen of de omstandigheden daarvan bedriegelijk veranderd zal hebben, hetzij door andere overeenkomsten (of verbindtenissen) te schrijven, dan door de partijen schriftelijk of mondeling opgegeven zijn, hetzij door valsche feiten als waar, of niet erkende feiten als erkend uit te maken. 146. Sera aussi puni des travaux forcés à perpétuité, tout fonctionnaire ou officier public qui, en rédigeant des actes de son ministère, en aura fraudu-leusement dénaturé la substance ou les circonstances, soit en écrivant des conventions autres que celles qui auraient été tracées ou dictées par les parties, soit en constatant comme vrais des faits faux, ou comme avoués des faits qui ne l'étaient pas.
147. Met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) zullen gestraft worden, alle andere personen, die in authentieke en publieke geschriften of in geschriften van koophandel, of in bankgeschriften, een valschheid gepleegd zullen hebben,
Hetzij door het namaken of veranderen van geschrift of handteekening,

Hetzij door versiering van overeenkom-sten ,beschikkingen, verbindtenissen, of bevrijdingen, of door dezelven naderhand in deze akten in te lasschen,
Hetzij door bijvoeging tot, of veran-dering van, bedingen, verklaringen, of feiten, die deze akten moesten inhouden en doen blijken.
147. Seront punies des travaux forcés à temps, toutes autres personnes qui auront commis un faux en écriture authentique et publique, ou en écriture de commerce ou de banque,


Soit par contrefaçon ou alté-ration d'écritures ou de signatures,
Soit par fabrication de conven-tions, dispositions, obligations ou décharges, ou par leur insertion après coup dans ces actes,
Soit par addition ou altération de clauses, de déclarations ou de faits que ces actes avaient pour objet de recevoir et de constater.
148. In alle de gevallen bij deze tegenwoordige onder-afdeeling uitgedrukt, zal degeen, die zich van valsche akten bediend zal hebben, met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden. 148. Dans tous les cas exprimés au présent paragraphe, celui qui aura fait usage des actes faux sera puni des travaux forcés à temps.
149. Van de vorenstaande verordeningen, worden uitgesloten de valschheden in paspoorten en in reisorders (feuilles de route) begaan, waaromtrent hierna in het bijzonder voorzien zal worden. 149. Sont exceptés des dispositions ci-dessus, les [faux] commis dans les passe-ports et feuilles de route, sur lesquels il sera particulièrement statué ci-après.
[ 55 ]

§ 4.

§ 4.

Van valschheid in onderhandsch geschrift.

Du faux en écriture privée.

150. Al wie, op eenige wijze bij artikel 147 uitgedrukt, een valschheid in onderhandsch geschrift begaan zal hebben, zal met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden. 150. Tout individu qui aura de l'une des manières exprimées en l'article 147, commis un faux en écriture privée, sera puni de la réclusion.
151. Met dezelfde straf zal gestraft worden die van het valsche stuk gebruik zal hebben gemaakt. 151. Sera puni de la même peine celui qui aura fait usage de la pièce fausse.
152. Van bovenstaande verordeningen worden uitgesloten de valsche getuigschriften (certificaten) waarvan hierna gesproken zal worden. 152. Sont exceptés des dispositions ci-dessus, les faux certificats de l'espèce dont il sera ci-après parlé.

§ 5.

§ 5.

Van valschheid in paspoorten, reisorders, en getuigschriften (of certificaten) gepleegd.

Des faux commis dans les passe-porte, feuilles de route et certificate.

153. Al wie een valsch paspoort zal maken, of een echt paspoort vervalschen, of zich van een valsch of vervalscht paspoort bedienen, zal met ten minste een jaar en ten hoogste vijf jaren gevangenzetting gestraft worden. 153. Quiconque fabriquera un faux passe-port ou falsifiera un passe-port originairement véritable, ou fera usage d'un passe-port fabriqué ou falsifié, sera puni d'un emprisonnement d'une année au moins et de cinq ans au plus.
154. Al wie in een paspoort een valschen naam aannemen zal, of als getuige medegewerkt zal hebben om het paspoort onder eene valschen naam te doen afleveren, zal gestraft worden met gevangenzetting van drie maanden tot een jaar.
De herbergiers en logementhouders, die, met kennis der zaak, de bij hen intrek genomen hebbende personen, onder valsche of verkeerde namen te boek zetten, zullen gestraft worden met gevangenzetting van ten minste zes dagen, en ten hoogste een maand.
154. Quiconque prendra, dans un passe-port, un nom supposé, ou aura concouru comme témoin à faire délivrer le passe-port sous le nom supposé, sera puni d'un emprisonnement de trois mois à un an.
Les logeurs et aubergistes qui sciemment inscriront sur leurs registres, sous des noms faux ou supposés, les personnes logées chez eux, seront punis d'un emprisonnement de six jours au moins et d'un mois au plus.
155. De openbare ambtenaren, die aan iemand dien zij niet persoonlijk kennen, een paspoort afleveren, zonder zijn naam en kwaliteiten door twee bij hen bekende burgers te hebben laten bevestigen, zullen gestraft worden met eene gevangenis van een tot zes maanden. 155. Les officiers publics qui délivreront un passe-port à une personne qu'ils ne connaîtront pas personnellement, sans avoir fait attester ses noms et qualités par deux citoyens à eux connus, seront punis d'un emprisonnement d'un mois à six mois.
[ 56 ]
Ingevalle de openbare ambtenaar, van de valschheid van den naam onderrigt zijnde, het paspoort onder den valschen naam uitgegeven heeft, zal hij met uitbanning gestraft worden. Si l'officier public, instruit de la supposition du nom, a néanmoins délivré le passe-port sous le nom supposé, il sera puni du bannissement.
156. Al wie een valsche reisorder maakt, of een echte reisorder vervalscht, of zich van een valsche of vervalschte reisorder bedient, zal gestraft worden: te weten,

Met gevangenzetting ten minste voor een jaar, en ten hoogste voor vijf jaren, in gevalle het valsche reisblad geen ander oogmerk gehad heeft dan de waakzaamheid van het openbaar gezag te misleiden;
Met uitbanning, in gevalle de openbare schatkist den houder van de valsche reisorder reiskosten betaald heeft, die hem niet verschuldigd waren, of die hooger liepen dan hetgeen hij vorderen mogt; alles echter mits beneden de honderd franken;
En met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren), in gevalle de sommen door den houder onverschuldigd ontvangen, honderd franken, of daarboven, belopen.
156. Quiconque fabriquera une fausse feuille de route, ou falsifiera une feuille de route originairement véritable, ou fera usage d'une feuille de route fabriquée ou falsifiée, sera puni, savoir:
D'un emprisonnement d'une année au moins et de cinq ans au plus, si la fausse feuille de route n'a eu pour objet que de tromper la surveillance de l'autorité publique;
Du bannissement, si le trésor public a payé au porteur de la fausse feuille des frais de route qui ne lui étaient pas dus ou qui excédaient ceux auxquels il pouvait avoir droit, le tout néanmoins au-dessous de cent francs;
Et de la réclusion, si les sommes indûment reçues par le porteur de la feuille s'élèvent à cent francs ou au-delà.
157. De straffen bij het vorig artikel gesteld, zullen, volgens de daarbij gestelde onderscheidingen, opgelegd worden aan een ieder die zich door den openbaren beambte een reisblad, onder een valschen naam heeft doen afleveren. 157. Les peines portées en l'article précédent seront appliquées, selon les distinctions qui y sont posées, à toute personne qui se sera fait délivrer, par l'officier public, une feuille de route sous un nom supposé.
158. Ingevalle de openbare ambtenaar bij het afgeven van het reisblad, van de valschheid van den naam onderrigt was, zal hij gestraft worden, te weten:
In het eerste geval bij artikel 156 gemeld, met uitbanning;
In het tweede geval van hetzelfde artikel, met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren;)
En in het derde geval, met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren.)
158. Si l'officier public était instruit de la supposition de nom lorsqu'il a délivré la feuille, il sera puni, savoir:

Dans le premier cas posé par l'article 156, du bannissement;
Dans le second cas du même article, de la réclusion;
Et dans le troisième cas, des travaux forcés à temps.
[ 57 ]
159. Iedereen die, om zich-zelven of een ander van eenige openbare dienst, hoegenaamd, te bevrijden, op naam van een genees- of heelmeester, of ander soortgelijk ambtenaar (officier de santé) een getuigschrift (of certificaat) van ziekte of ongemakt maakt, zal met gevangenzetting van twee tot vijf jaren gestraft worden. 159. Toute personne qui, pour se rédimer elle-même ou en affranchir une autre d'un service public quelconque, fabriquera, sous le nom d'un médecin, chirurgien ou autre officier de santé, un certificat de maladie ou d'infirmité, sera punie d'un emprisonnement de deux à cinq ans.
160. Ieder arts, heelmeester, of ander soortgelijk ambtenaar als boven, die om iemand te bevoordeelen, valsche getuigenis geeft van ziekten of ongemakken, geschikt om van eene openbare dienst te bevrijden, zal met een gevangenzetting van twee tot vijf jaren gestraft worden.
Ingeval hij door gaven of beloften daartoe overgehaald is, zal hij met uitbanning gestraft worden; en die hem door hunne gaven of beloften daartoe bewogen hebben, zullen, in dit geval, met dezelfde gestraft worden.
160. Tout médecin, chirurgien ou autre officier de santé qui, pour favoriser quelqu'un, certifiera faussement des maladies ou infirmités propres à dispenser d'un service public, sera puni d'un emprisonnement de deux à cinq ans.
S'il y a été mu par dons ou promesses, il sera puni du bannissement; les corrupteurs seront, en ce cas, punis de la même peine.
161. Al wie op naam van eenig openbaar ambtenaar een getuigschrift (of certificaat) maakt, hetzij van goed gedrag, armoede, of andere omstandigheden, geschikt om de goedwilligheid van de hooge regering of van bijzondere personen, tot den daarbij genoemden persoon te trekken [5]), en hem eene plaats, vertrouwen, of onderstand te bezorgen, zal gestraft worden met eene gevangenhouding van zes maanden tot twee jaren.
Dezelfde straf zal opgelegd worden, 1°. aan dengene, die een echt getuigschrift van dezen aard vervalscht om voor een ander te dienen dan voor wien het was afgegeven; 2°. aan al wie zich van valsche of vervalschte getuigschrift bedient.
161. Quiconque fabriquera, sous le nom d'un fonctionnaire ou officier public, un certificat de bonne conduite, indigence ou autres circonstances propres à appeler la bienveillance du Gouvernement ou des particuliers sur la personne y désignée, et à lui procurer places, crédit ou secours, sera puni d'un emprisonnement de six mois à deux ans.
La même peine sera appliquée, 1°. à celui qui falsifiera un certificat de cette espèce, originairement véritable, pour l'approprier à une personne autre que celle à laquelle il a été primitivement délivré; 2°. à tout individu qui se sera servi du certificat ainsi fabriqué ou falsifié.
[ 58 ]
162. De valsche getuigschriften (of certificaten) van allen anderen aard, en waaruit hetzij verkorting van derde personen, hetzij nadeel voor de openbare schatkist zou mogen voortvloeijen, zullen gestraft worden, naar hetgeen volgens de verordeningen bij de derde en vierde onder-afdeeling dezer afdeeling plaats zal vinden. 162. Les faux certificats de tout autre nature, et d'où il pourrait résulter soit lésion envers des tiers, soit préjudice envers le trésor public, seront punis, selon qu'il y aura lieu, d'après les dispositions des paragraphes 3 et 4 de la présente section.

Algemeene bepalingen.

Dispositions communes.

163. De oplegging der straffen, gesteld tegen diegenen, die gebruik gemaakt hebben van nagemaakte valsche of vervalschte muntspeciën, briefjes, (of biljetten) zegels, zegelstempels, kloppers, keur- of merkstempels, merken, en geschriften, zal geen plaats vinden, zoo dikwijls de valschheid, aan dengene, die er gebruik van gemaakt heeft, onbekend is geweest. 163. L'application des peines portées contre ceux qui ont fait usage de monnaies, billets, sceaux, timbres, marteaux, pointons, marques et écrits faux, contrefaits, fabriqués ou falsifiés, cessera toutes les fois que le faux n'aura pas été connu de la personne qui aura fait usage de la chose fausse.
164. In alle gevallen, waarin de straf des misdrijfs van valschheid niet verzeld gaat van verbeurdverklaring der goederen, zal tegen de schuldigen eene geldboete gewezen worden, waarvan het hoogste (of maximum) zal mogen gebragt worden tot het vierde deel van het onwettig voordeel, hetgeen uit de begane valschheid getrokken of beoogd was te trekken door de daders, de medepligtigen, of die zich van het valsche stuk bediend hebben. Het laagste (of minimum) van deze boete zal niet beneden de honderd franken mogen zijn. 164. Dans tous les cas où la peine du faux n'est point accompagnée de la confiscation des biens, il sera prononcé contre les coupables une amende dont le maximum pourra être porté jusqu'au quart du bénéfice illégitime que le faux aura procuré ou était destiné à procurer aux auteurs du crime, à leurs complices ou à ceux qui ont fait usage de la pièce fausse. Le minimum de cette amende ne pourra être inférieur à cent francs.
165. Ieder falzaris, die hetzij tot dwangarbeid voor een tijd, hetzij zelfs tot het tuchthuis veroordeeld wordt, zal het brandmerk ondergaan.
165. La marque sera infligée à tout faussaire condamné soit aux travaux forcés à temps soit même à la réclusion.


TWEEDE AFDEELING.

SECTION II.

Van de ambtsmisdaad (forfaiture), en de misdaden en wanbedrijven der openbare beambten, in de waarneming hunner posten.

De la forfaitures et des crimes et délits des fonctionnaires publics dans l'exercice de leurs fonctions.

166. Alle misdaad door een openbaar beambte in de verrigtingen van zijn post begaan, is eene ambtsmisdaad. 166. Tout crime commis par un fonctionnaire public dans ses fonctions, est une forfaiture.
[ 59 ]
167. Alle ambtsmisdaad, waarop de wet geene zwaardere straffen stelt, wordt gestraft met ontzetting van de burgerschapsregten (eene correctionele gevangenisstraf van een tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijfhonderd gulden, en ontzetting van de regten, in art. 8 dezer wet (van 29 Junij 1854) vermeld, van vijf tot tien jaren). 167. Toute forfaiture pour laquelle la loi ne prononce pas de peines plus graves, est punie de la dégradation civique.
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — De ontzetting van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 6 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van het Wetboek van Strafregt toepast.
168. De bloote wanbedrijven stellen de beambten niet in ambtsmisdaad. 168. Les simples délits ne constituent pas les fonctionnaires en forfaiture.

§ 1.

§ 1.

Van verduisteringen of ontrekkingen [6]) van geld of goed door openbare beambten, met ontvangsten en bewaringen belast.

Des soustractions commises par les dépositaires publics.

169. Alle ontvangers, of met eenige ontvang belaste personen, alle openbare bewaarhouders, of die in hun post wegens gelden verantwoordelijk zijn [7]), die eenige penningen aan het publiek of bijzondere personen behoorende, of eenige papieren voor geld strekkende, of ook eenige bescheiden, verbindtenissen, akten of roerende goederen, die uit hoofde van zijn post in zijne handen waren, verduisterd of aan hunne bestemming onttrokken zal hebben, zal met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden, in geval de verduisterde of onttrokken zaken boven de drie duizend franken in waarde bedragen. 169. Tout percepteur, tout commis à une perception, dépositaire ou comptable public, qui aura détourné ou soustrait des deniers publics ou privés, ou effets actifs en tenant lieu, ou des pièces, titres, actes, effets mobiliers qui étaient entre ses mains en vertu de ses fonctions, sera puni des travaux forcés à temps, si les choses détournées ou soustraites sont d'une valeur au-dessus de trois mille francs.
[ 60 ]
170. De straf van dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) zal desgelijks plaats hebben, hoe groot of klein de som of waarde der verduisterde of onttrokken gelden of zaken ook wezen mag, in gevalle deze som of waarde een derde deel uitmaakt of te boven gaat, in geval van eenmaal ontvangen of in bewaring gegeven gelden of zaken, van de ontvangen of in bewaring gegeven som of waardij: in geval van een ontvang of bewaring die aan eene aan borgtogt; en in geval van een ontvang die uit op elkander volgende ontvangsten bestaat, en aan geene borgtogt onderhevig is, van den gemeenen maandelijkschen ontvang [8]). 170. La peine des travaux forcés à temps aura lieu également, quelle que soit la valeur des deniers ou des effets détournés ou soustraits, si cette valeur égale ou excède soit le tiers de la recette ou du dépôt, s'il s'agit de deniers ou effets une fois reçus ou déposés., soit le cautionnement, s'il s'agit d'une recette ou d'un dépôt attaché à une place sujette à cautionnement, soit enfin le tiers du produit commun de la recette pendant un mois, s'il s'agit d'une recette composée de rentrées successives et non sujette à cautionnement.
171. Ingeval de verduisterde of ontrokken waarde beneden de drie duizend franken, en wijders beneden de bepalingen van het vorig artikel is, zal de straf in een gevangenzetting van ten minste twee, en ten hoogste vijf jaren bestaan, en de veroordeelde zal bovendien onbekwaam verklaard worden om ooit eenige (openbare) bediening waar te nemen. 171. Si les valeurs détournées ou soustraites sont au-dessous de trois mille francs, et en outre [inférieures] aux mesures exprimées en l'article précédent, la peine sera un emprisonnement de deux ans au moins et de cinq ans au plus, et le condamné sera de plus déclaré à jamais incapable d'exercer aucune fonction publique.
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — De ontzetting van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van — — art. 171 van het Wetboek van Strafregt alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van dat Wetboek toepast.
172. In de gevallen bij de drie vorige artikelen vermeld, zal altijd ten laste van den veroordeelde eene geldboete gewezen worden, waarvan het hoogste (het maximum) het vierde deel, en het laagste (het minimum) het twaalfde deel der teruggaven en schadeloosstellingen bedragen zal. 172. Dans les cas exprimés aux trois articles précédents, il sera toujours prononcé contre le condamné une amende dont le maximum sera le quart des restitutions et indemnités, et le minimum le douzième.
[ 61 ]
173. Ieder regter, openbaar bewindvoerder, ambtenaar of fonctionaris [9]), die de akten en bescheiden, welke hij als zoodanig in bewaring had, of die hem ter zake van zijn post overgegeven, of medegedeeld zijn, vernield, onderdrukt, verduisterd, of weggemaakt zal hebben, zal met dwangarbeid voor een tijd (tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden.
Alle agenten, bewindvoerders of kommiezen, hetzij van de hooge regering, hetzij van openbare bewaarhouders, die zich aan dit verduisteren of onttrekken schuldig gemaakt zullen hebben, zullen aan dezelfde straf onderworpen zijn.
173. Tout juge, administrateur, fonctionnaire ou officier public qui aura détruit, supprimé, soustrait ou détourné les actes et titres dont il était dépositaire en cette qualité, ou qui lui auront été remis ou communiqués à raison de ses fonctions, sera puni des travaux forcés à temps.

