295. Nederlaag van een mensch wordt doodslag of manslag genoemd.
295. L'homicide commis volontairement est qualifié meurtre.
296. Alle doodslag of manslag met voorbedachten rade, of met geleider lage begaan, wordt moord genoemd.
296. Tout meurtre commis avec préméditation ou de guet-apens, est qualifié assassinat.
297. Met voorbedachten rade wordt een doodslag begaan, wanneer er vóór de daad, een opzet genomen is, om een bepaalden persoon of zelfs dengene, dien men vinden of ontmoeten zal, aan te vallen; wanneer zelfs dit opzet van eenige omstandigheid of eenig voorval mogt afhangen.
297. La préméditation consiste dans le dessein formé, avant l'action, d'attenter à la personne d'un individu déterminé, ou même de celui, qui sera trouvé ou rencontré, quand même ce dessein serait dépendant de quelque circonstance ou de quelque condition.
298. Het geleider lage bestaat in het langer of korter opwachten van iemand op een of meer plaatsen, hetzij om hem het leven te nemen [1]), hetzij om eenige daden van geweld aan hem te plegen.
298. Le guet-apens consiste à attendre plus ou moins de temps, dans un ou divers lieux, un individu, soit pour lui donner la mort, soit pour exercer sur lui des actes de violence.
299. Vadermoord wordt genoemd de doodslag van wettigen, natuurlijken of aangenomen (adoptiven) vader of moeder, of van eenigen wettigen grootvader of grootmoeder (adscendent) in eerder of meerder graad.
299. Est qualifié parricide le meurtre des pères ou mères légitimes, naturels ou adoptifs, ou de tout autre ascendant légitime.
300. Kindermoord wordt genoemd de doodslag van een jonggeboren kind.
300. Est qualifié infanticide le meurtre d'un enfant nouveau-né.
301. Vergiftiging wordt genoemd alle toeleg op iemands leven, door de werking van middelen, die met meer of minder spoed den dood kunnen verwekken; op welk eene wijze die middelen ook aangewend of toegediend mogen zijn, en welke de gevolgen daar ook van mogen zijn.
301. Est qualifié empoisonnement tout attentat à la vie d'une personne, par l'effet de substances qui peuvent donner la mort plus ou moins promptement, de quelque manière que ces substances aient été employées ou administrées, et quelles qu'en aient été les suites.
302. Al wie schuldig is aan moord, aan vadermoord, aan kindermoord en aan vergiftiging, zal met den dood gestraft worden, onverminderd de bijzondere verordening van artikel 13, ten aanzien van den vadermoord.
302. Tout coupable d'assassinat, de parricide, d'infanticide et d'empoisonnement, sera puni de mort, sans préjudice de la disposition particulière contenue en l'article 13, relativement au parricide.
Art. 13, wet 29 Junij 54.
De doodstraf wordt veranderd in tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren; ten aanzien der misdaden van: 4°. kindermoord, voor de eerste maal door de ongehuwde moeder gepleegd. — Art. 9 (omtrent verzachtende omstandigheden) dezer wet (29 Junij 1954) is hier niet van toepassing.
303. Als schuldig aan moord zullen gestraft worden, alle kwaaddoeners, hoegenaamd ook, die ter uitvoering hunner misdaden, pijnigingen in het werk stellen, of bedrijven van wreedheid plegen.
303. Seront punis comme coupables d'assassinat, tous malfaiteurs, quelle que soit leur dénomination, qui, pour l'exécution de leurs crimes, emploient des tortures ou commettent des actes de barbarie.
304. De doodslag zal de doodstraf medebrengen, wanneer hij voorafgegaan, verzeld of gevolgd zal zijn van eenige andere misdaad of wanbedrijf. In alle andere gevallen, zal de doodslager met den eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens bijf en hoogstens twintig jaren) gestraft worden.
304. Le meurtre emportera la peine de mort, lorsqu'il aura précédé, accompagné ou suivi un autre crime ou délit. En tout autre cas, le coupable de meurtre sera puni de la peine des travaux forcés à perpétuité.
Art. 13, wet 29 Junij 54.
De doodstraf wordt veranderd in tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren, ten aanzien der misdaden van: 3°. manslag, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van eene andere misdaad of een wanbedrijf, mits de manslag niet gestrekt heeft om het plegen van die misdaad of dat wanbedrijf voor te bereiden, gemakkelijk te maken of de ontdekking daarvan voor te komen. Art. 9 (omtrent verzachtende omstandigheden) dezer wet 29 Junij 1854) is hier niet van toepassing.
305. Al wie, bij naamloos of onderteekend geschrift, met moord, vergiftiging of eenige andere gewelddadigheid tegen personen, die met den dood, eeuwigen dwangarbeid (een tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren) of wegvoering naar een oord van ballingschap strafbaar is, bedreigd zal hebben, zal met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden, in geval de bedreiging geschied is met bevel om een som gelds op eene aangeduide plaats neêr te leggen, of om eenige andere voorwaarde te vervullen.
305. Quiconque aura menacé, par écrit anonyme ou signé, d'assassinat, d'empoisonnement, ou de tout autre attentat contre les personnes, qui serait punissable de la peine de mort, des travaux forcés à perpétuité, ou de la déportation, sera puni de la peine des travaux forcés à temps, dans le cas où la menace, aurait été faite avec ordre de déposer une somme d'argent dans un lieu indiqué ou de remplir toute autre condition.
306. In geval deze bedreiging met geenerlei bevel of voorwaarde verzeld is gegaan, zal de straf in een gevangenis van ten minste twee, en ten hoogste vijf jaren, en eene geldboete van honderd tot zes honderd franken bestaan.
306. Si cette menace n'a été accompagnée d'aucun ordre ou condition, la peine sera d'un emprisonnement de deux ans au moins et de cinq ans au plus, et d'une amende de cent francs à six cents francs.
307. In gevalle de bedreiging met bevel of voorwaarde mondeling geschied is, zal de schuldige met een gevangenis van zes maanden tot twee jaren en een geldboete van vijf en twintig tot drie honderd franken (gestraft worden [2]).
307. Si la menace faite avec ordre ou sous condition a été verbale, le coupable sera puni d'un emprisonnement de six mois à deux ans, et d'une amende de vingt-cinq francs à trois cents francs.
308.In de gevallen, waarin bij de twee vorige artikelen voorzien wordt, zal de schuldige bovendien, bij het vonnis, onder het toezigt der hooge policie gesteld mogen worden ten minste voor vijf en ten hoogste voor tien jaren.
308.Dans les cas prévus par les deux précédents articles, le coupable pourra de plus être mis, par l'arrêt ou le jugement, sous la surveillance de la haute police pour cinq ans au moins et dix ans au plus.
Moedwillige kwetsuren en slagen of stooten, die niet onder de benaming van doodslag vallen, en andere moedwillige misdaden of wanbedrijven.
Blessures et coups volontaires non qualifiés meurtre, et autres crimes et délits volontaires.
309. Met het tuchthuis zal gestraft worden, al wie iemand kwetsuren, slagen, of stooten toegebragt zal hebben, in gevalle uit deze gewelddadigheid eene ziekte of beletsel van te werken ontstaan is van meer dan twintig dagen.
309. Sera puni de la peine de la réclusion, tout individu qui aura fait des blessures ou porté des coups, s'il est résulté de ces actes de violence une maladie ou incapacité de travail personnel pendant plus de vingt jours.
Art. 14, wet 29 Junij 54.
Met gevangenisstraf van twee tot vijf jaren worden gestraft: — — 2°. de gewelddadigheden in art. 309 van dat Wetboek (van Strafregt) vermeld.
Art. 20, wet 29 Junij 54.
Met artikel 463 van het Wetboek van Strafregt is toepasselijk in de gevallen van art. 14 dezer wet (29 Junij 1854).
310. In gevalle de misdaad bij het vorig artikel gemeld, met voorbedachten rade of met geleider lage gepleegd is, zal de straf in den dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) bestaan.
310. Si le crime mentionné au précédent article a été commis avec préméditation ou guet-apens, la peine sera celle des travaux forcés à temps.
311. Wanneer de kwetsuren of slagen geenerlei ziekte of beletsel van te werken, als bij artikel 309 gemeld, veroorzaakt zullen hebben, zal de schuldige met eene gevangenzetting van een maand tot twee jaren, en een geldboete van zestien tot twee honderd franken gestraft worden. In gevalle van voorbedachten rade of geleider lage, zal de gevangenzetting zijn voor twee tot vijf jaren, en de geldboete van vijftig tot vijf honderd franken.
311. Lorsque les blessures ou les coups n'auront occasionné aucune maladie ni incapacité de travail personnel de l'espèce mentionnée en l'article 309, le coupable sera puni d'un emprisonnement d'un mois à deux ans, et d'une amende de seize francs à deux cents francs. S'il y a eu préméditation ou guet-apens, l'emprisonnement sera de deux ans à cinq ans, et l'amende de cinquante francs à cinq cents francs.
312.Bijaldien de schuldige in de gevallen van artikel 309, 310 en 311, de misdaad jegens zijne wettige natuurlijke of aangenomen vader of moeder, of wettige grootouders van eerderen of verderen graad gepleegd mogt hebben, zal hij gestraft worden als volgt: Zoo het artikel, waartoe het geval behoort, gevangenzetting en geldboete bepaalt, zal de schuldige de straf van het tuchthuis ondergaan.
312.Dans les cas prévus par les articles 309, 310 et 311, si le coupable a commis le crime envers ses père [ou] mère légitimes, naturels ou adoptifs, ou autres ascendants légitimes, il sera puni ainsi qu'il suit: Si l'article auquel le cas se référera prononce l'emprisonnement et l'amende, le coupable subira la peine de la réclusion;
Zoo het artikel de straf van het tuchthuis bepaalt, zal de schuldige die van dwangarbeid voor een tijd ondergaan. Zoo het artikel de straf van dwangarbeid voor een tijd bepaalt, zal hij den eeuwigen dwangarbeid ondergaan.
Si l'article prononce la peine de la réclusion, il subira celle des travaux forcés à temps; Si l'article prononce la peine des travaux forcés à temps, il subira celle des travaux forcés à perpétuité.
Art. 15, wet 29 Junij 54.
Art. 312 van het Wetboek van Strafregt wordt ingetrokken en de gewelddadigheid jegens wettige of natuurlijke ouders of jegens grootouders als eene verzwarende omstandigheid aangemerkt, waarop de regter, behoudens de bepalingen van artt. 9 en 20 dezer wet (29 Junij 1854), bij de toepassing der straf moet acht geven. De regter is zelfs bevoegd de tuchthuis- of gevangenisstraf met een derde boven het maximum te verhoogen.
Art. 9, wet 29 Junij 54.
(Zie aant. bij art. 36.)
Art. 20, wet 29 Junij 54.
Het art. 463 van het Wetboek van Strafregt is toepasselijk in de gevallen van art. 15 dezer wet (29 Junij 1854).
313. Bijaldien de misdaden en wanbedrijven in deze en de vorige afdeeling vermeld, bij oproerige zamenrotting, met opstand, of plundering begaan zijn, zullen zij aan de hoofden, beleggers, aanstokers en opzetters van die zamenrottingen, opstanden, of plunderingen toegerekend worden, welke als schuldig aan deze misdaden of aan deze wanbedrijven gestraft, en tot dezelfde straffen veroordeeld zullen worden, als die (welke [3]) ze in persoon gepleegd hebben.
313. Les crimes et les délits prévus dans la présente section et dans la section précédente, s'ils sont commis en réunion séditieuse, avec rébellion ou pillage, sont imputables aux chefs, auteurs, instigateurs et provocateurs de ces réunions, rébellions ou pillages, qui seront punis comme coupables de ces crimes ou de ces délits, et condamnés aux mêmes peines que ceux qui les auront personnellement commis.
314. Al wie priempoken, schietgeweren, tromblons genaamd, of wat soort van geweer [4]) het ook zijn mag, dat bij de wet of bij eenig regerings-reglement verboden is, gemaakt of verkocht zal hebben, zal met een gevangenzettin van zes dagen tot zes maanden gestraft worden.
Die de voorzegde wapenen draagt zal met eene geldboete van zestien tot twee honderd franken gestraft worden.
314. Tout individu qui aura fabriqué ou débité des stylets, tromblons ou quelque espèce que ce soit d'armes prohibées par la loi ou par des règlements d'administration publique, sera puni d'un emprisonnement de six jours à six mois. Celui qui sera porteur desdites armes, sera puni d'une amende de seize francs à deux cents francs.
In het een en ander geval zal het geweer [5]) verbeurdverklaard worden. Alles onverminderd zwaarder straf, zoo er die valt, in geval van medepligtigheid aan misdaad.
Dans l'un et l'autre cas, les armes seront confisquées. Le tout sans préjudice de plus forte peine, s'il y échet, en cas de complicité de crime.
315.Boven de boetstraffen bij de vorige artikelen gemeld, zullen de geregten het toezigt der hooge policie voor twee tot tien jaren moge opleggen.