Tous agents, préposés ou commis, [soit] du gouvernement, soit des dépositaires publics, qui se seront rendus coupables des mêmes soustractions, seront soumis à la même peine.

§ 2.

§ 2.

Van knevelarijen of afpersingen door openbare ambtenaren begaan.

Des concussions commises par des fonctionnaires publics.

174. Alle openbare ambtenaren of postbekleeders, hunne kommiezen of bewindvoerders, alle ontvangers van regten, schattingen, opbrengsten, lastgelden, of inkomsten van den Staat of van eenige gemeente, en hunne kommiezen of bewindvoerders, die zich schuldig gemaakt zullen hebben aan de misdaad van knevelarij, door bevel te geven tot het ontvangen, of door te vorderen, of te ontvangen hetgeen zij wisten, niet verschuldigd te zijn of het verschuldigde te buiten te gaan, hetzij dan als regten, schattingen, opbrengsten, lastgelden of inkomsten, hetzij als loongelden of wedden, zullen gestraft worden; namelijk de ambtenaren of openbare postbekleeders met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren); en hunne kommiezen of bewindvoerders, met gevangenzetting voor ten minste twee en ten hoogste vijf jaren. De schuldigen zullen bovendien in eene geldboete verwezen worden, waarvan het maximum een vierde, en het minimum een twaalfde deel van de teruggaven en schaden en intressen moeten bedragen. 174. Tous fonctionnaires, tous officiers publics, leurs commis ou préposés, tous percepteurs des droits, taxes, contributions, deniers, revenus publics ou communaux, et leurs commis ou préposés, qui se seront rendus coupables du crime de concussion, en ordonnant de percevoir, ou en exigeant ou recevant ce qu'ils savaient n'être pas dû, ou excéder ce qui était dû pour droits, taxes, contributions, deniers ou reverras, ou pour salaires ou traitements, seront punis, savoir, les fonctionnaires ou les officiers publics, de la peine de la réclusion; et leurs commis ou préposés, d'un emprisonnement de deux ans au moins et de cinq ans au plus.
Les coupables seront de plus condamnés à une amende dont le maximum sera le quart des restitutions et des dommages et intérêts, et le minimum le douzième.
[ 62 ]

§ 3.

§ 3.

Van de wanbedrijven van ambtenaren, die zich in zaken of onderwindingen, met hun post onbestaanbaar, gemengd zullen hebben.

Des délits des fonctionnaires qui se seront ingérés dans des affaires ou commerces incompatibles avec leur qualité.

175. Alle ambtenaren of die een openbare post bekleeden, alle agenten van de hooge regering, die, hetzij openlijk, hetzij door gesimuleerde handelingen, hetzij door tusschenkomst van anderen, eenig belang hoegenaamd genomen of aangenomen zullen hebben in verrigtingen, aannemingen, ondernemingen, of beheeringen, waarvan of waarover zij ten tijde van de verrigting, in het geheel of ten deele, het bewind of het toezigt hadden, zullen gestraft worden met eene gevangenzetting van ten minste zes maanden en ten hoogste twee jaren, (en) in eene geldboete verwezen worden die het vierde deel der teruggaven en schadeloosstellingen niet te boven zal mogen gaan, noch beneden het twaalfde zijn.
Zij zullen bovendien onbekwaam verklaard worden, om ooit eenige openbae post te bekleeden of waar te nemen.
Deze vordering moet toegepast worden op alle ambtenaren of agenten van de hooge regering, die eenig belang hoegenaamd genomen hebben in eene zaak, waarin hij met het verleenen van bevelschrift ter betaling, of met het vereffenen belast was.
175. Tout fonctionnaire, tout officier public, tout agent du Gouvernement, qui, soit ouvertement, soit par actes simulés, soit par interposition de personnes, aura pris ou reçu quelque intérêt que ce soit, dans les actes, adjudications, entreprises ou régies dont il a ou avait, au temps de l'acte, en tout ou en partie, l'administration ou la surveillance, sera puni d'un emprisonnement de six mois au moins et de deux ans au plus, et sera condamné à une amende qui ne pourra excéder le quart des restitutions et des indemnités, ni être au-dessous du douzième.

Il sera de plus déclaré à jamais incapable d'exercer aucune fonction publique.
La présente disposition est applicable à tout fonctionnaire ou agent du Gouvernement qui aura pris un intérêt quelconque dans une affaire dont il était chargé d'ordonnancer le paiement ou de faire la liquidation.
176. Ieder bevelhebben over eenige krijgsmagt, of van een departement, of van eenige plaats of stad, en ieder prefect of onderprefect, die binnen den ring der plaatsen waar hij regt van gezagoefening heeft, hetzij openlijk, hetzij door gesimuleerde handelingen, hetzij door middel of tusschenkomst van anderen, koophandel in koren of andere granen, meel of meelachtige veldvruchten, wijnen, of andere dranken, gedaan of gedreven zal hebben, anders dan voor zoo verre het voortbrengsels van zijne eigene goederen zijn, zal gestraft worden met eene boete van ten minste vijf honderd, en ten meeste tien duizend franken; en met verbeurdverklaring der waren, aan dezen handel toebehoorende. 176. Tout commandant des divisions militaires, des départe-ments ou des places et villes, tout préfet ou sous-préfet, qui aura, dans l'étendue des lieux où il a droit d'exercer son autorité, fait ouvertement, ou par des actes simulés, ou par interposition de personnes, le commerce des grains, grenailles, farines, substances farineuses, vins ou boissons, autres que ceux pro-venant de ses propriétés, sera puni d'une amende de cinq cents francs au moins, de dix mille francs au plus, et de la confiscation des denrées appartenant à ce commerce.
[ 63 ]

§ 4.

§ 4.

Van de omkooping der openbare ambtenaren.

De la corruption des fonctionnaires publics.

177. Alle openbare ambtenaren hetzij van regerings- of regtsbewind [10]), alle agent of bewindvoerder van eenig openbaar bestuur, die eenige aanbiedingen of beloften aangenomen, of eenige gaven of geschenken ontvangen zal hebben, tot het doen van eenige zelfs regtmatige verrigting van zijn post of ambt, doch aan welke geene betaling verknocht is, zal met de kaak gestraft worden (eene correctionele gevangenisstraf van drie tot vijf jaren, en ontzetting van de regten, in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld, van vijf tot tien jaren) en in eene geldboete verwezen worden ten bedrage van het dubbeld der waarde van de door hem aangenomen beloften of ontvangen geschenken, zonder dat dezelve geldboete minder dan twee honderd franken zal mogen zijn.
Deze verordening moet toegepast worden op ieder ambtenaar, agent of bewindvoerder van de hierboven uitgedrukte hoedanigheid, die om aangenomen aanbiedingen of beloften, of ontvangen gaven of geschenken, zich onthouden zal hebben van iets te doen dat zijn pligt medebragt.
177. Tout fonctionnaire public de l'ordre administratif ou judiciaire, tout agent ou préposé d'une administration publique, qui mira agréé des offres ou promesses, ou reçu des dons, ou présents pour faite un acte de sa fonction ou de son emploi, même juste, mais non sujet à salaire, sera puni du carcan, et condamné à une amendé double de la valeur des promesses agréées ou des choses reçues, sans que ladite amende puisse être inférieure à deux cents francs.





La présente disposition est applicable à tout fonctionnaire, agent ou préposé de la qualité ci-dessus exprimée, qui, par offres ou promesses agréées, dons ou présents reçus, se sera abstenu de faire un acte qui entrait dans l'ordre de ses devoirs.
Art. 5, wet
29 Junij 54.
— Indien nevens de straf van de kaak geldboete bedreigd is, wordt die met de voormelde straffen toegepast.
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — De ontzetting van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 5 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van het Wetboek van Strafregt toepast.
178 In gevalle de omkooping een misdadig feit tot voorwerp mogt hebben, zwaarder straf medebrengende dan de kaak, zal deze zwaardere straf den schuldigen opgelegd worden. 178. Dans [le] cas où la corruption aurait pour objet un fait criminel emportant une peine plus forte que celle du carcan, cette peine plus forte sera appliquée aux coupables.
[ 64 ]
179. Al wie eenen ambtenaar, agent of bewindvoerder, van de hoedanigheid bij art. 177 uitgedrukt, bij wege van dadelijkheid of bedreiging gedwongen zou mogen hebben of getracht [11]) hebben te dwingen, of hem door beloften, aanbie-dingen, gaven, of geschenken, omge-kocht zou mogen hebben of getracht hebben om te koopen, ten einde, hetzij een gunstig berigt, hetzij processen-verbaal (staten) [12]), getuigschriften of waarderingen, strijdig met de waarheid, hetzij posten, bedieningen, toewijzingen, ondernemingen of andere voordeelen, hoegenaamd ook, of eindelijk, eeni-gerhande andere ambts- of dienstverrig-ting van hem te verkrijgen, zal met dezelfde straf gestraft worden als de omgekochte ambtenaar, agent of bewindvoerder.
Indien echter de pogingen tot dwang of omkooping geenerlei uitwerking gehad hebben, zullen de daders van deze pogingen eenvoudig met een gevangenzetting van ten minste drie, en ten hoogste zes maanden, en eene geldboete van honderd tot drie honderd franken gestraft worden.
179. Quiconque aura contraint ou tenté de contraindre par voies de fait ou menaces, corrompu ou tenté de corrompre par promesses, offres, dons ou présents, un fonctionnaire, agent ou préposé, de la qualité exprimée en l'article 177, pour obtenir, soit une opinion favorable, soit des procès-verbaux, états, certificats ou estimations contraires à la vérité, soit des places, emplois, adjudications, entreprises ou autres bénéfices quelconques, soit enfin tout autre acte du ministère du fonctionnaire, agent ou préposé, sera puni des mêmes peines que le fonctionnaire, agent, ou préposé corrompu.
Toutefois, si les tentatives de contrainte ou corruption n'ont eu aucun effet, les auteurs de ces tentatives seront simplement punis d'un emprisonnement de trois mois au moins et de six mois au plus, et d'une amende de cent à trois cents francs.
Art. 17, wet
29 Junij 54.
De poging tot de misdaden (crimes), welke door deze wet correctioneel strafbaar worden en het kenmerk van wanbedrijf erlangen, is even als de volbragte daad strafbaar.
De gevangenisstraf tegen wanbedrijven, in deze wet en in het Strafwetboek bedreigd, wordt echter bij strafbare poging met een derde verminderd.
Indien er op de poging in dat Wetboek eene mindere straf is bedreigd, wordt deze toegepast.
180. Nooit zal aan den omkooper teruggave geschieden van het door hem gegevene, noch van de waarde daarvan. Het zal ten behoeve der Godshuizen der plaats, waar de omkooping geschied is, verbeurd verklaard worden. 180. Il ne sera jamais fait au corrupteur restitution des choses par lui livrées, ni de leur valeur; elles seront confisquées au profit des hospices des lieux où la corruption aura été commise.
[ 65 ]
181. In geval het een regter, in zake van misdaad regtsprekende, of een gezworene is, die zich heeft laten omkoopen, hetzij dan ten voordeele, hetzij ten nadeele van den beschuldigde, zoo zal hij, behalve de geldboete bij art. 177 gesteld, met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden. 181. Si c'est un juge prononçant en matière criminelle, ou un juré qui s'est laissé corrompre, soit en faveur, soit au préjudice le l'accusé, il sera puni de la réclusion, outre l'amende ordonnée par l'article 177.
182. In gevalle de omkooping ten gevolge gehad heeft eene veroordeeling tot zwaarder straffe, dan het tuchthuis (van vijf tot tien jaren), zal diezelfde straf, welke het dan ook zijn mag, aan den regter of gezworene die zich heeft laten omkoopen, opgelegd worden. 182. Si, par l'effet de la corruption, il y a eu condamnation à une peine supérieure à celle de la réclusion, cette peine, quelle qu'elle soit, sera appliquée au juge ou juré coupable de corruption.
183. Alle regters of bestuurders die zich uit toegenegenheid of vijandschap voor of tegen iemand bepaald hebben, zullen schuldig zijn aan ambtsmisdaad en met ontzetting van de burgerschapsregten gestraft worden (eene correctionele gevangenisstraf van een tot drie jaren, met of zonder geldvoete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten, in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld, van vijf tot tien jaren). 183. Tout juge ou administrateur qui se sera décidé par faveur pour une partie ou par inimitié contre elle, sera coupable de forfaiture et puni de la dégradation civique.
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — De ontzetting van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 6 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van het Wetboek van Strafregt toepast.

§ 5.

§ 5.

Van misbruik van gezag.

Des abus d'autorité.

EERSTE SOORT.

PREMIÈRE CLASSE.

Van misbruik van gezag jegens bijzondere personen.

Des abus d'autorité contre les particuliers.