315.Outre les peines correctionnelles mentionnées dans les articles précédents, les tribunaux pourront prononcer le renvoi sous la surveillance de la haute police, depuis deux ans jusqu'à dix ans.
316. Al wie schuldig is aan de misdaad van ontmanning, zal de straf van eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren) ondergaan. In gevalle de dood daaruit ontstaan is binnen de veertig dagen na het plegen der misdaad, zal de schuldige de doodstraf ondergaan.
316. Toute personne coupable du crime de castration, subira la peine des travaux forcés à perpétuité. Si la mort en est résultée avant l'expiration des quarante jours qui auront suivi le crime, le coupable subira la peine de mort.
317. Al wie, door spijzen, dranken, artsenijen, gewelddadigheden, of eenig ander middel, het misvallen van eene zwangere vrouw bewerkt zal hebben, hetzij zij zelve daarin toestemt of niet, zal met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden. Dezelfde straf zal uitgewezen worden tegen de vrouw, die zich zelve een misdragt bewerkt zal hebben of die toegestemd zal hebben om de middelen, haar ten dien einde voorgeschreven of toegediend, te gebruiken, in gevalle het misvallen daarop gevolgd is. De genees- en heelmeesters en soortgelijke beambten, (officiers de santé), gelijk ook de artsenijbereiders, die deze middelen voorgeschreven of toegediend zullen hebben, zullen, in gevalle het misvallen plaats gehad heeft, tot dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) veroordeeld worden.
317. Quiconque, par aliments, breuvages, médicaments, violences, ou par tout autre moyen, aura procuré l'avortement d'une femme enceinte, soit qu'elle y ait consenti ou non, sera puni de la réclusion. La même peine sera prononcée contre la femme qui se sera procuré l'avortement à elle-même, ou qui aura consenti à faire usage des moyens à elle indiqués ou administrés à cet effet, si l'avortement s'en est ensuivi. Les médecins, chirurgiens et autres officiers de santé, ainsi que les pharmaciens qui auront indiqué ou administré ces moyens, seront condamnés à la peine des travaux forcés à temps, dans le cas où l'avortement aurait eu lieu.
318. Al wie vervalschte dranken, die schadelijke inmengsels voor de gezondheid bevatten, verkocht of vertierd zal hebben, zal gestraft worden met een gevangenzetting voor zes dagen tot twee jaren en eene geldboete van zestien tot vijf honderd franken. De vervalschte franken, die bevonden zullen worden den verkooper of vertierder toe te behooren, zullen in beslag genomen en verbeurdverklaard worden.
318. Quiconque aura vendu ou débité des boissons falsifiées, contenant des mixtions nuisibles à la santé, sera puni d'un emprisonnement de six jours à deux ans, et d'une amende de seize francs à cinq cents francs. Seront saisies et confisquées les boissons falsifiées trouvées appartenir au vendeur ou débitant.
Art. 1. Een iegelijk, die onder tot verkoop of ter uitdeeling bestemd brood, eetwaren of eenige van derzelver bestanddeelen, zal gemengd hebben of zal hebben doen mengen, zwavelzuur-koper (blaauw-vitriool of koper-groen), zwavelzuur-zink (witte vitriool) of eenige andere vergiftige stoffen, zal gestraft worden met eene gevangenis van twee tot vijf jaren en eene geldboete van twee honderd tot vijf honderd gulden, met intrekking tevens van deszelfs patent en ontzegging zijner bevoegdheid om, gedurende den tijd der gevangenisstraf, dergelijk parent te erlangen. 2. Met gelijke straffen zullen gestraft worden allen en een iegelijk, die onder ter verkoop of ter uitdeeling bestemde dranken of derzelver bestanddeelen, vergiftige stoffen zullen gemengd hebben of zullen hebben doen mengen. 3. De straffen, bij de voorgaande artikelen bedreigd, zullen almede worden toegepast op al wie ter verkoop of ter uitdeeling bestemd brood, eetwaren, franken of derzelver bestanddeelen, met de in artt. 1 en 2 bedoelde vergiftige stoffen vermengd, met voorkennis van zoodanige vermening zal hebben verkocht, verietd of uitgedeeld, of gepoogd zal hebben te verkoopen, te vertieren of uit te deelen of te doen uitdeelen; mitsgaders op een iegelijk die de vergiftigde stoffen zal verkocht of verschaft hebben, met voorweten, dat dezelve tot het misdrijf zou dienen. 4. Bij uitbreiding en wijziging van art. 318 van het nog in werking zijnde Wetboek van Strafregt, worden de, bij dat artikel vermelde strafbepalingen, bij deze, van toepassing verklaard op een iegelijk, die tot verkoop of ter uitdeeling bestemd, brood, eet- of drinkwaren of derzelver bestanddeelen, met voor de gezondheid schadelijke stoffen zal hebben vermengd, doen vermengen of eenige dier eetwaren, drinkwaren of derzelver bestanddeelen, met voorkennis van zoodanige vermening verkocht of verietd of uitgedeeld zal hebben, of gepoogd zal hebben dezelve te verkoopen of te vertieren, uit te deelen of te doen uitdeelen. 5. In gevalle van herhaling der misdrijven in de voorgaande artikelen vermeld zullen de bepalingen worden toegepast van art. 58 van het nog in werking zijnde Wetboek van Strafregt. 6. Onverminderd de straffen in artt. 1, 2, 3 en 5 opgenoemd, zal door den regter de aanplakking en openbaarmaking van het vonnis worden bevolen, ten koste van den schuldig verklaarde.
Verschoonbare misdaden en wanbedrijven, en gevallen waarin zij niet verschoond mogen worden.
Crimes et délits excusables, et cas où ils ne peuvent être excusés.
321. De doodslag, zoo als ook de kwetsuren, en slagen of stooten zijn verschoonbaar, in gevalle zij door zware slagen of gewelddadigheden jegens iemands lijf of leven, verwekt (of geprovoceerd) zijn geworden.
321. Le meurtre, ainsi que les blessures et les coups sont excusables, s'ils ont été provoqués par des coups ou violences graves envers les personnes.
322. De misdaden en wanbedrijven in het vorig artikel vermeld, zijn desgelijks verschoonbaar, in geval zij begaan zijn, met bij den dag het beklimmen of inbreken van omschuttingen, muren, of den ingang van een bewoond huis of bewoond wordend gedeelte van een huis, of van derzelver toebehooren, af te weren. In gevalle de zaak [6]) bij den nacht voorvalt, wordt het geval bij artikel 329 bepaald.
322. Les crimes et délits mentionnés au précédent article sont également excusables, s'ils ont été commis en repoussant pendant le jour l'escalade ou l'effraction des clôtures, murs ou entrée d'une maison ou d'un appartement habité ou de leurs dépendances. Si le fait est arrivé pendant la nuit, ce cas est réglé par l'article 329.
323. De vadermoord is nooit verschoonbaar.
323. Le parricide n'est jamais excusable.
324. De doodslag door den man aan zijne vrouw, of door deze aan haren man gepleegd, is niet verschoonbaar, in gevalle het leven van den man of de vrouw, die den doodslag begaan heeft, niet in het eigenst oogenblik van den doodslag in gevaar was gebragt. Echter is in het geval van overspel, bij artikel 336 gemeld, de doodslag door den man aan zijn vrouw, zoo als ook aan haren medepligtige begaan, verschoonbaar, geschied zijnde in het oogenblik, dat hij in het huis zijner zamenwoning met zijne vrouw hen te zamen op de daad (in flagranti) betrapt.
324. Le meurtre commis par l'époux sur l'épouse, ou par celle-ci sur son époux, n'est pas excusable, si la vie de l'époux ou de l'épouse qui a commis le meurtre n'a pas été mise en péril dans le moment même où le meurtre a eu lieu. Néanmoins, dans le cas d'adultère, prévu par l'article 336, le meurtre commis par l'époux sur son épouse, ainsi que sur le complice, à l'instant où il les surprend en flagrant délit dans la maison conjugale, est excusable.
325. De misdaad van ontmanning zal, indien zij onmiddelijk door eene gewelddadige schennis der eerbaarheid veroorzaakt (geprovoceerd) is, gelijk een verschoonbare doodslag of kwetsing aangemerkt worden.
325. Le crime de castration, s'il a été immédiatement provoqué par un outrage violent à la pudeur, sera considéré comme meurtre ou blessures excusables.
326. Zoo wanneer het verschoonend feit bewezen wordt, In geval van een misdaad, die doodstraffe of eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren), of wegvoering naar een oord van ballingschap medebrengt, zal de straf tot eene gevangenis van een tot vijf jaren verminderd worden; In geval van alle andere misdaad, zal zij tot eene gevangenis van zes maanden tot twee jaren verminderd worden. In deze twee eerste gevallen zullen de schuldigen bovendien, bij het vonnis, onder het toezigt der hooge policie gesteld mogen worden, ten minste voor vijf, en ten hoogste voor tien jaren.
In gevalle van een wanbedrijf, zal de straf verminderd worden tot eene gevangenis van zes dagen tot zes maanden.
326. Lorsque le fait d'excuse sera prouvé, S'il s'agit d'un crime emportant la peine de mort, ou celle des travaux forcés à perpétuité, ou celle de la déportation, la peine sera réduite à un emprisonnement d'un an à cinq ans;
S'il s'agit de tout autre crime, elle sera réduite à un emprisonnement de six mois à deux ans; Dans ces deux premiers cas, les coupables pourront de plus être mis par l'arrêt ou le jugement sous la surveillance de la haute police pendant cinq ans au moins et dix ans au plus. S'il s'agit d'un délit, la peine sera réduite à un emprisonnement de six jours à six mois.
§ 3.
§ 3.
Neêrlagen 1), kwetsuren, en slagen of stooten, niet als misdaden of wanbedrijven aangemerkt.
Homicide, blessures et coups non qualifiés crimes ni délits.
327. Daar is noch misdaad noch wanbedrijf, wanneer de begane nederlaag [7]) of de toegebragte kwetsuren, of slagen of stooten door de wet bevolen en door het wettig gezag gelast zijn geworden.
327. Il n'y a ni crime ni délit, lorsque l'homicide, les blessures et les coups étaient ordonnés par la loi et commandés par l'autorité légitime.
328. Daar is noch misdaad noch wanbedrijf, wanneer de begane nederlaag [7]) of de toegebragte kwetsuren, of slagen of stooten door den werkelijken nooddwang der wettige zelfverdediging of verdediging van een ander bevolen werd.
328. Il n'y a ni crime ni délit, lorsque l'homicide, les blessures et les coups étaient commandés par la nécessité actuelle de la légitime défense de soi-même ou d'autrui.
329. Onder de gevallen van werkelijken nooddwang van verdediging zijn de twee volgende begrepen: 1°. Zoo de nederlaag [7]) begaan, zoo de kwetsuren, of slagen of stooten toegebragt zijn, met bij den nacht, de beklimming of inbreking der omschuttingen, muren, of deuren van een bewoond huis of bewoond gedeelte van een huis, of van derzelver toebehooren, af te weren;
329. Sont compris dans les cas de nécessité actuelle de défense, les deux cas suivants: 1°. Si l'homicide a été commis, si les blessures ont été faites, ou si les coups ont été portés en repoussant pendant la nuit l'escalade ou l'effraction des clôtures, murs ou entrée d'une maison ou d'un appartement habité ou de leurs dépendances;
2°. Zoo de zaak [8]) voorvalt in zich te verweren tegen daders van gewelddadigen diefstal of plundering.
2°. Si le fait a eu lieu en se défendant contre les auteurs de vols ou de pillages exécutés avec violence.
VIERDE AFDEELING.
SECTION IV.
Aantasting der zeden.
Attentats aux moeurs.
330. Al wie eene openbare schennis van de eerbaarheid of beleediging tegen dezelve begaan zal hebben, zal gestraft worden met eene gevangenzetting voor drie maanden tot een jaar, en eene geldboete van zestien tot twee honderd franken.
330. Toute personne qui aura commis un outrage public à la pudeur, sera punie d'un emprisonnement de trois mois à un an, et d'une amende de seize francs à deux cents francs.
331. Al wie de misdaad van verkrachting begaan, of zich schuldig gemaakt zal hebben aan eenige andere feitelijkheid [9]) tegen de eerbaarheid, tegen iemand van de eene of andere kunne met gewelddadigheid uitgevoerd of ondernomen, zal met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden.
331. Quiconque aura commis le crime de viol, ou sera coupable de tout autre attentat à la pudeur, consommé ou tenté avec violence contre des individus de l'un ou de l'autre sexe, sera puni de la réclusion.
332. In gevalle de misdaad gepleegd is geworden aan een kind beneden de volle vijftien jaren, zal de schuldige met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden.
332. Si le crime a été commis sur la personne d'un enfant au-dessous de l'âge de quinze ans accomplis, le coupable subira la peine des travaux forcés à temps.
333. De straf zal in eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren) bestaan, in gevalle de schuldigen onder diegenen behooren, die gezag hebben over den persoon aan wien zij de misdaad gepleegd hebben, in gevalle zij leermeesters of loonbedienden van dezelven, of in geval zij openbare beambten, of leraars (of bedienaars) van eenige godsdienst zijn, of in gevalle de schuldige, wie of wat hij ook zij, in zijne misdaad door een of meer personen bijgestaan is geworden.