[ 66 ]
184. Alle regter, alle procureur-generaal of keizerlijk procureur, alle stedehouder [13]), alle bewindvoerder, of alle andere ambtenaar van regtsgezag of policie, die zich buiten de gevallen of zonner inachtneming der vereischten, bij de wet bepaald en voorgeschreven in de woning eens burgers ingedrongen zal hebben, zal gestraft worden met eene geldboete van ten minste zestien, en ten hoogste twee honderd franken. 184. Tout juge, tout procureur-général ou impérial, tout substitut, tout administrateur ou tout autre officier de justice ou de police, qui se sera introduit dans le domicile d'un citoyen hors les cas prévus par la loi et sans les formalités qu'elle a prescrites, sera puni d'une amende de seize francs au moins et de deux cents francs au plus.
(Zie art. 158, Grondwet 1848, — o. a. artt. 40, 41, 42, 44, 45, 46, 106—110 Wetb. v. Strafv.; — art. 190—2-4 der algem. wet 26 Aug. 1822, Stbl. 38; — wet 31 Augustus 1853, Stbl. 83, tot verzekering der uitvoering van sommige voorschriften van plaatselijke verordeningen, — (betrekkelijk de bevoegdheid om de woningen der inegzetenen, huns ondanks, binnen te treden.)
185. Alle regter of geregt, alle bewindvoerder of beewindvoerend gezag, onder welk voorwendsel ook, al ware 't van het stilzwijgen of van de duisterheid van de wet, na daartoe gedane vordering aan partijen het verschuldigde regt weigerende, en na waarschuwing of vermaning van zijne hoogeren, in deze weigering volhardende, zal vervolgd mogen worden en zal gestraft worden met eene geldboete van ten minste twee honderd, en ten hoogste van vijf honderd franken, en met ontzegging van de waarneming van openbare posten, van vijf tot twintig jaar toe. 185. Tout juge ou tribunal, tout administrateur ou autorité administrative, qui, sous quelque prétexte que ce soit, même du silence ou de l'obscurité de la loi, aura dénié de rendre la justice qu'il doit aux parties, après en avoir été requis, et qui aura persévéré dans son déni, après avertissement ou injonction de ses supérieurs, pourra être poursuivi, et sera puni d'une amende de deux cents francs au moins et de cinq cents francs au plus, et de l'interdiction de l'exercice des fonctions publiques depuis cinq ans jusqu'à vingt.
(Zie art. 13, wet houdende algem. bep. van Wetgeving.)
186. Wanneer een ambtenaar of die een openbare post bekleedt, een bewindvoerder, agent, of die van wege de hooge regering of van wege de policie over iets gesteld is, iemand, die met de uitvoering van bevelen van regters of vonnissen belast is, een hoofdbevelhebben, of onderbevelhebber van den gewapenden arm, in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn post zonder wettigen grond jegens iemand geweld heeft gebruikt of heeft doen gebruiken, zal hij naar den aard en de zwaarte van zijne gewelddadigheden, en met verzwaar van straf achtervolgens de regel bij artikel 198 hierna gesteld, gestraft worden. 186. Lorsqu'un fonctionnaire ou un officier public, un administrateur, un agent ou un préposé du gouvernement ou de la police, un exécuteur des mandats de justice ou jugements, un commandant en chef ou en sous-ordre de la force publique, aura, sans motif légitime, usé ou fait user de violence envers les personnes, dans l'exercice ou à l'occasion de l'exercice de ses fonctions, il sera puni selon la nature et la gravité de ses violences, et en élevant la peine suivant la règle posée par l'article 198 ci-après.
[ 67 ]
187. Alle terughouding, alle opening van brieven die aan de posterij betrouwd zijn, welke begaan (of bevorderd) [14]) zou mogen worden door een ambtenaar of agent van de hooge regering, of van het bestuur der posterijen, zal met eene geldboete van zestien tot drie honderd franken gestraft worden. De schuldige zal bovendien van alle openbare bediening of ambt ontzet worden voor ten minste vijf, en ten hoogste tien jaren. 187. Toute suppression, toute ouverture de lettres confiées à la poste, commise ou facilitée par un fonctionnaire ou un agent du gouvernement ou de l'administration des postes, sera punie d'une amende de seize francs à trois cents francs. Le coupable sera, de plus, interdit de toute fonction ou emploi public pendant cinq ans au moins et dix ans au plus.
Wet 7 Maart
1852, Stbl.
48.
tot regerling der gemeenschap door electro-magnetische telegraphen.
Art. 10. De straffen bedreigd in de artt. 187 en — van het Strafwetboek, zijn toepasselijk op de personen die, in hunne betrekking tot een telegraaf, zich schuldig gemaakt hebben aan de terughouding of opening van telegraphische berigten, en aan het openbaar maken van geheimen, in zulke berigten vervat.
Art. 463 van het Strafwetboek, is toepasselijk op overtredingen, krachtens de tegenwoordige wet (7 Maart 1852) strafbaar.
(Zie ook: art. 2 reglement voor de dienst van den Rijks-telegraaf; Kon. besluit 3 Dec. 1865, Stbl. 132.)
  1. Beter: substituten.
  2. Beter: substituten.
  3. Beter: bevoegdheid.
  4. Beter: bewaarplaats.
  5. Beter: ten behoeve van den daarbij genoemden persoon in te roepen.
  6. Beter: ontvreemdingen.
  7. Beter: ieder ontvanger, of met eenigen ontvang belaste persoon, ieder openbaar beheerhouder, of die in zijn post wegens gelden verantwoordelijk is — —.
  8. Beter: — zal desgelijks plaats hebben, hoe groot of klein de som of waarde der verduisterde of ontrokkene gelden of zaken ook wezen mag, indien deze som of waarde een derde deel uitmaakt of te boven gaat, van de ontvangsten of in bewaring gegevene som of waarde, in geval van eenmaal ontvangene of in bewaring gegevene gelden of zaken; van den borgtogt, in geval van een ontvang of eene bewaring, die aan eenen aan borgtogt onderhevigen post verknocht is; en van den gemeenen maandelijkschen ontvang, in geval van eenen ontvang, die uit op elkander volgende ontvangsten bestaat, en aan geene borgtogt onderhevig is.
  9. Beter: bekleeder van eene openbare bediening.
  10. Beter: van de administratieve of regterlijke magt — —.
  11. De officiële vertaling heeft: gebragt —.
  12. Dit woord ontbreekt in de officiële vertaling.
  13. Beter: substituut.
  14. Deze twee woorden ontbreken in de officiële vertaling.

TWEEDE SOORT.

DEUXIÈME CLASSE.

Van misbruik van gezag jegens de algemene zaak.

Des abus d'autorité contre la chose publique.

188. Al wie openbare posten bekleeden, alle agenten of van wegens de hooge regering over iets gestelde personen, van welken staat of rang het zijn moge, die het te werk stellen of gebruiken van den gewapenden arm gevorderd of gelast zullen hebben of zullen hebben doen vorderen of gelasten, hetzij tegen de uitvoering van een wet of de invordering eener wettige belasting, hetzij tegen het ten uitvoer leggen van een regterlijk bevelschrift of last, of van eenig ander bevel van het wettig gezag, zal [1]) met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden. 188. Tout fonctionnaire public, agent ou préposé du gouvernement, de quelque état et grade qu'il soit, qui aura requis ou ordonné, fait requérir ou ordonner l'action ou l'emploi de la force publique contre l'exécution d'une loi ou contre la perception d'une contribution [légale], ou contre l'exécution soit d'une ordonnance ou mandat de justice, soit de tout autre ordre émané de l'autorité légitime, sera puni de la réclusion.
[ 68 ]
189. In gevalle deze vordering of deze last hare uitwerking gehad heeft, zal de straf in wegvoering naar een oord van ballingschap bestaan. 189. Si cette réquisition ou cet ordre ont été suivis de leur effet, la peine sera la déportation.
190. De straffen bij artikel 188 en 189 uitgedrukt, zullen niet nalaten opgelegd te moeten worden [2]) aan beambten die uit last van hun hoogeren gehandeld hebben, dan voor zoo verre die last door laatstgemelden gegeven is ten aanzien van voorwerpen van hunne onderhoorigheid, en waaromtrent volstrekte gehoorzaamheid aan hen verschuldigd was: in dit geval zullen de hierboven gestelde straffen niet dan aan de hoogeren, die deze last het eerst gegeven hebben, opgelegd worden. 190. Les peines énoncées aux articles 188 et 189 ne cesseront d'être applicables aux fonctionnaires ou préposés qui auraient agi par ordre de leurs supérieurs, qu'autant que cet ordre aura été donné par ceux-ci pour des objets de leur ressort, et sur lesquels il leur était dû obéissance hiérarchique ; dans ce cas, les peines portées ci-dessus ne seront appliquées qu'aux supérieurs qui les premiers auront donné cet ordre.
191. In gevalle er, ten gevolge van de gezegde lastgevingen of vorderingen, andere misdaden ontstaan die met zwaarder straffen gestraft moeten worden dan bij artikel 188 en 189 zijn uitgedrukt, zullen deze zwaarder straffen op de beambten, agenten of gestelde personen, die aan deze lastgevingen of aan het doen dezer vorderingen schuldig zijn, toegepast worden. 191. Si, par suite desdits ordres ou réquisitions, il survient d'autres crimes punissables de peines plus fortes que celles exprimées aux articles 188 et 189, ces peines plus fortes seront appliquées aux fonctionnaires, agents ou préposés coupables d'avoir donné lesdits ordres ou fait lesdites réquisitions.

§ 6.

§ 6.

Van eenige wanbedrijven betrekkelijk het houden der akten van den burgerlijken staat [3]).

De quelques délits relatifs à la tenue des actes de l'etat civil.

192. De ambtenaren over het houden van de akten van den burgerlijken staat [3] gesteld, die hunne akten op bloote losse bladen ingeschreven zullen hebben, zullen gestraft worden met eene gevangenis van ten minste eene, en ten hoogste drie maanden, en met eene geldboete van zestien tot twee honderd franken. 192. Les officiers de l'état civil qui auront inscrit leurs actes sur de simples feuilles volantes, seront punis d'un emprisonnement d'un mois au moins et de trois mois au plus, et d'une amende de seize francs à deux cents francs.
[ 69 ]
193. Wanneer de wet, tot krachthebbing [4]) van een huwelijk de toestemming van vader, moeder of andere personen vereischt, en de ambtenaar van den burgerlijken staat [5]), zich van het werkelijk bestaan dezer toestemming niet verzekerd heeft, zal hij gestraft worden met eene geldboete van zestien tot drie honderd franken, en eene gevangenzet-ting van ten minste zes maanden, ten hoogste een jaar. 193. Lorsque pour la validité d'un mariage, la loi prescrit le consentement des pères, mères ou autres personnes, et que l'officier de l'état civil ne se sera point assuré de l'existence de ce consentement, il sera puni d'une amende de seize francs à trois cents francs, et d'un emprisonnement de six mois au moins et d'un an au plus.
194. De ambtenaar van den burgerlijken staat [5]) zal desgelijks tmet zestien tot drie honderd franken geldboete gestraft worden, zoo wanneer hij een huwelijks-akte van eene vrouw, die reeds te voren getrouwd is geweest, vóór den tijd, bij artikel 228 van het Wetboek van Napoleon (art. 91 van het burgerlijk Wet-boek) gesteld, aangenomen (gepasseerd) zal hebben. 194. L'officier de l'état civil sera aussi puni de seize francs à trois cents francs d'amende, lorsqu'il aura reçu, avant le terme prescrit par l'article 228 du Code Napoléon, l'acte de mariage d'une femme ayant déjà été mariée.
195. De straffen, bij de vorige artikelen tegen de ambtenaren van den burgerlijken staat [5]) gesteld, zullen hun opgelegd worden, ook zelfs dan, wanneer de nietigverklaring van hunne akten niet gevorderd, of de nietigheid zelfs door het later gebeurde weggenomen zou mogen zijn. Alles onverminderd de zwaardere straffen, in gevalle van bedriegelijke zamenheuling (of collusie) voorgeschre-ven, en onverminderd ook de overige strafbepalingen van den vijfden titel van het eerste boek van het Wetboek Napoleon (art. 137 van het burgerlijk Wetboek). 195. Les peines portées aux articles précédents contre les officiers de l'état civil, leur seront appliquées, lors même que la nullité de leurs actes n'aurait pas été demandée, ou aurait été couverte ; le tout sans préjudice des peines plus fortes prononcées en cas de collusion, et sans préjudice aussi des autres dispositions pénales du titre V du Livre Ier du Code Napoléon.
Wet 8 Jan.
1817, Stbl. 1.
Art. 197. Aan de beambten van den burgerlijken stand wordt stellig verboden om eenig manspersoon ten huewelijk aan te teekenen of in den echt op te nemen, zonder dat hem bij behoorlijk bewijs gebleken is, dat zoodanig manspersoon aan de verpligtingen, die ten aanzien der nationale militie op denzelven mogten berust hebben tot dat oogenblik voldaan heeft; ten ware uit de overgelegde extracten uit de registers van den burgerlijken stand mogt blijken, dat de manspersonen, welke zicht ten huwelijk willen begeven, uit aanmerking van derzelver reeds gevorderde jaren, met of sedert het emaneren dezer wet niet dienstpligtig zijn geweest. De overtreding van het voorzegd verbod zal gestraft worden met eene boete van duizend guldens, of, bij volstrekt onvermogen, met eene gevangenis van een tot twee jaren.</includeonly
[ 70 ]
Kon. Besl. 31
Julij 1828,
Stbl. 51.
— Gelet op de Wet van 6 Maart 1818, Stbl. 12.
Art. 1. De ambtenaren van den burgerlijken stand in het geheele Rijk, zullen gebonden zijn, om van alle sterfgevallen, zonder onderscheid, schriftelijk mededeeling te doen aan den vredesregter van ieder kanton, waarin de overledene gewoond heeft, en zulks binnen vier-en-twintig uren, nadat de aangifte van het sterfgeval zal zijn gedaan.
Art. 27 v. h.
Burg. Wetb.
— In geval van overtreding, tegen de voorschriften van dezen titel (Tit. 3, 1e. Bk. Burg. Wetb.) begaan, kunnen die ambtenaren en bewaarders, voor zoo verre daartegen niet bij het Wetboek van Strafregt is voorzien, door de arrondissementsregtbank worden verwezen in eene geldboete, niet te bovengaande de som van honderd gulden.
Bij het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering wordt de proces-orde op dat stuk voorgeschreven (art. 854).
Art. 137 v. h.
Burg. Wetb.
In geval van overtreding door de ambtenaren van den burgerlijken stand, tegen de bepalingen van dezen titel (Tit. 4, 1e. Bk. Burg. Wetb.) begaan, kunnen die ambtenaren, voor zoo verre daartegen niet in het Wetboek van Strafregt is voorzien, door de arrondissements-regtbank worden gestraft met eene geldboete, de som van honderd gulden niet te boven gaande; behoudens de regtsvordering der belanghebbende partijen tot schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn.
(Zie, art. 340.)

§ 7.

§ 7.

Van het onwettig uitoefenen van het openbaar gezag voor de verkregen of na de verloren bevoegdheid daartoe.

De l'exercice de l'autorité publique illégalement anticipé ou prolongé.

196. Alle openbaar beambte, die in bediening van zijn post treedt zonder den eed afgelegd te hebben, zal vervolgd, en met eene geldboete van zestien tot honderd en vijftig franken gestraft mogen worden. 196. Tout fonctionnaire public qui sera entré en exercice de ses fonctions sans avoir prêté le serment, pourra être poursuivi, et sera puni d'une amende de seize francs à cent cinquante francs.
[ 71 ]
197. Alle openbaar beambte die wettig van zijn post verlaten 1), afgezet, of in of van de waarneming daarvan opgeschort of ontzet zijnde, na daar de behoorlijke (officiële) kennis van bekomen te hebben, met de uitoefening zijner bediening voortvaart of die, voor een tijd verkoren of aangesteld zijnde, daarin voortvaart, nadat een ander in zijne plaats is gesteld, zal gestraft worden met eene gevangenis van ten minste zes maanden en ten hoogste twee jaren, en eene geldboete van honderd tot vijfhonderd franken. Alle openbare bediening zal hem ontzegd worden voor den tijd van ten minste vijf en ten hoogste tien jaren, te rekenen van den dag dat hij zijne straf ondergaan zal hebben. Alles onverminderd de zwaarder straffen, bij artikel 93 van dit Wetboek, ten aanzien van de officieren en krijgsbevelhebbers gesteld. 197. Tout fonctionnaire public révoqué, destitué, suspendu ou interdit légalement, qui, après en avoir eu la connaissance officielle, aura continué l'exercice de ses fonctions, ou qui, étant électif ou temporaire, les aura exercées après avoir été remplacé, sera puni d'un emprisonnement de six mois au moins et de deux ans au plus, et d'une amende de cent francs à cinq cents francs. Il sera interdit de l'exercice de toute fonction publique pour cinq ans au moins et dix ans au plus, à compter du jour où il aura subi sa peine : le tout sans préjudice des plus fortes peines portées contre les officiers ou les commandants militaires par l'article 93 du présent Code.
Zie artt. 8, 21, wet 29 Junij 1854.

Bijzondere bepaling.

Disposition particulière.

198.Buiten de gevallen, waarin de wet de straffen der misdaden of wanbedrijven die bij [6]) openbare beambten begaan worden, afzonderlijk regelt, zullen de zoodanigen onder hen als zich aan andere misdaden of wanbedrijven tegen welke zij verpligt waren te waken en ze te bedwingen, medepligtig mogten maken, gestraft worden als volgt:
In geval van een boetstraffelijk wanbedrijf, zullen zij altijd het maximum van de straf, aan die soort van wanbedrijf verknocht, ondergaan;
En in geval van misdaden lijfstraffe meêbrengende, zullen zij veroordeeld worden, namelijk:
Tot het tuchthuis (van vijf tot tien jaren), zoo de misdaad ten opzigte van alle andere schuldigen de straffe van uitbanning of van de kaak (correctionele gevangenisstraf van drie tot vijf jaren en ontzetting van de regten in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld) medebrengt;
Tot dwangarbeid voor een tijd (tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren), zoo de misdaad ten opzigte van alle andere schuldigen, de straf van het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) medebrengt;
198. Hors les, cas où la loi règle spécialement les peines encourues pour crimes ou délits commis par les fonctionnaires ou officiers publics, ceux d'entre eux qui auront participé à d'autres crimes ou délits qu'ils étaient chargés de surveiller ou de réprimer, seront punis comme il suit:
S'il s'agit d'un délit de police correctionnelle, ils subiront toujours le maximum de la peine attachée l'espèce de délit;
Et s'il s'agit de crimes emportant peine afflictive, ils seront condamnés, savoir:
A la réclusion, si le crime emporte contre tout autre coupable la peine du bannissement ou du carcan;



Aux travaux forcés à temps, si le crime emporte contre tout autre coupable la peine de la réclusion;
[ 72 ]

En tot eeuwigen dwangarbeid (tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren), wanneer de misdaad ten opzigte van alle andere schuldigen de straffe van wegvoering naar een oord van ballingschap of van dwangarbeid voor een tijd (tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) medebrengt.
Behalve in deze genoemde gevallen, zal de straf zonder verzwaring opgelegd worden.


Et aux travaux forcés à perpétuité, lorsque le crime emportera contre tout autre coupable la peine de la déportation ou celle des travaux forcés à temps.



Au-delà des cas qui viennent, d'être exprimés, la peine commune sera appliquée sans aggravation.
Wet op de
Regt. Org.
en het Bel.
der Justitie.
Art. 11. In het arrest, bij hetwelk eenig lid van de regterlijke magt tot eene lijf- of onteerende straf wordt veroordeeld, zal tevens dezelfs afzetting worden uitgedrukt.
Art. 12. Elk raadsheer, regter of griffier, die tot eene correctionele gevangenisstraf mogt zijn veroordeeld, kan, op requisitoir van den procureur-generaal, door den hoogen raad worden ontzet, na in zijne belangen te zijn gehoord.
— — — Indien een ambtenaar van het openbaar ministerie zich in een der gevallen van dit artikel mogt bevinden, zal deszelfs ontzetting, nadat de hooge raad daaromtrent zal zijn gehoord, door den koning kunnen gedaan worden.
Wet op het
notarisambt
9 Julij 1842,
Stbl. 20.
Art. 51. In het arrest, bij hetwelk een notaris tot eene criminele straf wordt veroordeeld, zal tevens deszelfs afzetting worden uitgesproken.
Elk notaris, die tot eene correctionele gevangenisstraf mogt zijn veroordeeld, kan, op requisitoir van het openbaar ministerie, na in zijne belangen te zijn gehoord, door de regtbank van zijne bediening worden ontzet.
(Zie ook art. 10, wet 30 April 1815, Stbl. 33; — art. 12, wet 29 Sept. 1815, Stbl. 47; — ook ad art. 217.)


DERDE AFDEELING.

SECTION III.

Van verstoring der openbare orde door kerkelijken in de waarneming van hunne dienst.

Des troubles apportés à l'ordre public par les ministres des cultes dans l'exercice de leur ministère.

[ 73 ]

§ 1.

§ 1.

Van overtredingen, die den burgerlijken staat 1) der personen in gevaar zouden kunnen brengen.

Des contraventions propres à compromettre l'état civil des personnes.

199. Alle geestelijke of kerkleeraar van eenig Godsdienst-genootschap die, tot het bedienen der godsdienstige plegtigheden van een huwelijk overgaat, zonder dat hem behoorlijk gebleken is van een huwelijks-akte, vooraf bij de ambtenaren van den burgerlijken staat [7]) aangegaan, zal voor de eerste reize met een geldboete van zestien tot honderd franken gestraft worden. 199. Tout ministre d'un culte qui procédera aux cérémonies religieuses d'un mariage, sans qu'il lui ait été justifié d'un acte de mariage préalablement reçu par les officiers de l'état civil, sera, pour la première fois, puni d'une amende de seize francs à cent francs.
200. In geval van nieuwe overtredingen van den aard als bij het vorig artikel uitgedrukt, zal de kerkelijke [8]), die dezelve begaan heeft, gestraft worden, namelijk:
Bij het eerste weder-overtreden, met een gevangenzetting van twee tot vijf jaren;
En bij het tweede, met wegvoering naar een oord van ballingschap.
200. En cas de nouvelles contraventions de l'espèce exprimée en l'article précédent, le ministre du culte qui les aura commises, sera puni, savoir:
Pour la première récidive, d'un emprisonnement de deux à cinq ans;
Et pour la seconde, de la déportation.


§ 2.

§ 2.

Van berispingen, bestraffingen of opzettingen, die tegen het openbaar gezag gerigt worden in een openlijk gehouden herderlijke rede of leerrede.

Des critiques, censures ou provocations dirigées contre l'autorité publique dans un discours pastoral prononcé publiquement.

201. Alle kerkelijken, van welk Godsdienst-genootschap ook, die in de waarneming of oefening van hun dienst, en bij openbare vergadering, een rede zullen houden, behelzende eenige bestraffing of berisping van de hooge regering, van eene wet, van een keizerlijk besluit, of van eenige andere akte of daad van het openbaar gezag, zullen gestraft worden met eene gevangenzetting van drie maanden tot twee jaren. 201. Les ministres des cultes qui prononceront, dans l'exercice de leur ministère, et en assemblée publique, un discours contenant la critique ou censure du Gouvernement, d'une loi, d'un décret impérial, ou de tout autre acte de l'autorité publique, seront punis d'un emprisonnement de trois mois à deux ans.
202. In gevalle de rede een regtstreeksche opzetting tot ongehoorzaamheid aan de wetten of andere bevelen van het openbaar gezag behelst; of strekt om een gedeelte der ingezetenen tegen de anderen te doen opstaan, of in de wapenen te brengen, zal de geestelijke of kerkelijke die dezelve gehouden heeft, gestraft worden met eene gevangenzet-ting van twee tot vijf jaren, bijaldien deze opzetting geenerlei gevolg heeft gehad, en met uitbanning, zoo zij werkelijk ongehoorzaamheid, doch geene die tot oproer of opstand is overgegaan, bewerkt heeft. 202. Si le discours contient une provocation directe à la désobéissance aux lois ou autres actes de l'autorité publique, ou s'il tend à soulever ou armer une partie des citoyens contre les autres, le ministre du culte qui l'aura prononcé sera puni d'un emprisonnement de deux à cinq ans, si la provocation n'a été suivie d'aucun effet ; et du bannissement, si elle a donné lieu à désobéissance, autre toutefois que celle qui aurait dégénéré en sédition ou révolte.
[ 74 ]
ans, si la provocation n'a été suivie d'aucun effet ; et du bannissement, si elle a donné lieu à désobéissance, autre toutefois que celle qui aurait dégénéré en sédition ou révolte.
Wet 16 Mei
1829, Stbl.
34.
houdende aanvulling van eenige gapingen in het Wetboek van Strafregt.
Art. 1. Onverminderd de bepalingen van art. 60 van het Wetboek van Strafregt en in al de gevallen bij dat Wetboek niet uitdrukkelijk voorzien, zal als medepligtige van eene begane misdaad of misdrijf worden beschouwd, degeen, die, hetzij door aanspraken in het openbaar ten aanhoore van eene verzameling van personen gehouden, hetzij door plakschriften, hetzij door gedrukte of ongedrukte en verkochte of verspreide geschriften, de burgers en ingezetenen zal hebben opgeruid om eene misdaad of misdrijf te begaan.
Dezelfde bepaling is mede toepasselijk, in geval ten gevolge der opruijing slechts eene poging van misdaad of misdrijf, overeenkomstig art. 2 en 3 van het Wetboek op het Strafregt heeft plaats gehad.
Indien de opruijing geen gevolg hoegenaamd heeft gehad, zal dezelve worden gestraft met eene geldvoete van 50 tot 100 gulden, of in geval van verzwarende omstandigheden met eene gevangenis welke den tijd van zes maanden niet zal kunnen te boven gaan.
(Zie verder art. 5 en 6 dezer wet en wet 1 Junij 1830 ad art. 367; ook artt. 102, 217.)
203. Wanneer er een oproer of opstand uit gevolgd is, waarvan de aard eene zwaarder straf dan van uitbanning tegen een of meer der schuldigen doet plaats grijpen, zal deze laatste straf, hoedanig zij dan ook wezen mag, aan den kerkelijke, die zich aan de opzetting schuldig gemaakt heeft, opgelegd worden. 203. Lorsque la provocation aura été suivie d'une sédition ou révolte dont la nature donnera lieu contre l'un ou plusieurs des coupables à une peine plus forte que celle du bannissement, cette peine, quelle qu'elle soit, sera appliquée au ministre coupable de la provocation.

§ 3.

§ 3.

Van berispingen, bestraffingen of opzettingen, die tegen het openbaar gezag gerigt worden, bij een herderlijk geschrift.

Des [critiques], censures ou provocations dirigées contre l'autorité publique dans un écrit pastoral.

204. Alle geschrift, herderlijke onderwijzingen behelzende, in welke voege dit zijn moge, en waarin een geestelijke of kerkelijke van eenig Godsdienst-genootschap, zich aangematigd zal hebben, hetzij de hooge regering, hetzij eenige daad van het openbaar gezag te berispen of te bestraffen, zal de straf van uitbanning voor den geestelijke of kerkelijke, die het uitgegeven zal hebben, na zich slepen. 204. Tout écrit contenant des instructions pastorales, en quelque forme que ce soit, et dans lequel un ministre de culte se sera ingéré de critiquer ou censurer, soit le Gouvernement, soit tout acte de l'autorité publique, emportera la peine en bannissement contre le ministre qui l'aura publié.
[ 75 ]
205. In gevalle het geschrift bij het vorig artikel gemeld, eene regtstreeksche opzetting tot ongehoorzaamheid aan de wetten of andere bevelen van het openbaar gezag behelst, of strekt om een gedeelte der ingezetenen tegen de anderen te doen opstaan of in de wapenen te brengen, zal de geestelijke of kerkelijke die het uitgegeven zal hebben met wegvoering naar een oord van ballingschap gestraft worden. 205. Si l'écrit mentionné en l'article précédent contient une provocation directe à la désobéissance aux lois ou autres actes de l'autorité publique, ou s'il tend à soulever ou armer une partie des citoyens contre les autres, le ministre qui l'aura publié sera puni de la déportation.
(Zie art. 1, Wet 19 Mei 1829, Stbl. 34; ad artt. 102, 202, 217.)
206. Wanneer de opzetting in het geschrift vervat, een oproer of een opstand ten gevolge gehad heeft, waarvan de aard zwaarder straffe dan van wegvoering naar een oord van ballingschap, tegen een of meer der schuldigen doet plaats grijpen, zal deze straf, welke zij dan ook zijn moge, aan den geestelijke of kerkelijke, der opzetting schuldig, opgelegd worden. 206. Lorsque la provocation contenue dans l'écrit pastoral aura été suivie d'une sédition ou révolte dont la nature donnera lieu contre l'un ou plusieurs des coupables à une peine plus forte que celle de la déportation, cette peine, quelle qu'elle soit, sera appliquée au ministre coupable de la provocation.

§ 4.

§ 4.

Van de verstandhouding der geestelijken van Godsdienst-genootschap, met buitenlandsche hoven of mogendheden, over zaken van Godsdienst.

De la correspondance des ministres des cultes avec des cours ou puissances étrangères, sur des matières de religion.

207. Alle geestelijke van eenig Godsdienst-genootschap, die over bedenkelijkheden of zaken van godsdienst, met een buitenlandsch hof of mogendheid in verstandhouding getreden is, zonder daarvan vooraf des Keizers minister, die met het toezigt over de eeredienst belast is, verstendigd [9]) te hebben, en zonder van denzelven daartoe gemagtigd te zijn, zal te dier zake alleen, met eene geldboete van honderd tot vijf honderd franken, en eene gevangenzetting van een maand tot twee jaren, gestraft worden. 207. Tout ministre d'un culte qui aura, sur des questions ou matières religieuses, entretenu une correspondance avec une cour ou puissance étrangère, sans en avoir préalablement informé le ministre de l'Empereur, chargé de la surveillance des cultes, et sans avoir obtenu son autorisation, sera, pour ce seul fait, puni d'une amende de cent francs à cinq cents francs, et d'un emprisonnement d'un mois à deux ans.
[ 76 ]
(Zie art. 170 Grondwet 1848, en wet 10 September 1853, Stbl. 102, tot regeling van het toezigt op de onderscheidene kerkgenootschappen.)
208. In gevalle de verstandhouding bij het vorig artikel gemeld, verzeld of gevolgd is geworden, van andere bedrijven, strijdig met de uitdrukkelijke verordeningen of voorschriften van eene wet of van een besluit des Keizers, zal de schuldige met uitbanning gestraft worden; ten ware echter de straf uit den aard dezer bedrijven voortvloeijende, zwaarder mogt zijn, in welk geval deze zwaarder straffe alleen opgelegd zal worden.
208. Si la correspondance mentionnée en l'article précédent a été accompagnée ou suivie d'autres faits contraires aux dispositions formelles d'une loi ou d'un décret de l'Empereur, le coupable sera puni du bannissement, à moins que [la peine résultant de] la nature de ces faits ne soit plus forte, auquel cas cette peine plus forte sera seule appliquée.

VIERDE AFDEELING.

SECTION IV.

Wederstand, wederhoorigheid, en andere pligtverbrekingen jegens het openbaar gezag.

Résistance, désobéissance et autres manquemens envers l'autorité publique.

§ 1.

§ 1.

Feitelijke wederspannigheid (rebellie).

Rebellion.