333. La peine sera celle des travaux forcés à perpétuité, si les coupables sont de la classe de ceux qui ont autorité sur la personne envers laquelle ils ont commis l'attentat, s'ils sont ses instituteurs ou ses serviteurs à gages, ou s'ils sont fonctionnaires publics, ou ministres d'un culte, ou si le coupable, quel qu'il soit, a été aidé dans son crime par une ou plusieurs personnes.
334. Al wie zich feitelijk tegen de zeden vergrepen zal hebben, met zijn werk te maken om de ongebondenheid of onzedelijkheid (débauche) of de verleiding van jonge lieden beneden den ouderdom van een en twintig jaren, van de eene of andere kunne, op te wekken, te bevorderen of behulpzaam te zijn, zal gestraft worden met een gevangenzetting van zes maanden tot twee jaren, en eene geldboete van vijftig tot vijf honderd franken. In gevalle van overgeven tot een ontuchtig leven (prostitutie) of verleiding, verwekt, bevorderd, of aangemoedigd door de vaders, moeders, voogden, of andere personen, met het opzigt over hen belast, zal de straf van dezen in twee tot vijf jaren gevangenis en drie honderd tot duizend franken geldboete bestaan.
334. Quiconque aura attenté aux meurs, en excitant, favorisant ou facilitant habituellement la débauche ou la corruption de la jeunesse de l'un ou de l'autre sexe au-dessous de l'âge de vingt-un ans, sera puni d'un emprisonnement de six mois à deux ans, et d'une amende de cinquante francs à cinq cents francs. Si la prostitution ou la corruption a été excitée, favorisée ou facilitée par leurs père, mère, tuteurs ou autres personnes chargées de leur surveillance, la peine sera de deux ans à cinq ans d'emprisonnement, et de trois cents francs à mille francs d'amende.
335. Den schuldigen aan het wanbedrijf in het vorig artikel gemeld, zal alle voogdij of curatorschap, en alle deelhebbing in de raadplegingen van nabestaanden ontzegd worden. Namelijk, diengene waarop de eerste paragraaf van dat artikel toepasselijk is, gedurende ten minste twee en ten hoogste vijf jaren; en diengene, waarvan de tweede paragraaf handelt, gedurende ten minste tien en ten hoogste twintig jaren.
In gevalle het wanbedrijf door den vader of moeder begaan is, zal de schuldige bovendien ontzet worden van de regten en voordeelen, hem op den persoon en de goederen van het kind gegeven bij het Wetboek Napoleon, eerste boek, negende titel, van de vaderlijke magt (art. 353 en volgende van het burgerlijk Wetboek). In alle gevallen, zullen de schuldigen bovendien bij het vonnis onder het toezigt der hooge policie gesteld mogen worden,met toepassing op de during van dit toezigt, van hetgene bij dit artikel ten aanzien der during van de ontzegging der voogdijen en curatorschappen, en van deelhebbing aan de familie-raadplegingen, bepaald is.
335. Les coupables du délit mentionné au précédent article seront interdits de toute tutelle et curatelle, et de toute participation aux conseils de famille; savoir, les individus auxquels s'applique le premier paragraphe de cet article, pendant deux ans au moins et cinq ans au plus, et ceux dont il est parlé au second paragraphe, pendant dix ans au moins et vingt ans au plus. Si le délit a été commis par le père ou la mère, le coupable sera de plus privé des droits et avantages à lui accordés sur la personne et les biens de l'enfant par le Code Napoléon, Livre Ier, Titre IX, de la Puissance paternelle.
Dans tous les cas, les coupables pourront de plus être mis, par l'arrêt ou le jugement, sousla surveillance de la haute police, en observant, pour la durée de la surveillance, ce qui vient d'être établi pour la durée de l'interdiction mentionnée au présent article.
336. Het overspel van de vrouw zal niet aangebragt kunnen worden dan door den man. Dit vermogen zal zelfs ophouden, wanneer hij in het geval van artikel 339 is.
336. L'adultère de la femme ne pourra être dénoncé que par le mari: cette faculté même cessera, s'il est dans le cas prévu par l'article 339.
(Zie art. 22 Wetb. v. Strafv.).
337. De vrouw die van overspel overtuigd wordt, zal de straf van gevangenzetting voor ten minste drie maanden en ten hoogste twee jaren ondergaan. De man zal meester zijn om de werking dezer veroordeling te doen ophouden, door zijne vrouw vrijwillig terug te nemen.
337. La femme convaincue d'adultère subira la peine de l'emprisonnement pendant trois mois au moins et deux ans au plus. Le mari restera le maître d'arrêter l'effet de cette condamnation, en consentant à reprendre sa femme.
338. De medepligtige der vrouw in het overspel zal gestraft worden met een gevangenzetting voor gelijken tijd, en bovendien met eene geldboete van honderd tot twee duizend franken.
De eenige bewijzen, die tegen den beklaagde van medepligtigheid (in overspel) toegelaten mogen worden, zijn buiten het betrappen op heeter daad, zoodanige als uit brieven of andere stukken door den beklaagde geschreven, voortvloeijen.
338. Le complice de la femme adultère sera puni de l'emprisonnement pendant le même espace de temps, et, en outre, d'une amende de cent francs à deux mille francs. Les seules preuves qui pourront être admises contre le prévenu de complicité, seront, outre le flagrant délit, celles résultant de lettres ou autres pièces écrites par le prévenu.
339. De man, die in het huis door hem met zijne vrouw bewoond, eene bijzit onderhoudt en op de klagt zijner vrouw, overtuigd wordt, zal met eene geldboete van honderd tot twee duizend franken gestraft worden.
339. Le mari qui aura entretenu une concubine dans la maison conjugale, et qui aura été convaincu sur la plainte de la femme, sera puni d'une amende de cent francs à deux mille francs.
340. Al wie in den band des huwelijks zijnde, een tweede [10]) huwelijk aangaat vóór de ontbinding van het vorige, zal met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden.
340. Quiconque étant engagé dans les liens du mariage en aura contracté un autre avant la dissolution du précédent, sera puni de la peine des travaux forcés à temps.
De openbare ambtenaar, die, kennis hebbende van het bestaan van het vorige, zich bij de verbinding van dit tweede heeft laten gebruiken, zal tot dezelfde straf veroordeeld worden.
L'officier public qui aura prêté son ministère à ce mariage, connaissant l'existence du précédent, sera condamné à la même peine.
VIJFDE AFDEELING.
SECTION V.
Onwettig arrest of aantasting en in bewaringhouding van personen.
[Arrestations] illégales et séquestration de personnes.
341. Met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) zullen diegenen gestraft worden, die zonder bevel der gestelde magten, en buiten de gevallen, waarin de wet het vatten der beklaagden beveelt, eenige personen aangehouden, vastgehouden, of in bewaring gesteld zullen hebben; Al wie tot het doen van de aanhouding of bewaring eenige plaats verstrekt zal hebben, zal dezelfde straf ondergaan.
341. Seront punis de la peine des travaux forcés à temps, ceux qui, sans ordre des autorités constituées et hors les cas où la loi ordonne de saisir des prévenus, auront arrêté, détenu ou séquestré des personnes quelconques; Quiconque aura prêté un lieu pour exécuter la détention ou séquestration, subira la même peine.
342. In gevalle de vasthouding of bewaring langer dan eene maand geduurd heeft, zal de straf in eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren) bestaan.
342. Si la détention ou séquestration a duré plus d'un mois, la peine sera celle des travaux forcés à perpétuité.
343. De straf zal tot gevangenzetting voor twee tot vijf jaren verminderd worden, in gevalle de schuldigen aan de wanbedrijven bij art. 341 gemeld, vóór dat zij werkelijk vervolg worden, de aan- of vastgehouden of in bewaring gehouden persoon, vóór den vollen tienden dag na dien van de aan- of vasthouding of in bewaringstelling, in vrijheid gesteld zullen hebben. Echter zullen zij onder het toezigt der hooge policie gesteld mogen worden voor vijf tot tien jaren toe.
343. La peine sera réduite à l'emprisonnement de deux ans à cinq ans, si les coupables des délits mentionnés en l'article 341, non encore poursuivis de fait, ont rendu la liberté à la personne arrêtée, séquestrée ou détenue, avant le dixième jour accompli depuis celui de l'arrestation, détention ou séquestration. Ils pourront néanmoins être renvoyés sous la surveillance de la haute police, depuis cinq ans jusqu'à dix ans.
1°. Bijaldien de aanhouding geschied is met aanmatiging van het costuum, onder een valschen naam, of op een valschen last of bevel van het openbaar gezag; 2°. Bijaldien de aan- of vastgehouden, of in bewaring gehouden persoon, met den dood gedreigd is; 3°. Bijaldien hij aan den lijve mishandeld of gepijnigd is, zullen de schuldigen met den dood gestraft worden.
1°. Si l'arrestation a été exécutée avec le faux costume, sous un faux nom, ou sur un faux ordre de l'autorité publique; 2°. Si l'individu arrêté, détenu ou séquestré, a été menacé de la mort; 3°. S'il a été soumis à des tortures corporelles; Les coupables seront punis de mort.
ZESDE AFDEELING.
SECTION VI.
Misdaden en wanbedrijven, strekkende om het bewijs van den burgerlijken staat [12]) van een kind te verhinderen of te vernietigen, of zijn bestaan in gevaar te brengen. — Opligting of vervoering van minderjarigen. — Inbreuk op de wetten over het begraven.
Crimes et délits tendant à empêcher ou détruire la preuve de l'état civil d'un enfant, ou à compromettre son existence. — Enlèvement de mineurs. — Infraction aux lois sur les inhumations.
345. Die schuldig is aan opligting of wegvoering of wegvoering, aan verberging, of aan wegmaking van een kind, (aan) onderschuiving of verwisseling van het eene kind aan of voor het andere, of aan ondersteking van een kind aan eene vrouw die niet verlost (of bevallen) is, zullen met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden. Dezelfde straf zal plaats grijpen tegen diegenen, die met een kind belast zijnde, hetzelve aan hen, die regt hebben om het op te eischen, niet opgeleverd zullen hebben.
345. Les coupables d'enlèvement, de recélé ou de suppression d'un enfant, de substitution d'un enfant à un autre, ou de supposition d'un enfant à une femme qui ne sera pas accouchée, seront punis de la réclusion. La même peine aura lieu contre ceux qui, étant chargés d'un enfant, ne le représenteront point aux personnes qui ont [le] droit de le réclamer.
346. Al wie, bij de bevalling eener vrouw tegenwoordig geweest zijnde, de verklaring bij artikel 56 van het Wetboek Napoleon (art. 30 van het burgerlijk Wetboek) (voorgeschreven [13]), en zulks binnen den tijd bij artikel 55 van hetzelfde Wetboek (art. 20 van hetzelfde Wetboek) (bepaald [13]), niet gedaan zal hebben, zal met eene gevangenzetting van zes dagen tot zes maanden, en eene geldboete van zestien tot drie honderd franken gestraft worden.
346. Toute personne qui, ayant assisté à un accouchement, n'aura pas fait la déclaration à elle prescrite par l'article 56 du Code Napoléon, et dans le délai fixé par l'art. 55 du même Code, sera punie d'un emprisonnement de six jours à six mois, et d'une amende de seize francs à trois cents francs.
347. Al wie een jonggeboren kind gevonden hebbende, hetzelve niet aan den ambtenaar van den burgerlijken staat [14]) overgegeven zal hebben, als bij artikel 58 van het Wetboek Napoleon (art. 33 van het burgerlijk Wetboek) voorgeschreven wordt, zal gestraft worden met de straffen, bij het vorig artikel gesteld. Deze verordening is niet toepasselijk op dengene, die het kind tot zijn laste mogt willen nemen en deswegens voor de municipaliteit der plaats, waar het kind gevonden is, zijne verklaring gedaan zal hebben.
347. Toute personne qui, ayant trouvé un enfant nouveau-né, ne l'aura pas remis à l'officier de l'état civil, ainsi qu'il est prescrit par l'article 58 du Code Napoléon, sera punie des peines portées au précédent article. La présente disposition n'est point applicable à celui qui aurait consenti à se charger de l'enfant, et qui aurait fait sa déclaration à cet égard devant la municipalité du lieu où l'enfant a été trouvé.
348. Diegenen, die een kind van beneden de volle zeven jaren, hetwelk hun om er zorg voor te dragen, of uit eenigen anderen hoofde, toevertrouwd is geworden, naar een godshuis gebragt zullen hebben, zullen met een gevangenzetting voor zes weken tot zes maanden, en eene geldboete van zestien tot vijftig franken gestraft worden. Echter zal geenerlei straf gewezen worden, bijaldien zij niet gehouden waren of zich niet verbonden hadden, om voor niet voor den kost en het onderhoud van het kind te zorgen, en niemand daar zorg voor gedragen mogt hebben.
348. Ceux qui auront porté à un hospice un enfant au-dessous de l'âge de sept ans accomplis, qui leur aurait été confié afin qu'ils en prissent soin, ou pour toute autre cause, seront punis d'un emprisonnement de six semaines à six mois, et d'une amende de seize francs à cinquante francs. Toutefois aucune peine ne sera prononcée, s'ils n'étaient pas tenus ou ne s'étaient pas obligés de pourvoir gratuitement à la nourriture et à l'entretien de l'enfant, et si personne n'y avait pourvu.
349. Degenen, die een kind van beneden de volle zeven jaren op eene eenzame plaats, te vondeling zullen hebben gelegd en verlaten, degenen, die last gegeven zullen hebben om het dus te vondeling te stellen, in gevalle die last uitgevoerd is, zullen te dier zake alleen, tot eene gevangenzetting van zes maanden tot twee jaren, en eene geldboete van zestien tot twee honderd franken veroordeeld worden.
349. Ceux qui auront exposé et délaissé en un lieu solitaire un enfant au-dessous de l'âge de sept ans accomplis ; ceux qui auront donné l'ordre de l'exposer ainsi, si cet ordre a été exécuté, seront, pour ce seul fait, condamnés à un emprisonnement de six mois à deux ans, et à une amende de seize francs à deux cents francs.
350. De straf bij het vorig artikel gesteld, zal zijn van twee tot vijf jaren, en de geldboete van vijftig tot vier honderd franken, tegen de voogden of voogdessen, leermeesters of leermeesteressen, van het kind, door hen of op hun last te vondeling gelegd of verlaten.
350. La peine portée au précédent article sera de deux ans à cinq ans, et l'amende de cinquante [francs] à quatre cents francs, contre les tuteurs ou tutrices, instituteurs ou institutrices de l'enfant exposé et délaissé par eux ou par leur ordre.
351. In gevalle ten gevolge van het te vondeling leggen of verlaten bij artikel 349 en 350 vermeld, het kind verminkt of (aan) lijf of leden beschadigd gebleven is, zal de daad aangemerkt worden als moedwillige kwetsing, het kind door degene, die het te vondeling gelegd of verlaten heeft, toegebragt: en in gevalle de dood daarop gevolgd is, zal de daad als doodslag beschouwd worden. In het eerste geval zullen de schuldigen de straf ondergaan, die bij moedwillig toegebragte kwetsuren is op te leggen, en in het andere geval die van den doodslag.
351. Si, par suite de l'exposition et du délaissement prévus par les articles 349 et 350, l'enfant est demeuré mutilé ou estropié, l'action sera considérée comme blessures volontaires à lui faites par la personne qui l'a exposé et délaissé; et si la mort s'en est ensuivie, l'action sera considérée comme meurtre: au premier cas, les coupables subiront la peine applicable au blessures volontaires; et, au second cas, celle du meurtre.
352. Degenen, die een kind van beneden de volle zeven jaren op eene niet eenzame plaats te vondeling gesteld en verlaten zullen hebben, zullen met eene gevangenzetting van drie maanden tot een jaar, en eene geldboete van zestien tot honderd franken gestraft worden.
352. Ceux qui auront exposé et délaissé en un lieu non solitaire, un enfant au-dessous de l'âge de sept ans accomplis, seront punis d'un emprisonnement de trois mois à un an; et d'une amende de seize francs à cent francs.
353. Het wanbedrijf bij het vorig artikel gemeld, zal met een gevangenzetting van zes maanden tot twee jaren en eene geldboete van vijf en twintig tot twee honderd franken gestraft worden, in gevalle het begaan is door de voogden of voogdessen, leermeesters of leermeesteressen van het kind.
353. Le délit prévu par le précédent article sera puni d'un emprisonnement de six mois à deux ans, et d'une amende de vingt-cinq francs à deux cents francs, s'il a été commis par les tuteurs ou tutrices, instituteurs ou institutrices de l'enfant.
§ 2.
§ 2.
Opligting of wegvoering van minderjarigen.
Enlèvement de mineurs.
354. Al wie door middel van bedrog of geweld, minderjarigen zal hebben opgeligt of weggevoerd, of doen opligten of wegvoeren; of hen zal hebben medegenomen, weggeleid of weggebragt, of doen medenemen, wegleiden of wegbrengen van de plaatsen, waar zij door degenen aan wier gezag of bestuur zij onderhevig of toevertrouwd waren, gesteld of gebragt waren, zal de straf van het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) ondergaan.
354. Quiconque aura, par fraude ou violence, enlevé ou fait enlever des mineurs, ou les aura entraînés, détournés ou déplacés, ou les aura fait entraîner, détourner ou déplacer des lieux où ils étaient mis par ceux à l'autorité ou à la direction desquels ils étaient soumis ou confiés, subira la peine de la réclusion.
355. In geval de alzoo opgeligte of weggevoerde een meisje van beneden de volle zestien jaren is, zal de straf in dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) bestaan.
355. Si la personne ainsi enlevée ou détournée est une fille au-dessous de seize ans accomplis, la peine sera celle des travaux forcés à temps.
356. Zoo wanneer het meisje van beneden de zestien jaren in de opligting, schaking of wegvoering toegestemd mogt hebben, of den schaker vrijwillig gevolg zijn, zal deze, in gevalle hij een meerderjarige van een en twintig jaren of daarboven mogt zijn, tot dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) veroordeeld worden. In gevalle de schaker nog geen een en twintig jaren bereikt mogt hebben, zal hij gestraft worden met een gevangenzetting van twee tot vijf jaren.
356. Quand la fille au-dessous de seize ans aurait consenti à son enlèvement ou suivi volontairement le ravisseur, si celui-ci était majeur de vingt et un ans ou au-dessus, il sera condamné aux travaux forcés à temps.
Si le ravisseur n'avait pas encore vingt et un ans, il sera puni d'un emprisonnement de deux à cinq ans.
357. In gevalle de schaker het meisje, dat hij geschaakt heeft, getrouwd mogt hebben, zal hij niet vervolgd mogen worden dan op het beklag van diegenen, die, naar het Wetboek Napoleon (burgerlijk Wetboek), het regt hebben om nietigverklaring van het huwelijk te vorderen, en niet veroordeeld mogen worden, dan nadat de nietigheid van het huwelijk uitgewezen zal zijn.
357. Dans le cas où le ravisseur aurait épousé la fille qu'il a enlevée, il ne pourra être poursuivi que sur la plainte des personnes qui, d'après le Code Napoléon, ont le droit de demander la nullité du mariage, ni condamné qu'après que la nullité du mariage aura été prononcée.
(zie echter art. 22 Wetb. v. Strafv.).
§ 3.
§ 3.
Inbreuken op de wetten over het begraven.
Infraction aux lois sur les inhumations.
358. Diegenen, die zonder voorafgegaan bevel van den openbaren ambtenaar, in het geval, waarin dit bevel vereischt wordt, een gestorvene zullen hebben doen begraven, zullen met zes dagen tot twee maanden gevangenzetting en eene geldboete van zestien tot vijftig franken gestraft worden, onverminderd de vervolging der misdaden, wegens welke de daders van dit wanbedrijf in deze omstandigheid zouden mogen beklaagd worden.
358. Ceux qui, sans l'autorisation préalable de l'officier public, dans le cas où elle est prescrite, auront fait inhumer un individu décédé, seront punis de six jours à deux mois d'emprisonnement, et d'une amende de seize [francs] à cinquante francs; sans préjudice de la poursuite des crimes dont les auteurs de ce délit pourraient être prévenus dans cette circonstance.
Dezelfde straf zal plaats grijpen tegen degenen, die zich, op welk eene wijze ook, tegen de wet en de reglementen betrekkelijk de begravingen vóór den tijd, vergrepen zullen hebben.
La même peine aura lieu contre ceux qui auront contrevenu, de quelque manière que ce soit, à la loi et aux règlements relatifs aux inhumations précipitées.
(Zie art. 53 van het burgerlijk Wetboek)
359. Al wie het lijk van iemand, die omgebragt of aan de gevolgen van bekomen slagen of kwetsuren overleden is, verheeld of verborgen zal hebben, zal gestraft worden met een gevangenzetting van zes maanden tot twee jaren, en eene geldboete van vijftig tot vier honderd franken; onverminderd zwaarder straffen, zoo hij deel in de misdaad heeft.
359. Quiconque aura recélé ou caché le cadavre d'une personne homicidée ou morte des suites de coups ou blessures, sera puni d'un emprisonnement de six mois à deux ans, et d'une amende de cinquante francs à quatre cents francs ; sans préjudice de peines plus graves, s'il a participé au crime.
360. Met gevangenzetting van drie maanden tot een jaar, en zestien tot twee honderd franken geldboete, zal gestraft worden, al wie zich schuldig gemaakt zal hebben aan schending van graven of bewaarplaatsen [15]); onverminderd de straffen op de misdaden of wanbedrijven, die hiermede gepaard mogten zijn.
360. Sera puni d'un emprisonnement de trois mois à un an, et de seize francs à deux cents francs d'amende, quiconque se sera rendu coupable de violation de tombeaux ou de sépultures; sans préjudice des peines contre les crimes ou les délits qui seraient joints à celui-ci.
ZEVENDE AFDEELING.
SECTION VII.
Valsch getuigenis, lastering, smaadwoorden of smaadredenen, verrading van geheimen.
Faux témoignage, calomnie, injures, révélation de secrets.
§ 1.
§ 1.
Valsch getuigenis.
Faux témoignage.
361. Al wie schuldig zal zijn aan valsch getuigenis in zake van misdaad, hetzij tegen den beschuldigde, hetzij ten zijnen voordeele, zal met de straf van dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden. In gevalle echter de beschuldigde tot zwaarder straf dan dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) veroordeeld geworden is, zal de valsche getuige die tegen hem verklaard heeft, dezelfde straf ondergaan.
361. Quiconque sera coupable de faux témoignage en matière criminelle, soit contre l'accusé, soit en sa faveur, sera puni de la peine des travaux forcés à temps.
Si néanmoins l'accusé a été condamné à une peine plus forte que celle des travaux forcés àtemps, le faux témoin qui a déposé contre lui, subira la même peine.
366. Diegene aan wien in civiele zaken de eed opgedragen, of weder overgedragen (gedefereerd of gerefereerd) is, en die aldus een valschen eed gedaan zal hebben, zal met ontzetting van de burgerschapsregten (een correctionele gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten in art. 8 dezer wet (29 Junij 1854) vermeld, van vijf tot tien jaren) gestraft worden.
366. Celui à qui le serment aura été déféré ou référé en matière civile, et qui aura fait un faux serment, sera puni de la dégradation civique.
Art. 8, wet 29 Junij 54.
De ontzetting van de waarneming van bediening of ambten is echter in de gevallen van art. 6 dezer wet (29 Junij 1854) — — — alleen dan niet verpligtend, wanneer de regter art. 463 van het Wetboek van Strafregt toepast.
§ 2.
§ 2.
Lastering, smaadwoorden of smaadredenen, geheimverbreking.
Calomnie, injures, révélation de secrets.
367. Schuldig aan het wanbedrijf van lastering zal zijn, die hetzij op of in openbare plaatsen of bijeenkomsten, hetzij in eene authentieke of publieke akte, hetzij in een gedrukt of ongedrukt geschrift, dat aangeslagen, verkocht of verspreid is geworden, aan iemand, wie het ook zij, daden ten laste gelegd zal hebben die, ingevalle zij plaats hadden, dengene, tegen wien zij geduid zijn, aan lijf- of boetstraffelijke vervolging, of wel blootelijk aan de verachting en den haat der burgeren, bloot zouden stellen. Deze verordening is niet toepasselijk op daden, welke de wet veroorlooft openbaar te maken, noch ook op zoodanige als degene die dezelven aan iemand ten laste legt, uit hoofde van zijne post of van de op hem liggende pligten, gehouden was te ontdekken of bestraffen.
367. Sera conpable du délit de calomnie, celui qui, soit dans des lieux ou réunions [publics], soit dans un acte authentique et public, soit dans un écrit imprimé ou non qui aura été affiché, vendu ou distribué, aura imputé à un individu quelconque des faits qui, s'ils existaient, exposeraient celui contre lequel ils sont articulés à des poursuites criminelles ou correctionnelles, ou même l'exposeraient seulement au mépris ou à la haine des citoyens. La présente disposition n'est point applicable aux faits dont la loi autorise la publicité, ni à ceux que l'auteur de l'imputation était, par la nature de ses fonctions ou de ses devoirs, obligé de révéler ou de réprimer.
Wet 28 Sept. 1816, Stbl. 51.
— tot vaststelling van straffen voor hen, die vreemde Mogendheden beleedigen.
Souv.besl.24 Jan. 1814, Stbl. 17.
Art. 4. Een ieder is verantwoordelijk voor hetgeen hij schrijft, drukt of uitgeeft: indien de schrijver niet bekend is, of aangewezen kan worden, is de drukker alleen aansprakelijk. 5. Elk stuk, dat zonder naam van den schrijver of drukker, en zonder aanwijzing van den tijd en de plaats der uitgave, in het licht komt, zal als een libel beschouwd, en de uitgever of verspreider daarvan als paskwil-schrijver vervolg kunnen worden.