209. Alle aantasting, alle gewelddadige en feitelijke wederstand jegens de bediende beambten, de veld- of boschwachters, den gewapenden arm, degenen die over de invordering der schattingen en opbrengsten gesteld zijn, derzelver deurwaarders, degenen die over de inkomende en uitgaande regten (douanen of tollen) gesteld zijn; degenen die eene geregterlijke bewaring voeren (sequesters); de ambtenaren of agenten der regeringspolicie, wanneer zij ter uitvoering der wetten, der bevelen of bevelschriften van het openbaar gezag, of der regterlijke bevelen of vonnissen handelen; wordt naar de omstandigheden, misdaad of wanbedrijf van wederspannigheid verklaard. 209. Toute attaque, toute résistance avec violence et voies de fait envers les officiers ministériels, les gardes champêtres ou forestiers, la force publique, les préposés à la perception des taxes et des contributions, leurs porteurs de contraintes, les préposés des douanes, les séquestres, les officiers ou agents de la police administrative ou judiciaire, agissant pour l'exécution des lois, des ordres ou ordonnances de l'autorité publique, des mandats de justice ou jugements, est qualifié, selon les circonstances, crime ou délit de rébellion.
[ 77 ]
Algem. wet
26Aug.1822,
Stbl. 88.
Art. 322. Alle burgerlijke autoriteiten, alsmede en in het bijzonder de gewapende magten, mitsgaders de officieren van justitie en policie, zullen de ambtenaren en bedienden der in- en uitgaande regten en accijnsen, in alle zaken, hunne functien en de executie der wetten, op dat stuk betreffende, op daartoe gedane aanvrage, de behulpzame hand bieden, beschermen en doen beschermen. Zij zullen aansprakelijk zijn wegens de schade, welke zij, door hun verzuim of ongegronde weigering van assistentie, mogten hebben veroorzaakt.
Art. 323. Een iegelijk die mogt bestaan, de ambtenaren in de uitoefening hunner functiën aan te randen, gewelddadigheden of feitelijkheden aan te doen, te resisteren, te beleedigen of te bedreigen, door woorden of gebaren, of, ter zake dier uitoefening, molest of schade aan hunne eigendommen toe te brengen, zal strengelijk vervolg en gestraft worden, overeenkomstig de wetten op het strafregt.
Art. 324. Het weigeren van visie, toegang, visitatie, exhibitie van documenten, of het anderzins verhinderen van werkzaamheden, welke de ambtenaren krachtens de wet verrigten, zal, onverminderd de voorziening tegen feitelijkheden of beleedigingen, gestraft worden met eene boete van ten minste vijftig, en ten hoogste drie honderd gulden.
Art. 325. De straffen, in de beide voorgaande artikelen vermeld, zullen worden geappliceerd, boven en behalve de boeten en verbeurdverklaringen wegens andere overtredingen, waarmede deze delicten mogten zijn verzeld geweest.
Wet 22 Mei
1845, Stbl.
22.
op de invordering van 's Rijks directe belastingen.
Art. 17. — — — Wanneer de nalatige belastingschuldige weigeren mogt den ingelegerde huisvesting, een nachtleger, voeding of eene plaats aan den gemeenen haard te geven, wordt hij veroordeeld in eene boete van hoogstens 100 (gulden), en in eene gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden, voor het geval van wanbetaling — — —.
Wet 29 Junij
1852, Stbl.
85.
Art. 260. De regelen, bij de wet op de invordering van 's Rijks directe belastingen gesteld of te stellen, ten aanzien der — — inlegering bij — — den (belastingschuldige), gelden voor de invordering der plaatselijke belastingen.
Art. 270. Verzet bij de invordering van plaatselijke belastingen, weigering, verhindering of belemmering van visitatie, wordt gestraft met geldboete van tien tot honderd gulden.
(Art. 275.
(Over de Commissarissen en dienaren van policie of veldwachters, zie art. 190 en volgg. dezer wet.)
Wet 18 Junij
1857, Stbl.
87.
Betrekkelijk opzieners der jagt en visscherij en feitelijken wederstand tegen dezelven, zie art. 36 en 41 van gezegde wet. Over de ambtenaren der Rijks-policie, zie Kon. Besluit 17 Decemb. 1851, Stbl. 166, houdende nadere bepalingen omtrent het beheer en beleid der algemeene of Rijks-policie, en verder de Besluiten, aangehaald in de Lijst van speciale wetten enz. hierachter.
[ 78 ]
Betrekkelijk officieren en onderofficieren der maréchaussée en de detachementen hulp-maréchaussée. zie Kon. Besluit 13 Febr. 1845, Stbl. 8; en o. a. Kon. Besluit 5 Novemb. 1853, Stbl. 113.
Zie ook art. 11, wet 7 Mei 1856, Stbl. 32, omtrent de huishouding en tucht op de koopvaardijschepen; — art. 58, wet 21 Aug. 1859, Stbl. 98, omtrent het gebruik der spoorwegen.
Art. 210. Wanneer dit gepleegd is door meer dan twintig gewapende personen, zullen de schuldigen met dwangarbeid voor een tijd (een tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden; en zoo er geen voeren van geweer [10]) bij plaats gehad heeft, zullen zij met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden. Art. 210. Si elle a été commise par plus de vingt personnes armées, les coupables seront punis des travaux forcés à temps; et s'il n'y a pas eu port d'armes, ils seront punis de la réclusion.
Art. 211. Zoo de wederspannigheid gepleegd is door een gewapende vereeniging of zamenrotting van drie of meer, tot twintig personen ten hoogste, zal de straf in het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) bestaan. Zoo er geen geweervoeren bij plaats gehad heeft, zal de straf in een gevangenzetting van ten minste zes maanden en ten hoogste twee jaren bestaan. Art. 211. Si la rébellion a été commise par une réunion armée de trois personnes ou plus, jusqu'à vingt inclusivement, la peine sera la réclusion; s'il n'y a pas eu port d'armes, la peine sera un emprisonnement de six mois au moins pet deux arts au plus.
Art. 212. Zoo de wederspannigheid slechts van [11]) een of twee personen, met wapenen, gepleegd is, zal zij gestraft worden met eene gevangenzetting van zes maanden tot twee jaren; en zoo zij zonder geweer of wapenen plaats heeft gehad, met een gevangenzetting van zes dagen tot zes maanden. Art. 212. Si la rébellion n'a été commise que par une ou deux personnes, avec armes, elle sera punie d'un emprisonnement de six mois à deux ans; et si elle a eu lieu sans armes, d'un emprisonnement de six jours à six mois.
Art. 213. In geval van wederspannigheid met (bende of [12]) zamenrotting zal het 100e art. van dit Wetboek toepasselijk zijn op de zaamgerottenen zonder gezag of post in de bende, die op de eerste waarschuwing van het openbaar gezag terug getreden zijn, of zelfs later, in gevalle zij niet op de plaats der wederspannigheidspleging, en zonder nieuwen wederstand of wapenen, gevat worden. Art. 213. En cas de rébellion avec bande ou attroupement, l'article 100 du présent Code sera applicable aux rebelles sans fonctions ni emplois dans la bande, qui se seront retirés au premier avertissement de l'autorité publique, ou même depuis, s'ils n'ont été saisis que hors du lieu de la rébellion, et sans nouvelle résistance et sans armes.
[ 79 ]
Aanschrijving van den Minister van Oorlog (ad interim), van 7 April 1848, n°. 21, a: „Voor het geval, dat de rust door kwaadwilligen mogt gestoord worden, en dat er zamenscholingen zijn, die uit een moeten gedreven worden, zal de Kommandant der militaire magt, dat is van elk detachement, dat tot die uiteendrijving moet mede werken, alvorens tot de wapenen gebruik te maken, van zijne zijde de zamenscholing op deze wijze hoorbaar waarschuwen:
gehoorzaamheid aan de wet! naar huis — of geweld zal worden gebruik!
Het zal voldoende zijn dit driemaal te bevelen. Mogt ongeacht deze waarschuwing daaraan geen gehoor worden gegeven, dan is elk Kommandant geregtigd, en in de meeste gevallen verpligt van de wapenen gebruik te maken.
Zoodra intusschen een aanval op de militaire magt geschiedt, en het wettige zelfverdediging geldt, zijn geene sommatiën noodig.” (Rec. Mil. 1848, pag. 37; — zie ook art. 100.)
Art. 214. Alle vereeniging van personen tot pleging van een misdaad of wanbedrijf, wordt voor gewapende zamenrotting of vereeniging gerekend, wanneer meer dan twee personen zigtbare wapenen voeren. Art. 214. Toute réunion d'indi-vidus pour un crime ou un délit, est réputée réunion armée, lorsque plus de deux personnes portent des armes ostensibles.
Art. 215. Diegene die van verborgene wapenen voorzien mogten zijn, en deel hebben in eene zamenrotting of vereeniging, die niet voor gewapend gerekend wordt, zullen, ieder voor zich, gestraft worden alsof zij tot eene gewapende zamenrotting of vereeniging behoord hadden. Art. 215. Les personnes qui se trouveraient munies d'armes cachées, et qui auraient fait partie d'une troupe ou réunion non réputée armée, seront individuellement punies comme si elles avaient fait partie d'une troupe ou réunion armée.
Art. 216. De daders der misdaden en wanbedrijven gedurende of ter gelegenheid van eene wederspannigheid gepleegd, zullen gestraft worden met de straffen tegen ieder dezer misdaden gesteld, in gevalle deze straffen zwaarder zijn dan die van de wederspannigheid zelve. Art. 216. Les auteurs des crimes et délits commis pendant le cours et à l'occasion d'une rébellion, seront punis des peines prononcées contre chacun de ces crimes, si elles sont plus fortes que celles de la rébellion.
Art. 217. Als schuldig aan de wederspannigheid zal gestraft worden, al wie daartoe opgezet zal hebben, hetzij door redenen in openbare plaatsen of bijeenkomsten gevoerd, hetzij door aangeslagen plakkaten, hetzij door gedrukte geschriften.
In gevalle het tot geen wederspannigheid gekomen mogt zijn, zal de opzetter gestraft worden met eene gevangenzetting van ten minste zes dagen, en ten hoogste een jaar.
Art. 217. Sera puni comme coupable de la rébellion quiconque y aura provoqué, soit par des discours tenus dans des lieux ou réunions publics, soit par placards affichés, soit par écrits imprimés.
Dans le cas où la rébellion n'aurait pas eu lieu, le provocateur sera puni d'un emprisonnement de six jours au moins et d'un an au plus.
[ 80 ]
Wet 16 Mei
1829, Stbl.
34.
houdende aanvulling van eenige gapingen in het Wetboek van Strafregt.
Art. 1 Onverminderd de bepalingen van art. 60 van het Wetboek van Strafregt en in al de gevallen bij dat Wetboek niet uitdrukkelijk voorzien, zal als medepligtige van eene begane misdaad of misdrijf worden beschouwd, degeen, die, hetzij door aanspraken in het openbaar ten aanhoore van eene verzameling van personen gehouden, hetzij door plakschriften, hetzij door gedrukte of ongedrukte en verknochte of verspreide geschriften, de burgers en ingezetenen zal hebben opgetuid om eene misdaad of misdrijf te begaan.
Dezelfde bepaling is mede toepasselijk in geval ten gevolge der opruijing slechts eene poging van misdaad of misdrijf, overeenkomstig art. 2 en 3 van het Wetboek op het Strafregt heeft plaats gehad.
Indien de opruijing geen gevolg hoegenaamd heeft gehad, zal dezelve worden gestraft met eene geldboete van 50 tot 100 gulden, of in geval van verzwarende omstandigheden, met eene gevangenis, welke den tijd van zes maanden niet zal kunnen te boven gaan.
(Zie verder artt. 5 en 6 dezer wet en de wet 1 Junij 1830, ad art. 367; — ook artt. 100, 102, 202.)
Art. 218. In alle gevallen, waarin ter zake van het plegen van wederspannigheid, eene bloote straf van gevangenzetting gewezen wordt, zullen de schuldigen bovendien tot eene geldboete van zestien tot twee honderd franken veroordeeld mogen worden. Art. 218. Dans tous les cas où il sera prononcé, pour fait de rébellion, une simple peine d'emprisonnement, les coupables pourront être condamnés en outre à une amende de seize francs à deux cents francs.
Art. 219. Als vereeniging of zamenrotting [13]) van wederspannigen zullen gestraft worden zoodanige vereenigingen of zamenrottingen als met of zonder wapenen geschied en verzeld gegaan zullen zijn van gewelddadigheden of dreigementen tegen het regeringsgezag, de policie-ambtenaren of agenten, of den gewapenden arm:
1. Door ambachtslieden of daghuur-ders, in de openbare werkplaatsen of fabrieken;
2. Door personen in godshuizen toe-gelaten;
3. Door beklaagde, beschuldigde of veroordeelde gevangenen.
Art. 219. Seront punies comme [réunions] de rebelles, celles qui auront été formées avec ou sans armes, et accompagnées, de violences ou de menaces contre l'autorité administrative, les officiers et les agents de police, ou contre la force publique,
1. Par les ouvriers ou jour-naliers, dans les ateliers publics ou manufactures;
2. Par les individus admis dans les hospices;
3. Par les prisonniers, prévenus, accusés, ou condamnés.
[ 81 ]
Art. 220. De straf ter zake van wederspannigheid, aan de beklaagde, beschuldigde, of veroordeelde gevangenen wegens andere misdaden of wanbedrijven opgelegd, zal door hen ondergaan moeten worden te weten:
Door diegenen, die wegens misdaden of wanbedrijven, waarover [14]) zij gevat zijn, tot eene straf die noch doodstraf, noch eeuwigdurend is, verwezen zijn of verwezen zouden mogen worden, onmiddelijk na het uitende dezer straf;
En door de anderen, onmoddelijk na het vonnis in hoogst gewijsde, waarbij zij vrijgesproken of ontslagen zouden mogen zijn, wegens het feit, waarover [15]) zij gevat waren.
Art. 220. La peine appliquée pour rébellion à des prisonniers, prévenus, accusés, ou condamnés relativement à d'autres crimes ou délits, sera par eux subie, savoir:
Par ceux qui, à raison des crimes ou délits qui ont causé leur détention, sont ou seraient condamnés à une peine non capitale ni perpétuelle, immédiatement après l'expiration de cette peine;
Et par les autres, immédiatement après l'arrêt ou jugement en dernier ressort, qui les aura acquittés ou renvoyés absous du fait pour lequel étaient détenus.
Art. 221. De hoofden van een wederspannigheid, en die daartoe opgezet hebben, zullen veroordeeld mogen worden, om na het uiteinde van hun straf, ten minste vijf en ten hoogste tien jaren onder het bijzonder toezigt der hooge policie te blijven. Art. 221. Les chefs d'une rébellion, et ceux qui l'auront provoquée, pourront être condamnés à rester, après l'expiration de leur peine, sous la surveillance spéciale de la haute police pendant cinq ans au moins et dix ans au plus.

§ 2.

§ 2.

Beleedigingen en geweldplegingen tegen degenen, die met het openbaar gezag bekleed zijn, en die de openbare magt in handen hebben.

Outrages et violences envers les dépositaires de l'autorité et de la force publique.

222. Zoo wanneer een of meer magistraatspersonen van het regeringsbestuur of het regtsbewind [16]), in de waarneming van hun bediening, of ter gelegenheid van die waarneming eenige beleediging in woorden bestaande, wordt aangedaan, strekkende om hun eer of kieschheid aan te tasten, zal degene die hen dusdanig beleedigt, met gevangenzetting van een maand tot twee jaren gestraft worden.
Indien die beleediging plaats heeft ter rolle of bij de teregtzitting van een hof, vierschaar of geregt, zal de gevangenzetting van twee tot vijf jaren zijn.
222. Lorsqu'un ou plusieurs magistrats de l'ordre administratif ou judiciaire auront reçu dans l'exercice de leurs fonctions, ou à l'occasion cet exercice, quelque outrage par paroles tendant à inculper leur honneur, ou leur délicatesse, celui qui les aura ainsi outragés sera puni d'un emprisonnement d’un mois à deux ans.
Si l'outrage a eu lieu à l'audience d'une cour ou d'un tribunal, l'emprisonnement sera de deux à cinq ans.
[ 82 ]
223. De beleediging door gebaarden (gebaren) of dreigementen jegens een magistraatspersoon, in de waarneming zijner bediening of ter gelegenheid van die waarneming gedaan, zal gestraft worden met van een mand tot zes maanden gevangenzetting; en in geval de beleediging plaats heeft ter rolle of bij de teregtzitting van een hof, vierschaar of geregt, zal zij gestraft worden met gevangenzetting van een maand tot twee jaren. 223. L'outrage fait par gestes ou menaces à un magistrat dans l'exercice ou à l'occasion de l'exercice de ses fonctions, sera puni d'un mois à six mois d'emprisonnement ; et si l'outrage a eu lieu à l'audience d'une cour ou d'un tribunal, il sera puni d'un emprisonnement d'un mois à deux ans.
224. De beleediging met woorden, gebaarden (gebaren) of dreigementen aan eenig bedienend beambte, of een de gewapende magt in handen hebbend agent, in de waarneming of ter gelegenheid van de waarneming zijner bediening gedaan, zal gestraft worden met eene geldboete van zestien tot twee honderd franken. 224. L'outrage fait par paroles, gestes ou menaces à tout officier ministériel, ou agent dépositaire de la force publique, dans l'exercice ou à l'occasion de l'exercice de ses fonctions, sera puni d'une amende de seize francs à deux cents francs.
225. De straf zal van zes dagen tot een maand gevangenzetting zijn, in gevalle de beleediging bij het vorig artikel gemeld, tegen een bevelhebber van de gewapende magt geschied is. 225. La peine sera de six jours à un mois d'emprisonnement, si l'outrage mentionné en l'article précédent a été dirigé contre un commandant de la force publique.
226. In geval van artikel 222, 223 en 225, zal de beleediger, boven en behalve de gevangenzetting, verwezen mogen worden om, hetzij ter naaste rolle of teregtzitting, hetzij bij geschrifte, herstelling te doen; en zal de gevangenzetting tegen hem gewezen, niet gerekend worden, dan van den dag dat de herstelling geschied is. 226. Dans le cas des articles 222, 223 et 225, l'offenseur pourra être, outre 1'emprisonnement, condamné à faire réparation, soit à la première audience, soit par écrit; et le temps de l'emprisonnement prononcé contre lui ne sera compté qu'a dater du jour où la réparation aura eu lieu.
(Zie art. 21, Wet 29 Junij 1854, Stbl. 102.)
227. In geval van art. 224 zal de beleediger desgelijks, boven en behalve de geldboete verwezen mogen worden tot het doen van herstelling aan den beleedigde; en zoo hij daarin vertraagt of weigerig is, zal hij daartoe bij aantasting van persoon genoodzaakt worden. 227. Dans le cas de l'article 224, l'offenseur pourra de même, outre l'amende, être condamné à faire réparation à l'offensé ; et s'il retarde ou refuse, il y sera contraint par corps.
228. Al wie, zelfs zonder wapenen, en zonder dat er kwetsuren uit ontstaan zijn, een magistraatspersoon in de waarneming zijner bediening, of ter gelegenheid van die waarneming geslagen zal hebben, zal met een gevangenis van twee tot vijf jaren gestraft worden. 228. Tout individu qui, même sans armes, et sans qu'il en soit résulté de blessures, aura frappé un magistrat dans l'exercice de ses fonctions, ou à l'occasion de cet exercice, sera puni d'un emprisonnement de deux à cinq ans.
[ 83 ]

In gevalle de feitelijkheid voorgevallen is ter rolle of bij de teregtzitting van een hof, vierschaar, of geregt, zal de schuldige met de kaak (eene correctionele gevangenisstraf van drie tot vijf jaren, en ontzetting van de regten in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld, van vijf tot tien jaren) gestraft worden.

Si cette voie de fait a eu lieu à l'audience d'une cour ou d'un tribunal, le coupable sera puni du carcan.
Art. 8, wet
29 Junij 1854.
— — De ontzetting van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 5 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van het Wetboek van Strafregt toepast.
229. In het een en het ander geval bij het vorig artikel uitgedrukt, zal de schuldige bovendien veroordeeld mogen worden om zich voor den tijd van vijf tot tien jaren van de plaats waar de magistraatspersoon zijn post bekleedt, en zulks op een afstand van twee myriameters, te verwijderen.
Deze veroordeling zal hare uitvoering moeten hebben van den dag af, dat de veroordeelde zijn straf ondergaan zal hebben.
In gevalle de veroordeelde dit bevel vóór het uiteinde van den bepaalden tijd, komt te verbreken, zal hij met uitbanning gestraft worden.
229. Dans l'un et l'autre des cas exprimés en l'article précédent, le coupable pourra de plus être condamné à s'éloigner, pendant cinq à dix ans, du lieu où siège le magistrat, et d'un rayon de deux myriamètres.

Cette disposition aura son exécution à dater du jour où le condamné aura subi sa peine.

Si le condamné enfreint cet ordre avant l'expiration du temps fixé, il sera puni du bannissement.
230. De gewelddadigheden, van de soort, bij artikel 228 uitgedrukt, tegen een bedienenden ambtenaar, een agent van de gewapende magt, of een burger, die met het bedienen van een openbaren dienst belast is, begaan wordende, zullen, ingeval zij voorvallen, onder of ter gelegenheid van het waarnemen van hun dienst, met eene gevangenzetting van een tot zes maanden gestraft worden. 230. Les violences de l'espèce exprimée en article 228, dirigées contre un officier ministériel, un agent de la force publique, ou un citoyen chargé d'un ministère de service public, si elles ont eu lieu pendant qu'ils exerçaient leur ministère ou à cette occasion, seront punies d'un emprisonnement d'un mois à six mois.
[ 84 ]
231. In gevalle de gewelddadigheden tegen de ambtenaren en agenten bij artikel 228 en 230 vermeld, bloedstorting, kwetsing, of ziekte voortgebragt heb'ben, zal de straf het tuchthuis zijn; in geval er binnen de veertig dagen de dood uit volgt, zal de schuldige met den dood gestraft worden. 231. Si les violences exercées contre les fonctionnaires et agents désignés aux articles 228 et 230, ont été la cause d'effusion de sang, blessures ou maladie, la peine sera la réclusion; si la mort s'en est suivie dans les quarante jours, le coupable sera puni de mort.
Art. 14, wet
29 Junij 54.
Met gevangenisstraf van twee tot vijf jaren worden gestraft: 1°. de gewelddadigheden tegen ambtenaren en agenten, vermeld in art. 230 van het Wetboek van Strafregt, indien zij slechts bloedstorting, kwetsing of ziekte hebben voortgebragt.
Art. 20, wet
29 Junij 54.
— — Het art. 463 van het Wetboek van Strafregt, is toepasselijk in de gevallen van art. 14 dezer wet (29 Junij 1854).
232. In geval zelfs deze gewelddadigheden geen bloedstorting, kwetsing of ziekte veroorzaakt mogten hebben, zullen de slagen met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden, zoo zij met voorbedachten rade of geleider lage zijn toegebragt. 232. Dans le cas même où ces violences n'auraient pas causé d'effusion de sang, blessures ou maladie, les coups seront punis de la réclusion, s'ils ont été portés avec préméditation ou guet-apens.
233. In gevalle de kwetsuren tot die soort behooren die het kenteeken van den doodslag dragen, zal de schuldige met den dood gestraft worden. 233. Si les blessures sont du nombre de celles qui portent le caractère de meurtre, le coupable sera puni de mort.