— houdende, aanvulling van eenige gapingen in het Wetboek van Strafregt. Art. 1. Onverminderd de bepalingen van art. 60 van het Wetboek op het Strafregt, en in al de gevallen bij dat Wetboek niet uitdrukkelijk voorzien, zal als medepligtige van eene begane misdaad of misdrijf worden beschouwd degeen, die, hetzij door aanspraken in het openbaar ten aanhoore van eene verzameling van personen gehouden, hetzij door plakschriften, hetzij door gedrukte of ongedrukte en verknochte of verspreide geschriften, de burgers en ingezetenen zal hebben opgeruid om eene misdaad of een misdrijf te begaan. Dezelfde bepaling is mede toepasselijk, in geval ten gevolge der oprijing slechts eene poging van misdaad of misdrijf, overeenkomstig art. 2 en 3 van het Wetboek op het Strafregt heeft plaats gehad. Indien de opruijing geen gevolg hoegenaamd heeft gehad, zal dezelve worden gestraft met eene geldboete van 50 tot 100 gulden, of in geval van verzwarende omstandigheden met eene gevangenis, welke den tijd van zes maanden niet zal kunnen te boven gaan. — (Omtrent opruijing tot misdaad of wanbedrijf, zie ad artt. 102, 202, 205, 217). Art. 2. De bepalingen van art. 367 en volgende van het Wetboek op het Strafregt, tot art. 375 ingesloten, zijn ook toepasselijk op de misdrijven van laster en hoon, aangedaan aan openbare autoriteiten of aan ligchamen uit meer dan één persoon bestaande, al is het ook dat geen persoon uitdrukkelijk zij aangeduid. 3. De misdrijven van laster en hoon, schriftelijk begaan, zullen niet kunnen vervolg worden, dan op aanklagte der gelasterde of gehoonde partij. — (Zie art. 22 Wetb. v. Strafv.). 4. De bepalingen van art. 2 en 3 dezer wet, zullen het regt om over de handelingen der openbare magten zijne gedachten te kunnen uiten en die te beoordeelen, geenszins kunnen krenken. 5. De beklaagde ter zake van de misdrijven van beleediging, laster, hoon of van de opruijingen in het laatste lid van art. 1 dezer wet vermeld, en door middel van de drukpers begaan, zal niet in regten kunnen worden betrokken door eene onmiddellijke dagvaarding om ter teregtzitting te verschijnen, zonder dat er eene voorloopige instructie en verwijzing hebbe plaats gehad. Indien de beklaagde binnen het Koningrijk woonachtig is, zal de regter tegen hem blootelijk een bevel tot verschijning kunnen uitvaardigen, hetwelk in geval van achterblijven in een bevel tot medebrenging zal kunnen worden veranderd. De beklaagde zal nimmer kunnen worden in hechtenis gesteld, vóór dat hij tot straf is veroordeeld.</noinclude> 6. De regtsvervolging, waartoe de misdrijven kunnen aanlei-</noinclude>
6. De regtsvervolging, waartoe de misdrijven kunnen aanleiding geven, waarvan bij de drie eerste artikelen dezer wet gehandeld wordt, verjaart door een tijdsverloop van één jaar. 7. De wet van 10 April 1815, Stbl. 32, Ons besl. van 20 dier maand (Journ. Offic. 10), mitsgaders de wet van 6 Maart 1818, Stbl. 11 worden ingetrokken.
Wet 1 Junij 1830, Stbl. 15.
tot beteugeling van hoon en laster en andere vergrijpen tegen het openbaar gezag en de algemeene rust. Art. 1. Al wie boosaardiglijk en openbaar, op welke wijze ook, of door welk middel de waardigheid of het gezag van den Koning, of de regten van het Koninklijk stamhuis zal hebben aangerand of den persoon des Konings op gelijke wijze zal hebben gesmaad, gehoond of gelasterd, zal worden gestraft met eene gevangenis van twee tot vijf jaren. 2. Gelijke smaad, hoon en laster aan eenig lid van het Koninklijk huis, zal gestraft worden met eene gevangenis van één tot drie jaren. 3. Al wie boosaardiglijk en openbaar, op welke wijze ook, of door welk middel, de verbindende kracht der wetten aangerand of tot ongehoorzaamheid aan dezelve aangespoord zal hebben, zal met eene gevangenis van zes maanden tot drie jaren gestraft worden. Deze bepaling zal echter geene belemmering toebrengen aan de vrijheid van regtsvordering of verdediging voor de regtbanken of andere gestelde magten. 4. In geval van gerhaald misdrijf zullen de straffen bij deze wet vastgesteld, met de helft van het maximum kunnen worden verzwaard. Hetzelfde zal kunnen plaats hebben ten aanzien der straffen bij artt. 1 en 2 der wet van den 16 Mei 1829 vastgesteld, in geval van herhaling der misdrijven bij die artikelen vermeld. 5. De beklaagden ter zake van de misdrijven bij artt. 1, 2 en 3 der tegenwoordige wet vermeld, zullen niet in regten kunnen worden betrokken, zonder dat er eene voorloopige instructie en verwijzing hebben plaats gehad. 6. Het derde artikel der wet van den 16 Mei 1829, is niet toepasselijk op de misdrijven van smaad, hoon en laster aan den Koning, de leden van het Koninklijk huis, openbare autoriteiten, derzelver leden of aan ambtenaren als zoodanige, of ter zake hunner ambtsverrigtingen, aangedaan: zullende in die gevallen deze misdrijven van officie-wege, ook zonder klagte der gelasterden of gehoonden, vervolg worden. 7. De regtsvervolging der misdrijven vermeld bij deze wet, mitsgaders in artt. 1 § 3, art. 2 en 3 der wet van 16 Mei 1829, zal verjaard zijn na verloop van drie maanden sedert het begane misdrijf, of indien er vervolgingen hebben plaats gehad, sedert de laatste geregtelijke acte.
Wet 3 Mei 1851, Stbl. 44.
— Regelende de verjaring der straffen, uitgesproken wegens de misdrijven, vermeld in de wetten van 16 Mei 1829, Stbl. 34 en 1 Junij 1830, Stbl. 15.
Éénig art. De straffen uitgesproken wegens de misdrijven, vermeld in de artt. 1, 2 en 3 der wet van 16 Mei 1829, Stbl. 34, en in de wet van 1 Junij 1830, Stbl. 15, verjaren door het verloop van tien jaren, te rekenen van den dag, waarop het arrest of vonnis kracht van gewijsde heeft bekomen.
368. Als valsch wordt aangemerkt alle te lastlegging, ter ondersteuning van welk het bewijs, in regte vereischt, niet aangevoerd wordt. Dienvolgende zal de te lastlegger niet tot zijne verdediging kunnen vorderen dat het bewijs der zaak als nog opgemaakt moge worden. Hij zal ook tot zijne verschooning niet mogen inbrengen, dat de stukken of daden openbaar kennelijk zijn, of dat de te lastlegging waarover hij aangesproken wordt, uit vreemde papieren of uit andere gedrukte schriften zijn overgenomen.
368. Est réputée fausse, toute imputation à l'appui de laquelle la preuve légale n'est point rapportée. En conséquence, l'auteur de l'imputation ne sera pas admis, pour sa défense, à demander que la preuve en soit faite: il ne pourra non plus alléguer comme moyen d'excuse que les pièces ou les faits sont notoires, ou que les imputations qui donnent lieu à la poursuite sont copiées ou extraites de papiers étrangers, ou d'autres écrits imprimés.
369. De lasteringen door middel van vreemde papieren in 't licht gegeven, kunnen vervolgd worden tegen degenen, die de artikelen hebben gezonden of doen plaatsen, of die toegebragt hebben on dezelve papieren in Frankrijk in te voeren of te verspreiden.
369. Les calomnies mises au jour par la voie de papiers étrangers, pourront être poursuivies contre ceux qui auront envoyé les articles ou donné l'ordre de les insérer, ou contribué à l'introduction ou à la distribution de ces papiers en France.
370. Wanneer het te laste gelegde feit naar vereisch van regte bewezen is, waar te zijn, zal de te lastlegger vrij van alle straf zijn. Als bewijs naar vereisch van regte zal niet aangemerkt worden dan hetgeen uit een vonnis, of eenige andere authentieke akte ontstaat.
370. Lorsque le fait imputé sera légalement prouvé vrai, l'auteur de l'imputation sera à l'abri de toute peine. Ne sera considérée comme preuve légale, que celle qui résultera d'un jugement, ou de tout autre acte authentique.
371. Wanneer het naar regte vereischte bewijs niet aangevoerd is, zal de lasteraar met de volgende straffen gestraft worden: In gevalle het te laste gelegde feit van den aard om de doodstraf, eeuwige dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren), of wegvoering naar een oord van ballingschap te verdienen, zal de schuldige gestraft worden met eene gevangenzetting van twee tot vijf jaren en eene geldboete van twee honderd tot vijf duizend franken.
371. Lorsque la preuve légale ne sera pas rapportée, le calomniateur sera puni des peines suivantes: Si le fait imputé est de nature à mériter la peine de mort, les travaux forcés à perpétuité ou la déportation, le coupable sera puni d'un emprisonnement de deux à cinq ans, et d'une amende de deux cents francs à cinq mille francs.
van twee honderd tot vijf duizend franken. In alle andere gevallen, zal de gevangenzetting voor een tot zes maanden, en de geldboete van vijftig tot twee duizend franken zijn.
Dans tous les autres cas, l'emprisonnement sera d'un mois à six [mois], et l'amende de cinquante francs à deux mille francs.
372. Wanneer de te lastgelegde feiten naar de wet strafbaar zijn, en de te lastlegger dezelve aangebragt heeft, zal gedurende de instructie in regte over die feiten, het vervolgen en uitwijzen van het wanbedrijf van lastering opgeschort blijven.
372. Lorsque les faits imputés seront punissables suivant la loi, et que l'auteur de l'imputation les aura dénoncés, il sera, durant l'instruction sur ces faits, sursis à la poursuite et au jugement du délit de calomnie.
373. Al wie bij geschrifte eene lasterlijke aanbrenging tegen een of meer personen, aan de ambtenaren der regtsoefening of regering- of regtspolicie gedaan zal hebben, zal gestraft worden met eene gevangenzetting van een maand tot een jaar, en eene geldboete van honderd tot drie duizend franken.
373. Quiconque aura fait par écrit une dénonciation calomnieuse contre un ou plusieurs individus, aux officiers de justice ou de police administrative ou judiciaire, sera puni d'un emprisonnement d'un mois à un an, et d'une amende de cent francs à trois mille francs.
374. In alle gevallen zal de lasteraar, van den dag dat hij zijne straf ondergaan zal hebben, ten minste vijf en ten hoogste tien jaren lang, ontzet zijn van de regten bij artikel 42 van dit Wetboek (8 der wet 29 Junij 1854) vermeld.
374. Dans tous les cas, le calomniateur sera, à compter du jour où il aura subi sa peine, interdit pendant cinq ans au moins et dix ans au plus des droits mentionnés en l'article 42 du présent Code.
(Zie art. 21, Wet 29 Junij 1854.
375. Wat betreft smaad- of scheldwoorden, en beleedigende uitdrukkingen, die geenerlei te lastlegging van eene bepaalde en omschreven daad maar van eene aangeduide ondeugd behelzen mogten, in gevalle zij op of in openbare plaatsen of bijeenkomsten zijn uitgesproken, of in gedrukte of ongedrukte geschriften, die verspreid en in omloop gebragt zijn geworden, geplaatst zijn, zal de straf in eene geldboete van zestien tot vijfhonderd franken bestaan.
375. Quant aux injures ou aux expressions outrageantes qui ne renfermeraient l'imputation d'aucun fait précis, mais celle d'un vice déterminé, si elles ont été proférées, dans des lieux ou réunions [publics], ou insérées dans des écrits imprimés ou non, qui auraient été répandus et distribués, la peine sera d'une amende de seize [francs] à cinq cents francs.
376. Alle andere smaadwoorden of beleedigende uitdrukkingen, waarbij deze dubbele hoedanigheid van zwaarte en openlijkheid geen plaats heeft, zullen slechts aan bloote policiestraffen plaats geven.
376. Toutes autres injures ou expressions outrageantes qui n'auront pas eu ce double caractère de gravité et de publicité, ne donneront lieu qu'à des peines de simple police.
377. Ten aanzien van te lastleggingen en honende redenen die vervat mogten zijn in de schrifturen, betrekking hebbende tot de verwering van partijen in regtzaken of in de pleidooijen; de regters, voor wie het geschil voorgedragen wordt, zullen, [16]) bij het uitwijzen der zaak, of de onderdrukking der honende woorden of schrifturen mogen bevelen, of aan degenen die er zich schuldig aan gemaakt hebben, vermaningen doen, of hen in de waarneming van hun post schorsen, en de schaden en intressen bestemmen. Deze schorsing zal niet langer dan voor zes maanden mogen zijn. In geval van nieuw vergrijp daaromtrent, zal zij ten minste voor een jaar en ten hoogste voor vijf jaren zijn. In gevalle de smaadredenen of beleedigende schrifturen het merk van zware lastering dragen, en de regters voor wie het geschil voorgedragen wordt, geen kennis van dit wanbedrijf mogen nemen, zullen zij tegen de daders niet dan eene schorsing bij voorraad in de waarneming hunner posten mogen uitspreken, en hen, tot het ondergaan der uitspraak over het wanbedrijf voor de bevoegde regters verwijzen.
377. A l'égard des imputations et des injures qui seraient contenues dans les écrits relatifs à la défense des parties, ou dans les plaidoyers, les juges saisis de la contestation pourront, en jugeant la cause, ou prononcer la suppression des injures ou des écrits injurieux, ou faire des injonctions aux auteurs du délit, ou les suspendre de leurs fonctions, et statuer sur les dommages et intérêts. La durée de cette suspension ne pourra excéder six mois : en cas de récidive, elle sera d'un an au moins et de cinq ans au plus. Si les injures ou écrits injurieux portent le caractère de calomnie grave, et que les juges saisis de la contestation ne puissent connaître du délit, ils ne pourront prononcer contre les prévenus qu'une suspension provisoire de leurs fonctions, et les renverront, pour le jugement du délit, devant les juges compétents.
(Zie art. 22, Wetb. v. Burg. Regtsv.; — art. 11, 20 en 28 van het Reglement van orde en discipline voor de advocaten en procureurs; vastgesteld bij Kon. Besluit 14 Septemb. 1838, Stbl. 36).
378. Genees- en heelmeesters, en andere soortgelijke ambtenaren, alsmede de artsenijbereiders, vroedvrouwen, en alle andere personen, door hun staat of beroep, kennis dragende van geheimen welke hun toebetrouwd worden, wanneer zij, buiten de gevallen, waarin de wet hen verpligt om zich aanbrenger te stellen, deze geheimen geopenbaard zullen hebben, zullen gestraft worden met een gevangenis van één tot zes maanden en eene boete van honderd tot vijf honderd franken.
378. Les médecins, chirurgiens et autres officiers de santé, ainsi que les pharmaciens, les sages-femmes, et toutes autres personnes dépositaires, par état ou profession, des secrets qu'on leur confie, qui, hors le cas où la loi les oblige à se porter dénonciateurs, auront révélé ces secrets, seront punis d'un emprisonnement d'un mois à six mois, et d'une amende de cent francs à cinq cents francs.
—"tot regeling der gemeenschap door electro-magnetische telegraphen. Art. 10. De straffen bedreigd in art. — 378 van het Strafwetboek, zijn toepasselijk op de personen die, in hunne betrekking tot een telegraaf, zich schuldig gemaakt hebben aan de terughouding of opening van telegraphische berigten, en aan het openbaar maken van de geheimen, in zulke berigten vervat. Art. 463 van het Strafwetboek is toepasselijk op overtredingen, krachtens de tegenwoordige wet (7 Maart 1852) strafbaar.
Zie ook: art. 2 reglement voor de dienst van den Rijks-telegraaf; Kon. Besluit 4 Dec. 1865, Stbl. 132.)
TWEEDE HOOFDSTUK.
CHAPITRE II.
Misdaden en wanbedrijven tegen de eigendommen.
Crimes et délits contre les propriétés.
(vastgesteld den 19 februarij 1810, afgekondigd den 1 maart daaraanvolgende).
(loi décrétée le 19 février 1810, promulguée le 1 mars suivant).
EERSTE AFDEELING.
SECTION I.
Dieverij.
Vols.
379. Al wie eenig goed, dat hem niet toebehoort, arglistig wegneemt, maakt zich schuldig aan dieverij.
379. Quiconque a soustrait frauduleusement une chose qui ne lui appartient pas, est coupable de vol.
Kon. besluit 19 Aug.1825, Stbl. 33.
— houdende bepalingen omtrent de wijze van vervolging dergenen, welke zich aan rooverijen van dijksmaterialen schuldig maken. — — Bij alteratie van art. 16 en 17 van het reglement van 16 December 1811, zullen degenen, welke zich schuldig maken aan het rooven van materialen op de dijken geplaatst, of in de voorraads-magazijnen voorhanden, of van materialen tot dijkwerken behoorende en daarvan een gedeelte uitmakende, aan Onze Officieren van Justitie worden overgeleverd, om door de criminele of correctionele regtbanken, naar gelang van zaken, te worden veroordeeld tot de straffen tegen diefstallen, en vernielingen of bedervingen van dijken en andere openbare werken, bij het lijfstraffelijk Wetboek voorgeschreven; onverminderd des regters bevoegdheid om, wanneer de omstandigheden zoodanig zijn, dat dezelve eenigermate verontschuldiging verdienen, de straf, krachtens Onze besluiten, naar gelang van zaken te verzachten en boven en behalve de teruggave der geroofde materialen, of de vergoeding van derzelver waarde en het herstel der toegebragte schade.
380. Het wegnemen van goed in nadeel eener getrouwde vrouw door haar man; van goed in nadeel van de man door zijne vrouw; van goed dat aan een overleden echtgenoot toebehoorde, door den weduwnaar of de weduwe; van goed in nadeel van den vader of moeder, of grootvader of grootmoeder in eerder of verderen graad, door kinderen of kindskinderen; van goed in nadeel van kinderen of kindskinderen in eerder of verderen graad, door ouders of grootouders; of van goed door aangehuwden in dezelfde graden van betrekking, zal alleen aanspraak geven tot civiele vergoeding. Wat betreft alle andere personen, die gestolen goederen in 't geheel of ten deele zouden mogen geheeld of verborgen, en ten hunnen bate aangewend hebben, deze zullen strafbaar zijn, als schuldig aan dieverij.
380. Les soustractions commises par des maris au préjudice de leurs femmes, par des femmes au préjudice de leurs maris; par un veuf ou une veuve quant aux choses qui avaient appartenu à l'époux décédé, par des enfants ou autres descendants au préjudice de leurs pères ou mères ou autres ascendants; par des pères et mères ou autres ascendants au préjudice de leurs enfants ou autres descendants; ou par des alliés aux mêmes degrés, ne pourront donner lieu qu'à des réparations civiles. A l'égard de tous autres individus qui auraient recélé ou appliqué à leur profit tout ou partie des objets volés, ils seront punis comme coupables de vol.
381. Met de doodstraf zullen gestraft worden degenen, die zich schuldig gemaakt hebben aan een diefstal, waarbij de vijf volgende verzwarende omstandigheden plaats hebben: 1°. Dat de dieverij bij nacht is gepleegd; 2°. Dat zij door twee of meer personen gepleegd is; 3°. Dat de schuldigen of een van hen, openlijke of verborgen wapenen bij zich hadden; 4°. Dat zij de misdaad begaan hebben, hetzij met behulp van inbreken van buiten, of van inklimmen, of van valsche sleutels, in een huis, appartement, kamer, of woonplaats, die bewoond worden of die tot bewoning dienen, of in derzelver aanhoorigheden; hetzij met aanneming van de benaming van een openbaar ambtenaar of officier, of in het costuum of uniform van den ambtenaar of officier, of onder voorgeven van een valsche last of order van het civiel- of militair gezag;
381. Seront punis de la peine de mort, les individus coupables de vols commis avec la réunion des cinq circonstances suivantes:
1°. Si le vol a été commis la nuit; 2°. S'il a été commis par deux ou plusieurs personnes; 3°. Si les coupables ou l'un deux étaient porteurs d'armes apparentes ou cachées; 4°. S'ils ont commis le crime soit à l'aide d'effraction extérieure ou d'escalade ou de fausses clés, dans une maison, appartement, chambre ou logement habités ou servant à l'habitation, ou leurs dépendances, soit en prenant le titre d'un fonctionnaire public ou d'un officier civil ou militaire, ou après s'être revêtus de l'uniforme ou du costume du fonctionnaire ou de l'officier, ou en alléguant un faux ordre de l'autorité civile ou militaire;
5°. Dat zij de misdaad met geweldpleging begaan hebben, of met bedreigingen van hunne wapenen te gebruiken.
5°. S'ils ont commis le crime avec violence ou [menace] de faire usage de leurs armes.
382. Met eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren) zal gestraft worden, al wie schuldig is aan een diefstal, gepleegd met behulp van geweldoefening en met twee van de vier eerste omstandigheden van het vorig artikel bovendien. In geval ook de geweldoefening, met behulp van welke de diefstal gepleegd is geworden, sporen van kwetsing of kneuzing heeft nagelaten, zal deze omstandigheid alleen genoeg zijn, om de straf van eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren) te doen opleggen.
382. Sera puni de la peine des travaux forcés à perpétuité, tout individu coupable de vol commis à l'aide de violence, et, de plus, avec deux des quatre premières circonstances prévues par le précédent article. Si même la violence, à l'aide [de] laquelle le vol a été commis, a laissé des traces de blessures ou de contusions, cette circonstance seule suffira pour que la peine des travaux forcés à perpétuité soit prononcée.
383. Dieverijen op de openbare wegen gepleegd, zullen desgelijks de straf van eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren) medebrengen.
383. Les vols commis dans les chemins publics, emporteront également la peine des travaux forcés à perpétuité.
Art. 14, wet 29 Junij 54.
Met gevangenisstraf van twee tot vijf jaren worden gestraft: — 3°. diefstal op den openbaren weg, zonder geweld of bedreiging; — —. De veroordeelden wegens de diefstallen onder n°. 5 — — vermeld, kunnen worden ontzet van de regten in art. 8 (der wet 29 Junij 1854) opgenoemd, gedurende den tijd van vijf tot tien jaren.
Art. 20, wet 29 Junij 54.
Het art. 468 van het Wetboek van Strafregt is toepasselijk in de gevallen van art. 14 dezer wet (29 Junij 1854).
384. Met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) zal gestraft worden, al wie schuldig is aan dieverijen, gepleegd met behulp van eenige middelen bij het vierde nommer van artikel 381 vermeld, schoon zelfs het breken, beklimmen en het gebruiken van valsche sleutels plaats gehad mogt hebben in gebouwen, perken of omschuttingen, die niet tot bewoning dienen, en tot geen bewoonde huizen behooren, en wanneer ook het breken niet dan binnensmuur geschied mogt zijn.
384. Sera puni de la peine des travaux forcés à temps, tout individu coupable de [vol] commis à l'aide d'un des moyens énoncés dans le n°. 4 de l'article 381, même quoique l'effraction, l'escalade et l'usage des fausses clés aient eu lieu dans des édifices, parcs ou enclos non servant à l'habitation et non dépendant des maisons habitées, et lors même que l'effraction n'aurait été qu'intérieure.
Art. 14 wet 29 Junij 54.
Met gevangenisstraf van twee tot vijf jaren worden gestraft: — —
4°. diefstal met braak, inklimming of valsche sleutels, op plaatsen, die niet als bewoonde huizen worden aangemerkt of daarmede gelijk gesteld; — — De veroordeelden wegens de diefstallen onder n°. 4 — — vermeld, kunnen worden ontzet van de regten in art. 8 (der wet 29 Junij 1854) opgenoemd, gedurende den tijd van vijf tot tien jaren.
Art. 20, wet 29 Junij 54.
Het art. 463 van het Wetboek van Strafregt is toepasselijk in de gevallen van art. 14 dezer wet (29 Junij 1854).
385. Desgelijks zal met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden, al wie schuldig is aan dieverij, hetzij met geweldpleging begaan, wanneer deze geweldpleging geenerlei spoor van kwetsing of kneuzing heeft nagelaten en met geenerlei andere verzwarende omstandigheden gepaard (is) gegaan; hetzij zonder geweldpleging begaan, maar met zamenloop van de drie volgende omstandigheden: 1°. Dat de dieverij bij nacht is gepleegd; 2°. Dat zij door twee of meer personen gepleegd is; 3°. Dat de schuldige, of een van die, openlijke of verborgene wapenen bij zich had.
385. Sera également puni de la peine des travaux forcés à temps, tout individu, coupable de [vol] commis, soit avec violence, lorsqu'elle n'aura laissé aucune trace de blessure ou de contusion, et qu'elle ne sera accompagnée d'aucune autre circonstance, soit sans violence, mais avec la réunion des trois circonstances suivantes: 1°. Si le vol a été commis la nuit; 2°. S'il a été commis par deux ou plusieurs personnes; 3°. Si le coupable, ou l'un des coupables, était porteur d'armes apparentes ou cachées.
386. Met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) zal gestraft worden, al wie zich schuldig gemaakt heeft aan dieverijen, in een der navolgende gevallen gepleegd: 1°. In gevalle de dieverij bij nacht en door twee of meer personen gepleegd is; of zoo zij gepleegd is met slechts een van deze twee omstandigheden, maar tevens op eene plaats die bewoond was of tot bewoning diende;
386. Sera puni de la peine de la réclusion, tout individu coupable de [vol] commis dans l'un des cas ci-après: 1°. Si le vol a été commis la nuit, et par deux ou plusieurs personnes, ou s'il a été commis avec une de ces deux circonstances seulement, mais en même temps dans un lieu habité ou servant à l'habitation;
Art. 14 wet 29 Junij 54.