§ 3.

§ 3.

Weigering van wettelijk verschuldigde dienst.

Refus d'un service dû legalement.

234. Alle bevelhebber, officier, of onder-officier van den gewapenden arm, die, na wettelijke vordering door het burgerlijke (of civile) gezag, geweigerd zal hebben, de magt onder zijn bevel staande in 't werk te stellen, zal gestraft worden met een gevangenzetting van een tot drie maanden, onverminderd de civiele vergoedingen, die naar luid van artikel 10 van dit Wetboek verschuldigd zouden mogen zijn. 234. Tout commandant, tout officier, ou sous-officier de la force publique qui, après en avoir été légalement requis par l'autorité civile, aura refusé de faire agir la force à ses ordres, sera puni d'un emprisonnement d'un mois à trois mois, sans préjudice des réparations civiles qui pourraient être dues aux termes de l'article 10 du présent Code.
235. De strafwetten en verordeningen ten aanzien der opschrijvingen tot de krijgsdienst (militaire conscriptie) zullen voortgaan hare uitvoering te hebben. 235. Les lois pénales et règlements relatifs à la conscription militaire continueront de recevoir leur exécution.
(De wetten omtrent de militaire conscriptie zijn ten jare 1813 vervallen. — Zie de wetten van 19 Augustus 1861, Staatsbl. 72, betrekkelijk de Nationale Militie, van 1 Mei 1863, Staatsbl. 44, tot uitbreiding van art. 17 dier wet, en van 22 April 1864, Staatsbl. 22, tot uitbreiding van de wet van 19 Aug 1861.)
[ 85 ]
236. De getuigen en gezworenen, die zich van eene valsch gebleken onschuldiging bediend zullen hebben, zullen, boven en behalve de geldboeten op het niet verschijnen gesteld, tot een gevangenzetting van zes dagen tot twee maanden verwezen worden. 236. Les témoins et jurés qui auront allégué une excuse reconnue fausse, seront condamnés, outre les amendes prononcées pour la non-comparution, à un emprisonnement de six jours à deux mois.
(Zie artt. 66, 177—180 Wetb. v. Strafv.)

§ 3.

§ 3.

Ontkoming of ontvluchting van gevangenen, en verberging van misdadigen.

Evasion de détenus, recèlement de criminels.

237. Zoo dikwijls er eene ontkoming of ontvlugting van gevangenen plaats heeft, zullen (de deurwaarders [17]), de hoofd- of onderbevelhebbers, hetzij van de gendarmerie, hetzij van de gewapende magt die tot geleide dient, of de posten bezet, de cipiers, gevangenbewaarders, opsluiters en alle anderen, die over het geleiden, overbrengen of bewaren der gevangenen gesteld zijn, gestraft worden, als volgt: 237. Toutes les fois qu'une évasion de détenus aura lieu, les huissiers, les commandants en chef ou en sous-ordre, soit de la gendarmerie, soit de la force armée servant d'escorte ou garnissant les postes, les concierges, gardiens, geôliers, et tous autres préposé à la conduite, au transport ou à la garde des détenus, seront punis ainsi qu'il suit:
238. Bijaldien de ontkomene beklaagd was wegens wanbedrijven van policie of wegens misdaden aan bloot onteerende straffen onderworpen, of in gevalle hij krijgsgevangen was, zullen degenen, die over zijn bewaring of geleide gesteld zijn, in gevalle van onachtzaamheid, met een gevangenzetting van zes dagen tot twee maanden gestraft worden.
In geval van oogluiking, met een gevangenzetting van zes maanden tot twee jaren.
Diegenen, die met de bewaring of het geleide van den gevangene niet belast zijnde, zijne ontkoming te weeg gebragt of bevorderd zullen hebben, zullen met zes dagen tot drie maanden gevangenzetting gestraft worden.
238. Si l'évadé était prévenu de délits de police, ou de crimes simplement infamants, ou s'il était prisonnier de guerre, les préposés à sa garde ou conduite seront punis, en cas le négligence, d'un emprisonnement de six jours à deux mois; et en cas de connivence, d'un emprisonnement de six mois à deux ans.

Ceux qui, n'étant pas chargés de la garde ou de la conduite du détenu, auront procuré ou facilité son évasion, seront punis de six jours à trois mois d'emprisonnement.
[ 86 ]
239. Bijaldien de ontkomen gevangenen of een van die, wegens eene misdaad, van dien aard dat zij eene lijfstraffe voor een tijd zou mogen medebrengen, beklaagd, of beschuldigd, of tot een dezer straffen veroordeeld was, zal de straf dergenen die over de bewaring of het geleide gesteld zijn geweest, in geval van onachtzaamheid, in gevangenzetting van twee tot zes maanden bestaan.
In geval van oogluiking, in het tuchthuis (van vijf tot tien jaren).
Degenen, die niet met de bewaring van de gevangenen belast zijnde, de ontkoming te weeg gebragt of bevorderd zullen hebben, zullen met een gevangenis van drie maanden tot twee jaren gestraft worden.
239. Si les détenus évadés, ou l'un d'eux, étaient prévenus ou accusés d'un crime de nature à entraîner une peine afflictive à temps, ou condamnés pour l'un de ces crimes, la peine sera, contre les préposés à la garde ou conduite, en cas de négligence, un emprisonnement de deux mois à six mois; en cas de connivence, la réclusion.

Les individus non chargés de la garde des détenus, qui auront procuré ou facilité l'évasion, seront punis d'un emprisonnement de trois mois à deux ans.
240. Bijaldien de ontkomenen of een van hen, wegens misdaden van dien aard dat zij doodstraffe of eeuwigdurende straffen zouden mogen meêbrengen, beklaagd of beschuldigd, of tot een dezer straffen veroordeeld zijn, zullen hunne geleiders of bewaarders met een tot [18]) twee jaren gevangenis gestraft worden in het geval van onachtzaamheid; en met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren), in het geval van oogluiking.
Die niet met het geleiden of het bewaren belast zijnde, de ontkoming bevorderd of te weeg gebragt zullen hebben, zullen met eene gevangenzetting van ten minste een jaar, en ten hoogste vijf jaren gestraft worden.
240. Si les évadés ou l'un d'eux sont prévenus ou accusés de crimes de nature à entraîner la peine de mort ou des peines perpétuelles, ou s'ils sont condamnés à l'une de ces peines, leurs conducteurs ou gardiens seront punis d'un an à deux ans d'emprisonnement, en cas de négligence; et des travaux forcés à temps, en cas de connivence.


Les individus non chargés de la conduite ou de la garde qui auront facilité ou procuré l'évasion, seront punis d'un emprisonnement d'un an au moins et de cinq ans ou plus.
241. Bijaldien de ontkoming geschied of beproefd is geworden door middel van geweld of met uit- of inbreken der gevangenis, zullen de straffen dergenen die haar door het verschaffen van de daartoe geschikte werktuigen bevorderd hebben, in het geval dat de ontkomene in de bepalingen viel van art. 238, in drie maanden tot twee jaren gevangenis bestaan. In het geval van art. 239, in twee tot 1) vijf jaren gevangenis; en in geval van art. 240, in het tuchthuis (van vijf tot tien jaren). 241. Si l'évasion a eu lieu ou a été tentée avec violence ou bris de prison, les peines contre ceux qui l'auront favorisée en fournissant des instruments propres à l'opérer, seront, au cas que l'évadé fût de la qualité exprimée en l'article 238, trois mois à deux ans d'emprisonnement; au cas de l'article 239, deux à cinq ans d'emprisonnement; et au cas de l'article 240, la réclusion.
[ 87 ]
242. Bijaldien in alle de hier boven gemelde gevallen, derde personen die de ontkoming twe weeg gebragt of bevorderd hebben, daarin geslaagd zijn door middel van het omkoopen der cipieren of gevangenbewaarders, of bij oogluiking met dezelven, zoo zullen zij met dezelfde straffen als met gezegde cipiers en gevangenbewaarders gestraft worden. 242. Dans tous les cas ci-dessus, lorsque les tiers qui auront procuré ou facilité l'évasion, y seront parvenus en corrompant les gardiens ou geôliers; ou de connivence avec eux, ils seront punis des mêmes peines que lesdits gardiens et geôliers.
243. In geval de ontkoming door middel van breken of geweld, bevorderd is geworden door toevoering van wapenen, zullen de bewaarders en geleiders die daar deel aan hebben, met eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren), en andere personen met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden. 243. Si l'évasion avec bris ou violence a été favorisée par transmission d'armes, les gardiens et conducteurs qui y auront participé seront punis des travaux forcés à perpétuité; les autres personnes, des travaux forcés à temps.
244. Alle die ten aanzien van de ontkoming van een gevangene, oogluiking gepleegd zouden mogen hebben, zullen hoofd voor hoofd en ieder op zich zelven voor het geheel, onder de benaming van schaden en intressen, verwezen worden in al datgene, dat de civiele tegenpartij van den gevangene regt had tegen hem te verkrijgen. 244. Tous ceux qui auront connivé à l'évasion d'un détenu, seront solidairement condamnés, à titre de dommages et intérêts, à tout ce que la partie civile du détenu aurait eu droit d'obtenir contre lui.
245. Wat betreft de gevangenen, die door middel van uitbreken of door geweld ontkomen zouden mogen zijn of getracht zouden mogen hebben te ontkomen; deze zullen, te dier zake alleen, met zes maanden tot een jaar gevangenzetting gestraft worden, en deze straf dadelijk ondergaan na het uiteinde van de straf der misdaad of des wanbedrijfs waarvoor zij gevangen waren, of wel, dadelijk na het vonnis, waarbij zij van deze misdaad of dit wanbedrijf vrijgesproken of ontslagen zouden mogen worden. Alles, onverminderd de zwaarder straffen, waarin zij wegens andere misdaden, die zij in hunne gewelduitoefening zouden mogen begaan hebben, vervallen mogten zijn. 245. A l'égard des détenus qui se seront évadés ou qui auront tenté de s'évader par bris de prison ou par violence, ils seront, pour ce seul fait, punis de six mois à un an d'emprisonnement, et subiront cette peine immédiatement après l'expiration de celle qu'ils auront encourue pour le crime ou délit à raison duquel ils étaient détenus, ou immédiatement après l'arrêt ou jugement qui les aura acquittés ou renvoyés absous dudit crime ou délit; le tout sans préjudice de plus fortes peines qu'ils auraient pu encourir pour d'autres crimes qu'ils auraient commis dans leurs violences.
[ 88 ]
246. Al wie ter zake van het bevorderen der ontkoming of der pogingen tot ontkoming van een gevangene, tot eene gevangenzetting van meer dan zes maanden veroordeeld wordt, zal bovendien onder het bijzonder toezigt der hooge policie gesteld mogen worden, voor den tijd van vijf tot tien jaren. 246. Quiconque sera condamné, pour avoir favorisé une évasion ou des tentatives d'évasion, à un emprisonnement de plus de six mois, pourra, en outre, être mis sous la surveillance spéciale de la haute police, pour un intervalle de cinq à dix ans.
247. De straffen van gevangenis, hier boven tegen de geleiders of bewaarders in het geval van bloote onachtzaamheid, gesteld, zullen geen plaats hebben, wanneer de ontkomenen op nieuw gevat of terug gebragt zullen zijn, mits dit binnen de vier maanden der ontkoming voorvalle, en zij om geen later begane andere misdaden of wanbedrijven gevat zijn geworden. 247. Les peines d'emprisonnement ci-dessus établies contre les conducteurs ou les gardiens en cas de négligence seulement, cesseront lorsque les évadés seront repris ou représentés, pourvu que ce soit dans les quatre mois de l'évasion, et qu'ils ne soient pas arrêtés pour d'autres crimes ou délits commis postérieurement.
248. Diegenen, die personen verbergen of doen verbergen, welke zij weten misdaden van lijfstraffelijken aard begaan te hebben, zullen ten minste met drie maanden, en ten hoogste met twee jaren gevangenis gestraft worden.

Van deze verordening worden uitgesloten de naastbestaanden in op- of nedergaande linie, de man of vrouw, zelfs na echtscheiding, de broeders of zusters der verborgen gehouden misdadigers, of hun aangehuwden in denzelfden graad.
248. Ceux qui auront recélé ou fait receler des personnes qu'ils savaient avoir commis des crimes emportant peine afflictive, seront punis de trois mois d'emprisonnement au moins et de deux ans au plus.
Sont exceptés de la présente disposition les ascendants ou descendants, époux ou épouse même divorcés, frères ou sœurs, des criminels recélés, ou leurs alliés au même degré.

§ 5.

§ 5.

Opbreking van verzegelingen en onttrekking of wegneming van stukken uit de openbare bewaring [19]).

Bris de scellés et enlèvement de pièces dans les dépôts publics.

249. Wanneer eene verzegeling verbroken is geworden, die hetzij op bevel van de Hooge regering, hetzij ingevolge van een regterlijk bevel, in welke zaak ook verleend, geschied is, zullen de daarover gestelde bewaarders of oppassers, wegens bloote onachtzaamheid, met zes dagen tot zes maanden gevangenzetting gestraft worden. 249. Lorsque des scellés apposés, soit par ordre du gouvernement, soit, par suite d'une ordonnance de justice rendue en quelque matière que cet soit, auront été brisés, les gardiens seront punis, pour simple négligence, de six jours à six mois d'emprisonnement.
[ 89 ]
250. In gevalle het verbreken der verzegeling geschied is ten aanzien van papieren en goederen van iemand, die wegens een misdaad, doodstraffe, eeuwigen dwangarbeid of wegvoering naar een oord van ballingschap meêbrengende, beklaagd of beschuldigd, of tot eene dezer straffen veroordeeld is, zal de onachtzame bewaarder of oppasser met zes maanden tot twee jaren gevangenis gestraft worden. 250. Si le bris de scellés s'applique à des papiers et effets d'un individu prévenu ou accusé d'un crime emportant la peine de mort, des travaux forcés à perpétuité, ou de la déportation, ou qui soit condamné à l'une de ces peines, le gardien négligent sera puni de six mois à deux ans d'emprisonnement.
251. Al wie, met voordacht, verzegeling van papieren of zaken van de hoedanigheid bij het vorig artikel uitgedrukt, verbroken, of in dat verbreken deel gehad zal hebben, zal met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden; en zoo het de bewaarder of oppasser zelf is, zal hij met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden. 251. Quiconque aura, à dessein, brisé des scellés apposés sur des papiers ou effets de la qualité énoncée en l'article précédent, ou participé au bris des scellés, sera puni de la réclusion, et si c'est le gardien lui-même, il sera puni des travaux forcés à temps.
252. Ten opzigte van alle andere verbreking van verzegeling, zullen de schuldigen met zes maanden tot twee jaren; en zoo het de bewaarder of oppasser zelf is, met twee tot vijf jaren gevangenis gestraft worden. 252. A l'égard de tous autres bris de scellés, les coupables seront punis de six mois à deux ans d'emprisonnement ; et si c'est le gardien lui -même, il sera puni de deux à cinq ans de la même peine.
253. Alle diefstal, met verbreking van bezegeling begaan, zal gestraft worden als diefstal met breking begaan. 253. Tout vol commis à l'aide d'un bris de scellés, sera puni comme vol commis à l'aide d'effraction.
254. Ten aanzien van het verduisteren, vernielen, en wegnemen van stukken of papieren van lijfstraffelijke regtszaken, of andere papieren, registers, akten, en goederen, in archieven, griffien, of openbare bewaarplaatsen gelegd, of aan een openbaar bewaarhouder in deze zijne post ter hand gesteld, zullen de straffen tegen die griffiers, archivisten, notarissen of andere bewaarhouders, aan onachtzaamheid schuldig, in drie maanden tot een jaar gevangenzetting, en in eene geldboete van honderd tot drie honderd franken bestaan. 254. Quant aux soustractions, destructions et enlèvements de pièces ou de procédures criminelles, ou d'autres papiers, registres, actes et effets, contenus dans des archives, greffes ou dépôts publics, ou remis à un dépositaire public en cette qualité, les peines seront, contre les greffiers, archivistes, notaires ou autres dépositaires négligents, de trois mois à un an d'emprisonnement, et d'une amende de cent francs à trois cents francs.
[ 90 ]
255. Al wie zich schuldig gemaakt zal hebben aan verduisteren, wegnemen of vernielen, bij het vorig artikel gemeld, zal met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden.
In gevalle de misdaad het werk is van den bewaarhouder zelven, zal hij met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden.
255. Quiconque se sera rendu coupable des soustractions, enlèvements ou destructions mentionnés en l'article précédent, sera puni de la réclusion.
Si le crime est l'ouvrage du dépositaire lui-même, il sera puni des travaux forcés à temps.
256. In gevalle het verbreken der verzegeling, het verduisteren, wegnemen, of vernielen van stukken, met feitelijkheid tegen de personen gepleegd is, zal de straf tegen iedereen, in den dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) bestaan, onverminderd zwaarder straffen, zoo de zaak die meêbrengt, naar den aard der feitelijkheden en andere misdaden, die daarmede gepaard zouden mogen gaan. 256. Si le bris de scellés, les soustractions, enlèvements ou destructions de pièces ont été commis avec violence envers les personnes, la peine sera, contre toute personne, celle des travaux forcés à temps; sans préjudice de peines plus fortes, s'il y a lieu, d'après la nature des violences et des autres crimes qui y seraient joints.

§ 6.

§ 6.

Beschadiging van gedenkstukken.

[Dégradation] de monuments.

257. Al wie gedenkstukken, standbeelden, en andere voorwerpen die ten algemeenen nutte of versiering geschikt en door (het) openbaar gezag of op goedvinden van hetzelve, opgerigt zijn, vernield, omgeworpen, verminkt, of beschadigd zal hebben, zal gestraft worden met eene gevangenzetting van een maand tot twee jaren, en eene geldboete van honderd tot vijf honderd franken. 257. Quiconque aura détruit, abattu, mutilé ou dégradé des monuments, statues et autres objets destinés à l'utilité ou à la décoration publique, et élevés par l'autorité publique ou avec son autorisation, sera puni d'un emprisonnement d'un mois à deux ans, et d'une amende de cent francs à cinq cent francs.
Kon. besl. 15
Maart 1820,
Stbl. 6.
— houdende strafbepalingen tegen het vernielen, afzeilen of doen afdrijven van baken en tonnen.
Wet 7 Maart
1852, Stbl.
48.
— tot regeling der gemeenschap door electro-magnetische telegraphen.
Art. 12. Art. 257 van het Strafwetboek is toepasselijk op moedwillige beschadiging en verstoring van telegraphische toestellen.
Art. 10. — — Art. 463 van het Strafwetboek is toepasselijk op overtredingen, krachtens de tegenwoordige wet strafbaar.

§ 7.

§ 7.

Aanmatiging van titels of bedieningen.

Usurpation de titres ou fonctions.

[ 91 ]
258. Al wie, zonder regt daartoe, zich in openbare ambten of posten, hetzij burgerlijke of krijgsbedieningen, gestoken zal hebben [20]), zal gestraft worden met een gevangenzetting van twee tot vijf jaren, onverminderd de straf van valschheid, bijaldien de daad het kenmerk dezer misdaad met zich brengt. 258. Quiconque, sans titre, se sera immiscé dans des fonctions publiques, civiles, ou militaires, ou aura fait les actes d'une de ces fonctions, sera puni d'un emprisonnement de deux à cinq ans, sans préjudice de la peine de faux, si l'acte porte le caractère de ce crime.
Wet 12 April
1850, Stbl.
15.
— tot vaststelling van het briefport en tot regeling der aangelegenheden van de brievenposterij.
Art. 25. Niemand, behalve de ambtenaren of personen in dienst der post-administratie, en deze alleen ten behoeve van den Staat, vermag zich te belasten of in te laten met de overbrenging, tegen genot van vracht, van brieven of paketten, papieren bevattende, tusschen de eene plaats en de andere; op wegen, of in rigtingen waar eene brievenpost bestaat, of waar door de administratie gelegenheid tot het verzenden of ontvangen van brieven gegeven wordt; noch ook in eenige gemeente, waar eene postinrigting bestaat, brieven van anderen ter verzending aannemen, bijeenverzamelen of bestellen, — op eene boete van ƒ 10 tot ƒ 100 voor de eerste en van ƒ100 tot ƒ300 voor elke volgende overtreding; of wel, in geval van wanbetaling, op straf eener gevangenis van drie tot zeven dagen in het eerste, en van zeven tot veertien dagen in het tweede geval.
De ondernemers van spoorwegen, postwagens, diligences, omnibussen, vrachtwagens of vrachtkarren, stoombooten, veerschepen of veerschuiten, en in het algemeen van alle openbare middelen van vervoer, mitsgaders voetboden of commissionairs op vaste of vooraf aangekondigde tijdstippen vertrekkende, worden, in geval van overtreding, in het dubbel der hierboven bepaalde straffen verwezen. Alle vervoer enz.
Zie art. 7, Wet 5 Julij 1855, Stbl. 61, tot wijziging van sommige bepalingen der wet 12 April 1850, Stbl. 15.
259. Al wie openlijk een kleed van onderscheiding (kostuum), uniform, of een eerteeken gedragen zal hebben, dat hem niet toekomt of zich titels aangematigd zal hebben, waarover de Keizer beschikt, die hem niet wettig toegekend zijn, zal gestraft worden met gevangenzetting (van zes maanden tot twee jaren [21]). 259. Toute personne qui aura publiquement porté un costume, un uniforme ou une décoration qui ne lui appartenait pas, ou qui se sera attribué des titres impériaux qui ne lui auraient pas été légalement conférés, sera punie d'un emprisonnement de six mois à deux ans.
[ 92 ]
(Zie Kon. Besluit 26 Januarij 1822, Stbl. 1, betreffende de adelijke titels en kwalificaties; — bij welk besluit is „gelet op art. 259 van het lijfstraffelijk Wetboek”.)

§ 8.

§ 8.

Inbreuken op de vrije Godsdienstoefening.

Entraves au libre exercice des Cultes.

260. Ieder bijzonder persoon, die bij wege van feitelijkheid of bedreiging, een of meer personen gedwongen of belet zal hebben een der openlijk toegelaten godsdienstoefeningen uit te oefenen, dezelve bij te wonen, zekere feesten te vieren, zekere rustdagen waar te nemen en diensvolgens hunne werkplaatsen, winkels of pakhuizen te openen of te sluiten en zekeren arbeid te doen of na te laten, zal te dezer zake alleen gestraft worden met eene geldboete van zestien tot twee honderd franken en eene gevangenzetting van zes dagen tot twee manden. 260. Tout particulier qui, par des voies de fait ou des menaces, aura contraint ou empêché une ou plusieurs personnes d'exercer l'un des cultes autorisés, d'assister à l'exercice de ce culte, de célébrer certaines fêtes, d'observer certains jours de repos, et, en conséquence, d'ouvrir ou de fermer leurs ateliers, boutiques ou magasins, et de faire ou quitter certains travaux, sera puni, pour ce seul fait, d'une amende de seize francs à deux cents francs, et d'un emprisonnement de six jours à deux mois.
Wet 1 Maart
1815, Stbl.
31.
— houdende voorschriften ter viering der dagen aan den openbaren christelijken godsdienst toegewijd.
261. Die eenige godsdienstoefening belet, vertraagd of afgebroken zullen hebben door het verwekken van beroeringen of wanorde in de kerk of andere tot die godsdienstoefening geschikte of werkelijk gebruikt wordende plaats, zullen gestraft worden met eene geldboete van zestien tot drie honderd franken, en eene gevangenzetting van zes dagen tot drie maanden. 261. Ceux qui auront empêché, retardé ou interrompu les exercices d'un culte par des troubles ou désordres causés dans le temple ou autre lieu destiné ou servant actuellement à ces exercices, seront punis d'une amende de seize francs à trois cents francs, et d'un emprisonnement de six jours à trois mois.
262. Al wie, met woorden of gebaarden (gebaren), de voorwerpen van eenige eerdienst in de plaatsen tot derzelver oefening geschikt of werkelijk gebruikt wordende; of wel de leeraars (of bedienaars) van die eerdienst in de waarneming hunner bediening, bespotting aangedaan zal hebben, zal gestraft worden met eene boete van zestien tot vijf honderd franken, en eene gevangenis van veertien dagen tot zes maanden. 262. Toute personne qui aura, par paroles ou gestes, outragé les objets d'un culte dans les lieux destinés ou servant actuellement à son exercice, ou les ministres de ce culte dans leurs fonctions, sera punie d'une amende de seize francs à cinq cents francs, et d'un emprisonnement de quinze jours à six mois.
263. Al wie een leeraar (of bedienaar) van eenige godsdienst in de waarneming van zijne bediening geslagen zal hebben, zal met de kaak (eene correctionele gevangenisstraf van drie tot vijf jaren, en ontzetting van de regten in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld, voor vijf tot tien jaren) gestraft worden. 263. Quiconque aura frappé le ministre d'un culte dans ses fonctions, sera puni du carcan.
[ 93 ]
Art. 8, wet
29 Junij 54.
— — — De ontzetting van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 5 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van het Wetboek van Strafregt toepast.
264. De verordeningen van deze onder-afdeeling zijn niet toepasselijk dan op beroeringen, beleedigingen, of feitelijkheden, wier aard of omstandigheden achtervolgens de andere verordeningen van dit Wetboek, geen plaats geven aan zwaarder straffen.
264. Les dispositions du présent paragraphe ne s'appliquent qu'aux troubles, outrages ou voies de fait dont la nature ou les circonstances ne donneront pas lieu à de plus fortes peines, d'après les autres dispositions du présent Code.

VIJFDE AFDEELING.

SECTION V.

Verbindtenis van kwaaddoeners, landlooperij en bedelarij.

Associations de malfaiteurs, vagabondage et mendicité.

§ 1.

§ 1.

Verbindtenis van kwaaddoeners.

Associations de malfaiteurs.

265. Alle verbindtenis van kwaaddoeners tegen personen of goederen, is een misdaad tegen de openbare rust. 265. Toute association de malfaiteurs envers les personnes ou les propriétés, est un crime contre la paix publique.
266. Deze misdaad bestaat, zoodra er een op- of inrigting van benden, of verstandhouding tusschen hen en hun hoofden of bevelvoerders plaats grijpt, of eenige overeenkomst om rekening of verdeeling te doen van de buit der wandaden. 266. Ce crime existe par le seul fait d'organisation de bandes ou de correspondance entre elles et leurs chefs ou commandants, ou de conventions tendant à rendre compte ou à faire distribution ou partage du produit des méfaits.
267. Wanneer deze misdaad van geenerlei andere vergezeld of gevolgd mogt zijn, zullen de aanleggers, bestuurders der verbindtenis, en de opper- of onderbevelvoerders dezer benden, met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden. 267. Quand ce crime n'aurait été accompagné ni suivi d'aucun autre, les auteurs, directeurs de l'association, et les commandants en chef ou en sous-ordre de ces bandes, seront punis des travaux forcés à temps.
[ 94 ]
268. Met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) zullen gestraft worden, alle anderen, die met eenige dienst hoegenaamd in die benden belast zijn geweest of die willens en wetens aan de benden of hun verdeelingen, wapenen, wapentuig, werktuigen tot het plegen van misdaad, herberg, schuilplaats of vergaderplaats verschaft zullen hebben. 268. Seront punis de la réclusion tous autres individus chargés d'un service quelconque dans ces bandes, et ceux qui auront sciemment et volontairement fourni aux bandes ou à leurs divisions, des armes, munitions, instruments de crime, logement, retraite ou lieu de réunion.

§ 2.

§ 2.

Landlooperij.

Vagabondage.

269. De landlooperij is een wanbedrijf. 269. Le vagabondage est un délit.
270. Landloopers of geboefte zijn diegenen, die noch vaste woonplaats, noch middelen van bestaan hebben, en geenerlei ambacht of beroep gewoon zijn te oefenen. 270. Les vagabonds ou gens sans aveu sont ceux qui n'ont ni domicile certain, ni moyen de subsistance, et qui n'exercent habituellement ni métier ni profession.
271. Landloopers of geboefte, die wettelijk voor zoodanig verklaard zijn, zullen te dier zake alleen, met drie of zes maanden gevangenis gestraft worden, en na het ondergaan van hun straf, ter beschikking van de Hooge regering blijven voor zoodanigen tijd als zij bepalen zal, in aanmerking van hun gedrag. 271. Les vagabonds ou gens sans aveu qui auront été légalement déclarés tels, seront, pour ce seul fait, punis de trois à six mois d'emprisonnement, et demeureront, après avoir subi leur peine, à la disposition du gouvernement pendant le temps qu'il déterminera, eu égard à leur conduite.
272. De personen die bij vonnis door landloopers verklaard worden, zullen, in gevalle zij vreemdelingen zijn, op last van de Hooge regering, buiten het rijksgebied gebragt mogen worden. 272. Les individus déclarés vagabonds par jugement, pourront, s'ils sont étrangers, être conduits, par les ordres du gouvernement, hors du territoire de l'Empire.
273. De Landloopers, die in Frankrijk geboren zijn, zullen na een vonnis, zelfs dat in kracht van gewijsde zaak is gegaan, opgeëischt mogen worden bij handeling van den municipalen raad der gemeente waarin zij geboren zijn, of door eenen genoegzaam gegoed burger verborgd mogen worden. 273. Les vagabonds nés en France pourront, après un jugement même passé en force de chose jugée, être réclamés par délibération du conseil municipal de la commune où ils sont nés, ou cautionnés par un citoyen solvable.</noinclude>
Si le gouvernement accueille la réclamation ou agrée la caution, les individus ainsi récla-</noinclude>
[ 95 ]
In gevalle de Hooge regering den opeisch toestaat, of den borgtogt aanneemt, zullen de dus opgeëischte of verborgde personen, op haar bevel, naar de gemeente die hen opgeëischt of welke hun op verzoek van den borg tot verblijf gegeven zal worden, verzonden of gebragt worden. Si le gouvernement accueille la réclamation ou agrée la caution, les individus ainsi réclamés ou cautionnés seront, par ses ordres, renvoyés ou conduits dans la commune qui les a réclamés, ou dans celle qui leur sera assignée pour résidence, sur la demande de la caution.

§ 3.

§ 3.

Bedelarij.

Mendicité.

274. Al wie gevonden zal worden te bedelen in eene plaats, voor welke eene openbare inrigting tot voorkoming van bedelarij in stand is, zal met drie tot zes maanden gevangenis gestraft en na het uiteinde der straf, in het bedelaarshuis gebragt worden. 274. Toute personne qui aura été trouvée mendiant dans un lieu pour lequel il existera un établissement public organisé afin d'obvier à la mendicité, sera punie de trois à six mois d'emprisonnement, et sera, après l'expiration de sa peine, conduite au dépôt de mendicité.
Art. 19, wet
29 Junij 54.
De artt. 271 laatste gedeelte, 272, 273, 274 en 282 van het Wetboek van Strafregt worden vervangen door de navolgende bepalingen:
Die bedelende wordt gevonden in eene plaats, voor elke eene openbare inrigting tot voorkoming van bedelarij bestaat, wordt gestraft met gevangenis van veertien dagen tot zes maanden.
De regter kan gelasten dat landloopers en bedelaars na het uiteinde der gevangenisstraf naar een bedelaarsgesticht of werkhuis zullen worden overgebragt. De last tot overbrenging is verpligtend ten aanzien van hen, die reeds eenmaal wegens landlooperij of bedelarij zijn veroordeeld.
Veroordeelde landloopers en bedelaars, welke vreemdelingen zijn, kunnen ten allen tijde op last der regering over de grenzen worden geleid.
Art. 20, wet
29 Junij 54.
Het art. 463 van het Wetboek van Strafregt is toepasselijk in de gevallen van art. 19 dezer wet (29 Junij 1854).
Kon. besl. 19
Aug. 1859,
Stbl. 82.
Art. 1. De aan het Rijk toebehoorende gestichten te Ommerschans en te Veenhuizen zijn bedelaarsgestichten voor het geheele Rijk, bestemd ter opneming van bedelaars en landloopers, die krachtens de bepalingen van het Wetboek van Strafregt daarin worden geplaatst, en van hunne kinderen, die niet van hunne ouders kunnen worden gescheiden.
Wet 13 Aug.
1849, Stbl.
89.
— tot regeling der toelatingen en uitzettingen van vreemdelingen.
Art. 9. Niet toegelaten vreemdelingen, die geen reis- of verblijfpas kunnen bekomen, binnen 's lands gevonden wordende, moeten over de grenzen worden gebragt. — — —
Art. 14. Vreemdelingen, die binnen vijf jaren na dagteekening van het bevel van uitzetting eens kantonregters, binnen 's lands worden aangetroffen, zonder van eene latere toelating te kunnen doen blijken, worden gestraft met gevangenis van acht tot drie maanden.
[ 96 ]

Art. 15. Vreemdelingen, die tegen eene uitzetting op Onzen last, zonder dat deze is opgeheven, in Nederland terugkeeren, worden gestraft met gevangenis van drie tot zes maanden.
In de gevallen, bij dit en het voorgaande artikel voorzien, worden de veroordeelden, na afloop der straf, over de grenzen gebragt.
Wet 28 Junij
1854, Stbl.
100.
(Omtrent de kosten, voortvloeijende uit de plaatsing en verzorging in bedelaars-gestichten van bedelaars en landloopers krachtens de bepalingen van strafregt enz.)
275. In de plaatsen waar nog geene zoodanige inrigtingen in stand zijn, zullen degenen die bij gezonden lijve hun werk van bedelen maken, met een tot drie maanden gevangenis gestraft worden.