Met gevangenisstraf van twee tot vijf jaren worden gestraft: — — 5°. Diefstal bij nacht, door meer dan één persoon, op plaatsen, die niet als bewoonde huizen worden aangemerkt of daarmede gelijk gesteld; — — De veroordeelden wegens de diefstallen onder n°. 5 — — vermeld, kunnen worden ontzet van de regten in art. 8 (der wet 29 Junij 1854) opgenoemd, gedurende den tijd van vijf tot tien jaren.
Het art. 463 van het Wetboek van Strafregt is toepasselijk in de gevallen van art. 14 dezer wet (29 Junij 1854).
2°. In gevalle de schuldige, of een der schuldigen, openlijke of verborgen wapenen bij zich had, schoon dan ook de plaats, waar de diefstal gepleegd is, niet bewoond wierd noch ook tot bewoning diende, en schoon ook de dieverij bij den dag en door één eenig persoon begaan zoude mogen zijn; 3°. In gevalle de dief een huis- of loonbediende is; zelfs wanneer hij den diefstal begaan mogt hebben jegens lieden die hij niet diende, maar die zich, hetzij in het huis van zijn heer, hetzij in het huis, waar hij met zijn heer was, bevonden; of in gevalle hij een handwerksman, gezel, of leerknecht in het huis, de werkplaats, of den winkel of het pakhuis van zijn meester is, of iemand die in de woning waar hij gestolen heeft, gewoon was te werken;
2°. Si le coupable, ou l'un des coupables, était porteur d'armes apparentes ou cachées, même quoique le lieu où le vol a été commis ne fût ni habité ni servant à l'habitation, et encore quoique le vol ait été commis le jour et par une seule personne; 3°. Si le voleur est un domestique ou un homme de service à gage, même lorsqu'il aura commis le vol envers des personnes qu'il ne servait pas, mais qui se trouvaient soit dans la maison de son maître, soit dans celle où il l'accompagnait ; ou si c'est un ouvrier, compagnon ou apprenti, dans la maison, l'atelier ou le magasin de son maître, ou un individu travaillant habituellement dans l'habitation où il aura volé;
Art. 14 wet 29 Junij 54.
Met gevangenisstraf van twee tot vijf jaren worden gestraft: — — 6°. diefstal, vermeld in art. 386, n°. 3 van het Wetboek van Strafregt; — De veroordeelden wegens de diefstallen onder n°. 6 — — vermeld, kunnen worden ontzet van de regten in art. 8 (der wet 29 Junij 1854) opgenoemd, gedurende den tijd van vijf tot tien jaren.
Art. 20, wet 29 Junij 54.
Het art. 463 van het Wetboek van Strafregt is toepasselijk in de gevallen van art. 14 dezer wet (29 Junij 1854).
4°. In gevalle de dieverij gepleegd is door een herbergier, een logementhouder, een voerman, een schipper of schuitenvoerder, of een van hun bedienden, wanneer zij goederen die hun als zoodanig toevertrouwd waren, geheel of ten deele gestolen hebben; of eindelijk, zoo de schuldige den diefstal gepleegd heeft in de herberg of het logement (hotellerie), waar hij intrek had.
4° Si le vol a été commis par un aubergiste, un hôtelier, un voiturier, un batelier ou un de leurs préposés, lorsqu'ils auront volé tout ou partie des choses qui leur étaient confiées à ce titre; ou enfin, si le coupable a commis le vol dans l'auberge ou l'hôtellerie dans laquelle il était reçu.
Art. 14 wet 29 Junij 54.
Met gevangenisstraf van twee tot vijf jaren worden gestraft: — — 7°. diefstal, vermeld in n°. 4 van hetzelve art. 386, doch alleen in het geval, dat hij is bedreven door iemand in herbergen opgenomen.
De veroordeelden wegens de diefstallen onder n°. 7 — — vermeld, kunnen worden ontzet van de regten in art. 8 (der wet 29 Junij 1854) opgenoemd, gedurende den tijd van vijf tot tien jaren.
Art. 20, wet 29 Junij 54.
Het art. 463 van het Wetboek van Strafregt is toepasselijk in de gevallen van art. 14 dezer wet (29 Junij 1854).
387. De voerlieden en schippers of schuitenvoerders of hun bedienden, die wijnen of eenig ander soort van dranken of waren, die hen ter vervoering toevertrouwd waren, vervalscht zullen hebben, en zulks door middel van schadelijke inmengsels, zullen gestraft worden met de straf bij het vorig artikel gesteld. In gevalle daar geene schadelijke inmengsels bij plaats gehad hebben, zal de straf in een gevangenis van een maand tot een jaar, en eene boete van zestien tot honderd franken bestaan.
387. Les voituriers, bateliers ou leurs préposés qui auront altéré des vins ou toute autre espèce de liquide ou de marchandises dont le transport leur avait été confié, et qui auront commis cette altération par le mélange de substances malfaisantes, seront punis de la peine portée au précédent article. S'il n'y a pas eu mélange de substances malfaisantes, la peine sera un emprisonnement d'un mois à un an, et une amende de seize francs à cent francs.
388. Al wie paarden, of lastbeesten, koets-, wagen- of karrebeesten, of rijbeesten, groot en klein vee, gereedschap van landbouw, oogsten, koren- of graanstapels of hoopen, die een deel van den oogst uitmaken, in de weiden of op de akkers gestolen zal hebben, zal met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden. Het zal even zoo zijn met houtdieverijen in de verkoopingen, en steendieverijen in de steengroeven, gelijk met het stelen van visch in vijvers, vischkommen of vischwaters.
388. Quiconque aura volé, dans les champs, des chevaux, ou bêtes de charge, de voiture ou de monture, gros et menus bestiaux, des instruments d'agriculture, des récoltes ou meules de grains faisant partie de récoltes, sera puni de la réclusion.
Il en sera de même à l'égard des vols de bois dans les ventes et de pierres dans les carrières, ainsi qu'à l'égard du vol de poissons en étang, vivier ou réservoir.
Art. 16 wet 29 Junij 54.
Met de straffen, in art. 401 van het Wetboek van Strafregt bedreigd, worden gestraft de in art. 388 van dat Wetboek omschrevene diefstallen van gereedschappen van landbouw, oogsten, koren- of graanstapels of hoopen, die een deel van den oogst uitmaken, in de weiden of op de akkers; steendieverijen in steengroeven; dieverijen van hout op koopen gesteld; en van visch in de vijvers, vischkommen of bewaarplaatsen van visch.
Art. 20, wet 29 Junij 54.
Het art. 463 van het Wetboek van Strafregt is toepasselijk in de gevallen van art. 14 dezer wet (29 Junij 1854).
389. Dezelfde straf zal plaats hebben, in gevalle, om een diefstal te plegen, palen of staketsels, die tot afscheiding der eigendommen dienen, weggenomen of verzet zijn geworden.
389. La même peine aura lieu, si pour commettre un vol il y a un enlèvement ou déplacement de bornes servant de séparation aux propriétés.
390. Voor een bewoond huis wordt gerekend, elk gebouw, woning, loots of hut, zelfs die niet grondvast is, geschikt of bestemd tot bewoning, ook zonder werkelijk bewoond te worden, en wat daarbij behoort, als open plaatsen, werven (basses-cours), schuren of spijkers, stallen, gebouwen of getimmerten daarin besloten, van welk gebruik ook, en ofschoon zij binnen de algemeene omsluiting of omschutting, een bijzondere sluiting mogten hebben.
390. Est réputé maison habitée, tout bâtiment, logement, loge, cabane, même mobile, qui, sans être actuellement habité, est destiné à l'habitation, et tout ce qui en dépend, comme cours, basses-cours, granges, écuries, édifices qui y sont enfermés, quelqu’en soit l'usage, et quand même ils auraient une clôture particulière dans la clôture ou enceinte générale.
391. Voor besloten plaats of perk wordt gerekend alle grond, die omringd is met grachten of slooten, staketsels, gevlochten rijs- of rasterwerk, planken, groeijende of doode heggen, of muren, waarvan ook gemaakt, hoedanige ook de hoogte, de diepte, de oudheid of vervallen staat van deze omschutsels wezen mag, wanneer daar geen deur met een sleutel of ander slot aan is, of wanneer de deur van geen digte planken, en gewoonlijk open mogt zijn.
391. Est réputé parc ou enclos, tout terrain environné de fossés, de pieux, de claies, de planches, de haies vives ou sèches, ou de murs, de quelque espèce de matériaux que ce soit, quelles que soient la hauteur, la profondeur, la vétusté, la dégradation [de] ces diverses clôtures, quand il n'y aurait pas de porte fermant à clé ou autrement, ou quand la porte serait à claire-voie et ouverte habituellement.
392. De losse kooijen, of afzetsels met hekken, geschikt [17]) om vee in het land te omsluiten of te omperken, waarvan ook gemaakt, worden ook voor besloten plaatsen gerekend, en wanneer zij met losse hutten of andere schuilplaatsen voor de herders of bewaarders verbonden zijn, worden zij gerekend onder de aanhoorigheden van bewoonde huizen.
392. Les parcs mobiles destinés à contenir du bétail dans la campagne, de quelque matière qu'ils soient faits, sont aussi réputés enclos ; et lorsqu'ils tiennent aux cabanes mobiles ou autres abris destinés aux gardiens, ils sont réputés dépendants de maison habitée.
393. Onder den naam van breken wordt verstaan, alle verbreking, verwringing, vernieling of afneming, omwerping, wegneming van muren, daken, planken, deuren, vensters, sloten, hangsloten, of andere stukken of werktuigen, dienende om den doorgang af te sluiten of te beletten, en van alle soort van sluiting, hoegenaamd ook.
393. Est qualifié effraction tout forcement, rupture, dégradation, démolition, enlèvement de murs, toits, planchers, portes, fenêtres, serrures, cadenas, ou autres ustensiles ou instruments servant à fermer ou à empêcher le passage, et de toute espèce de clôture, quelle qu'elle soit.
394. Het breken geschiedt van buiten in, of binnenshuis.
394. Les effractions sont extérieures ou intérieures.
395. Inbreken van buiten is, waardoor men zich in de huizen of op de hoven of plaatsen, perken, of wat er toe behoort, of in de bijzondere woningen (of appartementen) binnen een huis indringt.
395. Les effractions extérieures sont celles à l'aide desquelles on peut s'introduire dans les maisons, cours, basses-cours, enclos ou dépendances, ou dans les appartements ou logements particuliers.
396. Breken binnenshuis is, hetgeen aan binnendeuren of sluitingen, alsmede aan kasten of andere toegesloten stukken huisraad geschiedt, na in de bij het vorig artikel gemelde plaatsen gekomen te zijn.
Onder het breken binnenshuis wordt ook begrepen het eenvoudig wegnemen van kisten, doozen, pakken met pakdoek en touwen toegemaakt, en andere gesloten losse stukken, waarin eenig goed, van welken aard ook, vervat is, ofschoon het openbreken niet op de plaats zelve geschied mag zijn.
396. Les effractions intérieures sont celles qui, après l'introduction dans les lieux mentionnés en l'article précédent, sont faites aux portes ou clôtures du dedans, ainsi qu'aux armoires ou autres meubles fermés. Est compris dans la classe des effractions intérieures, le simple enlèvement des caisses, boites, ballots sous toile et corde, et autres meubles fermés, qui contiennent des effets quelconques, bien que l'effraction n'ait pas été faite sur le lieu.
397. Door inklimming wordt verstaan, alle wijze van over de muren, deuren of poorten, daken of afdaken, en andere sluitingen heen, in de huizen, gebouwen, hoven, werven, getimmerten van welken aard ook, tuinen, perken en besloten plaatsen te geraken.
Het inkomen door een opening van onder den grond, behalve die geschikt was om tot ingang te dienen, is eene omstandigheid van gelijk bezwaar als de inklimming.
397. Est qualifié escalade, toute entrée dans les maisons, bâtiments, cours, basses-cours, édifices quelconques, jardins, parcs et enclos, exécutée par-dessus les murs, portes, toitures ou toute autre clôture. L'entrée par une ouverture souterraine, autre que celle qui a été établie pour servir d'entrée, est une circonstance de même gravité que l'escalade.
398. Onder de benaming van valsche sleutels zijn begrepen, alle haken, krombekken, keizers of loopers, nagemaakte, vervalschte, veranderde sleutels, of die welke door den eigenaar, huurder, herbergier, of geherbergde niet bestemd zijn voor de sloten, hangsloten, of sluitingen hoegenaamd ook, waartoe de schuldige dezelven gebruikt zal hebben.
398. Sont qualifiés fausses clés, tous crochets, rossignols, passe-partout, clés imitées, contrefaites, altérées, ou qui n'ont pas été destinées par le propriétaire, locataire, aubergiste ou logeur, aux serrures, cadenas, ou aux fermetures quelconques auxquelles le coupable les aura employées.