In geval zij buiten het kanton van hun woning gevat worden, zullen zij met een gevangenis van zes maanden tot twee jaren gestraft worden.
275. Dans les lieux où il n'existe point encore de tels établissements, les mendiants d'habitude valides seront punis d'un mois à trois mois d'emprisonnement.
S'ils ont été arrêtés hors du canton de leur résidence, ils seront punis d'un emprisonnement de six mois à deux ans.
276. Alle bedelaars, zelfs niet van gezonde lijve, die dreigementen gebruikt zullen hebben, of zonder verlof van den eigenaar of van iemand van den huize, binnengetreden zullen zijn, hetzij in een woning, hetzij in een daartoe behoorende besloten plaats,
Of die kwetsuren of krankten veinzen,

Of die in verbinding bedelen, ten ware man en vrouw, vader of moeder en hun kleine kinderen, of een blinde met zijn geleider,

Zullen met gevangenis van zes maanden tot twee jaren gestraft worden.
276. Tous mendiants, même invalides, qui auront usé de menaces, ou seront entrés sans permission du propriétaire ou des personnes de sa maison, soit dans une habitation, soit dans un enclos en dépendant,
Ou qui feindront des plaies ou infirmités,
Ou qui mendieront en réunion, à moins que ce ne [soient] le mari et la femme, le père ou la mère et leurs jeunes enfants, l'aveugle et son conducteur,
Seront punis d'un emprisonnement de six mois à deux ans.

Verordeningen, zoo wel tot de landloopers als bedelaars behoorende.

Dispositions communes aux vagabonds et mendians.

277. Alle bedelaar of landlooper die gevat wordt op eenige wijze vermond zijnde,
Of geweer [22]) bij zich hebbende, schoon hij daar geen gebruik van gemaakt noch mede bedreigd mogt hebben,
277.Tout mendiant ou vagabond qui aura été saisi travesti d'une manière quelconque,
Ou porteur d'armes, bien qu'il n'en ait usé ni menacé,
[ 97 ]
Of vijlen, haken, of andere werktuigen bij zich hebbende, drie geschikt zouden mogen zijn, hetzij tot plegen van diefstallen of andere wanbedrijven [23]), hetzij om hem in staat te stellen van in de huizen te komen of door te dringen.
Zal gestraft worden met twee tot vijf jaren gevangenis.
Ou muni de limes, crochets ou autres instruments propres soit à commettre des vols ou d'autres délits, soit à lui procurer les moyens de pénétrer dans les maisons,

Sera puni de deux à cinq ans d'emprisonnement.
278. Alle bedelaar of landlooper, die gevonden zal worden eenig goed bij zich te hebben van meer dan honderd franken waarde, zonder te kunnen bewijzen hoe hij daaraan gekomen is, zal gestraft worden met de straf, bij artikel 276 gesteld. 278. Tout mendiant ou vagabond qui sera trouvé porteur d'un ou de plusieurs effets d'une valeur supérieure à cent francs, et qui ne justifiera point d'où ils lui proviennent, sera puni de la peine portée en l'article 276.
279. Alle bedelaar of landlooper, die eenige daad van geweld, hoegenaamd ook, jegens de personen gepleegd zal hebben, zal gestraft worden met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren), onverminderd de zwaarder straffen, zoo er die vallen, naarmate van de soort en omstandigheden der feitelijkheid. 279. Tout mendiant ou vagabond qui aura exercé quelque acte de violence que ce soit envers les personnes, sera puni de la réclusion, sans préjudice de peines plus fortes, s'il y a lieu, à raison du genre et des circonstances de la violence.
280. Alle landlooper of bedelaar, die een misdaad begaan zal hebben, de straf van dwangarbeid voor een tijd medebrengende, zal bovendien gebrandmerkt worden. 280. Tout vagabond ou mendiant qui aura commis un crime emportant la peine des travaux forcés à temps, sera en outre marqué.
281. De straffen bij dit Wetboek gesteld tegen degenen, die zich van valsche getuigschriften, valsche paspoorten of valsche reisorders bedienen, zullen altijd tot de hoogste (of maximum) in hare soort gebragt moeten worden, wanneer zij landloopers of bedelaars opgelegd worden. 281. Les peines établies par le présent Code contre les individus porteurs de faux certificats, faux passe-ports ou fausses feuilles de route, seront toujours, dans leur espèce, portées au maximum quand elles seront appliquées à des vagabonds ou mendiants.
282. De landloopers of bedelaars, die de straffen, bij de vorige artiken gesteld, ondergaan zullen hebben, zullen, na het uiteinde dezer straffen, ter beschikking van de Hooge regering blijven. 282. Les vagabonds ou mendiants qui auront subi les peines portées par les articles précédents, demeureront, à la fin de ces peines, à la disposition du gouvernement.



[ 98 ]

ZESDE AFDEELING.

SECTION VI.

Wanbedrijven, begaan met geschriften, afbeeldingen, of prenten, zonder naam van schrijver, drukker of plaatsnijder verspreid.

Délits commis par le voie d'écrits, images ou gravures, distribués sans noms d'auteur, imprimeur ou graveur.

283. Alle uitgaaf of verspreiding van gedrukte werken, geschriften, bekendmakingen, berigten, aanplak- of uithangbiljetten, dagbladen, tijdschriften of andere, waarin de ware naam, beroep en woning van den schrijver of drukker niet gedrukt is, zal te dier zake alleen, met eene gevangenzetting van zes dagen tot zes maanden gestraft worden; en zulks ten aanzien van ieder die met zijn weten tot de uitgave of verspreiding medegewerkt zal hebben. 283. Toute publication ou distribution d'ouvrages, écrits, avis, bulletins, affiches, journaux, feuilles périodiques ou autres imprimés, dans lesquels ne se trouvera pas l'indication vraie des nom, profession et demeure de l'auteur ou de l'imprimeur, sera, pour ce seul fait, punie d'un emprisonnement de six jours à six mois, contre toute personne qui aura sciemment contribué à la publication ou distribution.
284. Deze bepaling zal tot bloote policiestraffen gebragt worden,
1°. Ten aanzien van de omroepers, aanplakkers, verkoopers of verspreiders, die den persoon van wien zij het gedrukte stuk hebben, bekend gemaakt zullen hebben;
2°. Ten aanzien van al wie den drukker zal hebben bekend gemaakt;
3°. Ten aanzien zelfs van den drukker, die den schrijver zal hebben bekend gemaakt.
284. Cette disposition sera réduite à des peines de simple police,
1°. A l'égard des crieurs, afficheurs, vendeurs ou distributeurs qui auront fait connaître la personne de laquelle ils tiennent l'écrit imprimé;
2°. A l'égard de quiconque aura fait connaître l'imprimeur;
3°. A l’égard même de l'imprimeur qui aura fait connaître l'auteur.
285. In gevalle het gedrukte stuk eenige opzetting tot misdaden of wanbedrijven behelst, zullen de omroepers, aanplakkers, verkoopers en verspreiders als medepligtigen van den opzetter gestraft worden, tenzij zij diegenen bekend gemaakt hebben, waarvan [24]) zij het stuk, dat de opzetting behelst, bekomen hebben.
In geval van ontdekking zullen zij slechts in een gevangenzetting van zes dagen tot zes maanden vervallen, en de straf van medepligtigheid zal niet toepasselijk blijven dan op diegenen, die de personen, van wie zij het gedrukte stuk ontvangen hebben, niet bekend gemaakt zullen hebben, en op den drukker, (indien hij bekend is [25]).
285. Si l'écrit imprimé contient quelques provocations à des crimes ou délits, les crieurs, afficheurs, vendeurs et distributeurs seront punis comme complices des provocateurs, à moins qu'ils n'aient fait connaître ceux dont ils tiennent l’écrit contenant la provocation.
En cas de révélation, ils n'encourront qu'un emprisonnement de six jours à trois mois ; et la peine de complicité ne restera applicable qu'à ceux qui n'auront point fait connaître les per
[ 99 ]
Kon. Besl. 25
Jan. 1814,
Stbl. 17.
Elk stuk, dat zonder naam van den schrijver of drukker en zonder aanwijzing van den tijd en de plaats der uitgave, in het licht komt, zal als een libel beschouwd en de uitgever of verspreider daarvan als paskwilschrijver vervolgd kunnen worden.
(Zie verder met betrekking tot art. 283 en twee volg., wet 16 Mei 1829, Stbl. 34, ad art. 367).
286. In alle de bovenstaande gevallen zal er verbeurdverklaring der opgehaalde afdrukken (of exemplaren) plaats vinden. 286. Dans tous les cas ci-dessus, il y aura confiscation des exemplaires saisis.
287. Alle te koop of ten toonstelling of verspreiding van liedjes, blaadjes of zoogenaamde pamflets, afbeeldingen of prenten, strijdig met de goede zeden, zal gestraft worden met een geldboete van zestien tot vijf honderd franken, gevangenzetting van een maand tot een jaar, en verbeurdverklaring der platen en der afdrukken van die liedjes, afbeeldingen, of andere stukken van het wanbedrijf. 287. Toute exposition ou distribution de chansons, pamphlets, figures ou images contraires aux bonnes mœurs, sera punie d'une amende de seize francs à cinq cents francs, d'un emprisonnement d'un mois à un an, et de la confiscation des planches et des exemplaires imprimés ou gravés, de chansons, figures ou autres objets du délit.
288. De straffen van gevangenis en de geldboete, bij het vorig artikel gesteld, zullen tot bloote policiestraffen verminderd worden,
1°. Ten aanzien der omroepers, verkoopers of verspreiders, die den persoon bekend gemaakt zullen hebben, die hun het stuk ter hand gesteld heeft;
2°. Ten aanzien van al wie den drukker of den plaatsnijder bekend gemaakt zal hebben;
3°. Ten aanzien zelfs van den drukker of den plaatsnijder, die den schrijver of dengene, die hen met het drukken of het snijden belast heeft, bekend gemaakt zal hebben.
288. La peine d'emprisonnement et l'amende [prononcées] par l'article précédent, seront réduites à des peines de simple police,
1°. A l'égard des crieurs, vendeurs ou distributeurs qui auront fait connaître la personne qui leur a remis l'objet du délit;
2°. A. l'égard de quiconque aura fait connaître l'imprimeur ou le graveur;
3°. A l'égard même de l'imprimeur ou du graveur qui auront fait connaître l'auteur ou la personne qui les aura chargés de l'impression ou de la gravure.
289. In alle de gevallen bij deze afdeeling uitgedrukt, en waarin de hoofdschuldige (auteur) bekend zal zijn, zal hij het hoogste (het maximum) der straf ondergaan, aan de soort van het wanbedrijf verknocht. 289. Dans tous les cas exprimés en la présente section, et où l'auteur sera connu, il subira le maximum de la peine attachée à l'espèce du délit.
[ 100 ]

Bijzondere verordening.

Disposition particulière.

290. Ieder, die zonder bij [26]) de policie daartoe gemagtigd te zijn, het werk pleegt van omroeper of aanplakker van gedrukte stukken, teekeningen, of prenten, zelfs wanneer zij met de namen van schrijvers, drukkers, teekenaars of plaatsnijders voorzien zijn, zal met een gevangenzetting van zes dagen tot twee maanden gestraft worden. 290. Tout individu qui, sans y avoir été autorisé par la police, fera le métier de crieur ou afficheur d'écrits [imprimés], dessins ou gravures, même munis des noms [d'auteur, imprimeur, dessinateur ou graveur], sera puni d'un emprisonnement de six jours à deux mois.
  1. Beter: zullen.
  2. Beter: zullen niet ophouden toepasselijk te zijn op beambten die op last —.
  3. 3,0 3,1 Beter: burgerlijken stand.
  4. Beter: geldigheid.
  5. 5,0 5,1 5,2 Beter: burgerlijken stand.
  6. Beter: door —.
  7. Beter: burgerlijken stand.
  8. In dit en volgende artt. beter: geestelijke.
  9. Beter: onderrigt.
  10. Beter: wapenen.
  11. Beter: door —.
  12. Deze twee woorden ontbreken in de officiële vertaling.
  13. Beter: vereenigingen of zamenrottingen.
  14. Beter: waarvoor.
  15. Beter: waarvoor.
  16. Beter: van de administrative of regterlijke magt.
  17. Deze twee woorden ontbreken in de officiële vertaling.
  18. De officiële vertaling heeft: of —.
  19. Beter: bewaarplaatsen.
  20. „of eene daad tot die posten behoorende, verrigt zal hebben”. Deze woorden ontbreken in de officiële vertaling.
  21. De officiële uitgave heeft: „van twee tot vijf jaren.”
  22. Beter: wapenen.
  23. Beter: misdrijven.
  24. Beter: van wien.
  25. Deze woorden ontbreken in de officiële vertaling.
  26. Beter: door.

ZEVENDE AFDEELING.

SECTION VII.

Van ongeoorloofde gezelschappen of bijeenkomsten.

Des associations ou réunions illicites

291. Geenerlei genootschap (of gezelschap) van meer dan twintig personen, met oogmerk om dagelijks of op zekere bepaalde dagen bijeen te komen, ten einde zich met voorwerpen van godsdienst, letterkunde, staatkunde of andere zaken bezig te houden, zal opgerigt mogen worden, dan met toestemming van de Hooge regering, en onder zoodanige voorwaarden als het openbaar gezag zal goedvinden het gezelschap op te leggen.
Onder het getal van personen, bij dit artikel uitgedrukt, zullen niet begrepen zijn, die hun woonstede hebben in het huis, waar het gezelschap bijeen komt
.
291. Nulle association de plus de vingt personnes, dont le but sera de [se] réunir tous les jours ou à certains jours marqués pour s'occuper d'objets religieux, littéraires, politiques ou autres, ne pourra se former qu'avec l'agrément du gouvernement, et sous les conditions qu'il plaira à l'autorité publique d'imposer à la société.
Dans le nombre de personnes indiqué par le présent article, ne sont pas comprises celles domiciliées dans la maison où l'association se réunit
.
(Zie Wet 10 September 1853, Stbl. 102, tot regeling van het toezigt op de onderscheidene kerkgenootschappen.)
Wet 22 April 1855, Stbl. 32, tot regeling en beperking der uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering.
292. Alle genootschap van bovengemelden aard, dat zonder daartoe verleende magt opgerigt zal zijn, of na dezelve bekomen te hebben, de daarbij opgelegde voorwaarden gebroken zal hebben, zal ontbonden worden. 292. Toute association de la nature ci-dessus exprimée qui se sera formée sans autorisation, ou qui, après l'avoir obtenue, aura enfreint les conditions à elle imposées, sera dissoute.
[ 101 ]
De hoofden, bestuurders, of bewindvoerders van dat gezelschap zullen bovendien met eene geldboete van zestien tot twee honderd franken gestraft worden. Les chefs, directeurs, ou administrateurs de l'association seront en outre punis d'une amende de seize francs à deux cents francs.
293. In gevallen in deze bijeenkomsten, bij wege van redevoering, vermaning, aanroeping of gebed, in welke taal ook, of bij wege van voorlezing, ophanging, uitgave, of verspreiding van eenigerhande geschriften, eenige opzetting tot misdaden of wanbedrijven geschied zal zijn, zal de straf in eene geldboete van honderd tot drie honderd franken, en drie maanden tot twee jaren gevangenis bestaan, ten aanzien der hoofden, bestuurders en bewindvoerders dezer gezelschappen; onverminderd zwaarder straffen, die bij de wet gesteld zouden mogen zijn tegen degenen die persoonlijk schuldig zouden mogen bevonden worden aan de opzetting; welke personen in geenerlei geval met een mindere straf gestraft zullen mogen worden, dan die aan de hoofden, bestuurders, of bewindvoerders wordt opgelegd. 293. Si, par discours, exhortations, invocations ou prières, en quelque langue que ce soit, ou par lecture, affiche, publication ou distribution d'écrits quelconques, il a été fait, dans ces assemblées, quelque provocation à des crimes ou à des délits, la peine sera de cent francs à trois cents francs d"amende, et de trois mois à deux ans d'emprisonnement, contre les chefs, directeurs et administrateurs de ces associations ; sans préjudice des peines plus fortes qui seraient portées par la loi contre les individus personnellement coupables de la provocation, lesquels, en aucun cas, ne pourront être punis d'une peine moindre que celle infligée aux chefs, directeurs et administrateurs de l'association.
(Zie art. 1, wet 16 Mei 1829, Stbl. 34, ad art. 367.)
294. Al wie, zonder vergunning van het gezag der minicipaliteit, het gebruik van zijn huis of vertrek in 't geheel of ten deele vergund of toegestaan zal hebben, ter bijeenkomst der leden van een gezelschap, zelfs dat de toestemming der Hooge regering heeft, of tot eenige godsdienstoefening, zal gestraft worden met eene geldboete van zestien tot twee honderd franken. 294. Tout individu qui, sans la permission de l'autorité municipale, aura accordé ou consenti l'usage de sa maison ou de son appartement, en tout ou en partie, pour la réunion des membres d'une association même autorisée, ou pour l'exercice d'un culte, sera puni d'une amende de seize francs à deux cents francs.