399. Al wie sleutels, nagemaakt of vervalscht zal hebben, zal veroordeeld worden tot eene gevangenzetting van drie maanden tot twee jaren, en eene geldboete van vijf tot twintig tot honderd en vijftig franken. In gevalle de schuldige een slotenmaker van beroep is, zal hij met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) gestraft worden. Alles onverminderd zwaarder straffen, ingevalle er die vallen, bij medepligtigheid van misdaad.
399. Quiconque aura contrefait ou altéré des clés, sera condamné à un emprisonnement de trois mois à deux ans, et à une amende de vingt-cinq francs à cent cinquante francs. Si le coupable est un serrurier de profession, il sera puni de la réclusion. Le tout sans préjudice de plus fortes peines, s'il y échet, en cas de complicité de crime.
400. Al wie door overmagt, geweld of dwang, de teekening of de overgifte van een geschrift, akte, verbandbrief, of wat stuk het zijn mag, dat eenige verbindtenis, beschikking of bevrijding behelst of met zich brengt, afgedwongen zal hebben, zal met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden.
400. Quiconque aura extorqué par force, violence ou contrainte, la signature ou la remise d'un écrit, d'un acte, d'un titre, d'une pièce quelconque contenant ou opérant obligation, disposition ou décharge, sera puni de la peine des travaux forcés à temps.
401. De overige dieverijen in deze afdeeling niet bij name of afzonderlijk vermeld, gaauwdieverijen en beurzensnijderijen (larcins et filouteries), zoo als ook de pogingen tot het begaan van deze zelfde wanbedrijven, zullen gestraft worden met een gevangenzetting voor ten minste een jaar, en ten hoogste vijf jaren, en zullen ook zelfs met eene geldboete gestraft mogen worden, die van zestien franken ten minste, en ten hoogste van vijf honderd franken zal zijn. De schuldigen zullen ook verstoken mogen worden van de regten bij art. 42 van dit Wetboek (8 der wet 29 Junij 1854) gemeld, gedurende ten minste vijf, en ten hoogste tien jaren, te rekenen van den dag, dat zij hun straf ondergaan zullen hebben. Ook zullen zij, bij het vonnis, voor gelijk getal jaren onder het toezigt der hooge policie gesteld mogen worden.
401. Les autres vols non spécifiés dans la présente section, les larcins et filouteries, ainsi que les tentatives de ces mêmes délits, seront punis d'un emprisonnement d'un an au moins et de cinq ans au plus, et pourront même l'être d'une amende qui sera de seize francs au moins et de cinq cents francs au plus.
Les coupables pourront encore être interdits des droits mentionnés en l'article 42 du présent Code, pendant cinq ans au moins et dix ans au plus, à compter du jour où ils auront subi leur peine.
Ils pourront aussi être mis, par l'arrêt ou le jugement, sous la surveillance de la haute police pendant le même nombre d’années.
Met gevangenisstraf van zes dagen tot eene maand, met of zonder geldboete van acht tot vijf en zeventig gulden, worden gestraft: de enkele diefstallen vallende onder art. 401 van het Wetboek van Strafregt, van mestspeciën; zoden, plaggen, heide en helm; te veld staand gras en veldvruchten; groen of ander hout, gehakt of niet gehakt; riet, biezen, gesneden of niet gesneden; gevallene bladeren; mos, dennenknoppen en eikels; mits deze enkele diefstallen zijn gepleegd noch met behulp van vaartuigen, noch met behulp van trek- of lastdieren, noch in vereeniging van meer dan vier personen. De poging tot de in dit artikel opgenomene diefstallen blijft even als de daad strafbaar, behoudens de slotbepaling van het voorgaand artikel.
Art. 17, wet 29 Junij 54.
Indien er op de poging in dat Wetboek eene mindere straf is bedreigd, wordt deze toegepast.
Art. 20, wet 29 Junij 54.
Het art. 463 van het Wetboek van Strafregt is toepasselijk in de gevallen van art. 14 dezer wet (29 Junij 1854). (Zie art.
21, wet 29 Junij 1854).
Wet 29Junij 54,Stbl. 108.
Art. 1. Ter kennisneming der kantonregters worden in eersten aanleg gebragt en in zooverre aan de regtsmagt der arrondissements-regtbanken onttrokken: a. de enkele diefstallen en pogingen daartoe, opgenoemd in art. 18 der wet houdende eenige veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld; — —. 6. De misdrijven, door deze wet ter kennisneming der kantonregters gebragt, verliezen hun kenmerk van wanbedrijf niet — —. (Zie ad art. 3, 52, 53, 58).
TWEEDE AFDEELING.
SECTION II.
Bankbreuk, opligtingen, en andere soorten van bedriegerijen.
Banqueroutes, escroqueries et autres espèces de fraude.
§ 1.
§ 1.
Bankbreuk en opligting.
Banqueroute et escroquerie.
402. Diegenen, die in de gevallen bij het Wetboek van Koophandel uitgedrukt, schuldig verklaard zullen worden aan bankbreuk (banqueroute), zullen gestraft worden als volgt:
402. Ceux qui, dans les cas prévus par le Code de commerce, seront déclarés coupables de banqueroute, seront punis ainsi qu'il suit:
De bedriegelijke bankbreukigen [18]) zullen gestraft worden met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren); De eenvoudige bankbreukigen zullen gestraft worden met ten minste een maand, en ten hoogste twee jaren gevangenzetting.
Les banqueroutiers frauduleux seront punis de la peine des travaux forcés a temps;
Les banqueroutiers simples seront punis d'un emprisonnement d'un mois au moins et de deux ans au plus.
403. Diegenen, die achtervolgens het Wetboek van Koophandel, medepligtig aan bedriegelijke bankbreuk verklaard zullen worden, zullen gestraft worden met dezelfde straf als de bedriegelijke bankbreukigen.
403. Ceux qui, conformément au Code de commerce, seront déclarés complices de banque-route frauduleuse, seront punis de la même peine que les banqueroutiers frauduleux.
Het Wetboek van Koophandel is ten deze vervangen door de wet van 10 Mei 1837, Stbl. 21.
404. De wisselagenten en makelaars die ophouden met betalen (failleeren), zullen gestraft worden met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren); in gevalle zij overtuigd worden van bedriegelijke bankbreuk, zal de straf in eeuwigen dwangarbeid (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren) bestaan.
404. Les agents de change et courtiers qui auront fait faillite, seront punis de la peine des travaux forcés à temps; s'ils sont convaincus de banqueroute frauduleuse, la peine sera celle des travaux forcés à perpétuité.
Wet 10 Mei 1837, Stbl. 31.
— houdende tijdelijke aanvulling der bepaling omtrent de enkele en bedriegelijke bankbreuk. Art. 1. Van het oogenblik af dat het Nederlandsche Wetboek van Koophandel zal zijn ingevoerd en tot tijd en wijle dat het nog in werking zijnde Wetboek van Strafregt, door het Nederlandsche zal zijn vervangen, behoudens hetgeen bij de voorlopige daarin te brengen wijzigingen, omtrent dit onderwerp mogt worden vastgesteld, zullen ten aanzien van enkele en van bedriegelijke bankbreuk, gelden de navolgende bepalingen: Art. 2. Als enkel bankbreukige zal worden vervolgd, en zal zoodanig kunnen worden verklaard de gefailleerde koopman, die zich bevinden zal in een of meer der volgende gevallen. 1°. Indien de uitgaven voor zijne huishouding gedaan, welke hij verpligt is in zijn dagboek in te schrijven, worden geoordeeld buitensporig te zijn. 2°. Indien het blijkt dat hij door het spel of door gewaagde en louter van het toeval afhankelijke ondernemingen, aanzienlijke verliezen heeft ondergaan. 3°. Indien uit zijnen laatsten staat en balans blijkt, dat hij aanzienlijke geldopnemingen heeft gedaan, op koopmanschappen met verlies en beneden den marktprijs heeft verkocht, terwijl de baten zijns boedels beneden de vijftig ten honderd van het bedrag zijner schulden waren.
4°. Indien hij wisselbrieven of ander handelspapier geschikt om in omloop te worden gebragt, heeft uitgegeven, voor meer dan driemaal het beloop der baten zijns boedels, volgens zijnen laatsten staat en balans. Art. 3. Als enkel bankbreukige zal kunnen worden vervolgd en zal zoodanig kunnen verklaard worden: 1°. De gefailleerde koopman die niet zal hebben afgelegd de verklaring ter griffie, voorgeschreven bij art. 2 van den I. titel des III. boeks van het Nederlandsche Wetboek van Koophandel. 2°. De gefailleerde koopman die na zijn faillissement in vrijheid gebleven zijnde, in de gevallen bedoeld bij artt. 27 en 35 van denzelfden titel, ofschoon daartoe behoorlijk geroepen en zonder wettige verhindering niet in persoon zal verschenen zijn. 3°. De gefailleerde koopman die boeken te voorschijn brengt, welke ongeregeld zijn gehouden, zonder dat die echter blijken van bedrog opleveren, of die niet alle zijne boeken te voorschijn brengt. 4°. De gefailleerde koopman, die bij het faillissement der vennootschap, onder welke firma hij handelde, niet zal hebben opgevolgd het art. 2 van den I. titel des III. boeks van het Nederlandsche Wetboek van Koophandel. Art. 4. Enkele bankbreuk wordt even als alle andere wanbedrijven voor de correctionele regtbanken vervolgd. In geval van veroordeeling te dezer zake zullen de regtbanken gelasten dat het vonnis zal worden aangeplakt en in een openbaar dagblad aangekondigd, met bepaling van de plaats waar die aanplakking zal moeten geschieden en met aanwijzing van het dagblad, waarin die aankondiging zal moeten worden geplaatst. Art. 5. Als bedriegelijke bankbreukige zal worden vervolgd, en zal zoodanig worden verklaard de gefailleerde koopman, die zich bevinden zal in een of meer der volgende gevallen: 1°. Indien hij verdichte uitgaven of verliezen als waar heeft voorgesteld, of het gebruik van alle zijne ontvangsten niet verantwoordt. 2°. Indien hij eenige sommen gelds, eenige inschuld van zijnen boedel, eenige koopmanschappen, waren of roerende goederen verduisterd heeft. 3°. Indien hij verdichte verkoopen, geldopnemingen of schenkingen gedaan heeft. 4°. Indien hij in verstandhouding met voorgewende schuldeischers, verdichte schulden zijns boedels als waar heeft voorgesteld, door het maken van bedriegelijke geschriften, of door zich zonder oorzaak of genotene waarden bij openbare akten of onderhandsche schuldbekentenissen tot schuldenaar te stellen.
5°. Indien hij, van eenen bijzonderen last voorzien of tot bewaarnemer gesteld zijnde van gelden, handelspapieren, koopwaren of koopmanschappen, de gelden of de waarde der voorwerpen waartoe die last of bewaargeving betrekkelijk was, te zijnen bate heeft aangewend. 6°. Indien hij onroerende of roerende goederen onder eenen geleenden naam heeft gekocht. 7°. Indien hij zijne boeken verborgen heeft. Art. 6. Als bedriegelijke bankbreukige zal kunnen worden vervolgd en zal zoodanig kunnen worden verklaard: 1°. De gefailleerde koopman, die geene boeken heeft gehouden, of wiens boeken den waren staat zijner baten en lasten niet opleveren. 2°. De gefailleerde koopman die uit de verzekerde bewaring waarin hij gesteld was, hetzij zonder of met borgtogt van ten allen tijde te zullen verschijnen, ontslagen zijnde, echter ofschoon behoorlijk geroepen en zonder wettige verhindering, niet in regten zal verschenen zijn. Art. 7. Bedriegelijke bankbreuk en medepligtigheid daaraan wordt even als alle andere misdaden vervolgd. Bij de arresten van veroordeeling zal derzelver aanplakking en bekendmaking door een openbaar dagblad worden gelast, met aanwijzing van de plaats waar die aanplakking en van het dagblad, waardoor de aankondiging zal moeten geschieden. Art. 8. Wanneer een aangeklaagde overtuigd wordt van en schuldig verklaard aan eene der misdaden in de voorgaande artt. 5 en 6 uitgedrukt, zal hij gestraft worden met de straffen bij het in werking zijnde Wetboek van Strafregt, op bedriegelijke bankbreuk gesteld. Art. 9. Medepligtig aan bedriegelijke bankbreuk, zullen worden verklaard en met dezelfde straffen als zoodanig bankbreukigen zelf, zullen gestraft worden, zij, die overtuigd zullen zijn van met den bankbreukigen te hebben zamengespannen,
om zijne roerende of onroerende goederen geheel of ten deele te verduisteren of aan den boedel te onttrekken, valsche schuldvorderingen te zijnen laste verkregen te hebben, en die bij de verificatie hunner schuldvorderingen en in geval de beëediging dier schuldvordering gelast wordt, ook bij eedpræstatie volhard zullen hebben om dezelve als opregt en deugdelijk te doen gelden.
405. Al wie, hetzij met gebruikmaking van valsche namen of valsche kwaliteiten, hetzij, met zich van bedriegelijke middelen te bedienen, om het bestaan van valsche ondernemingen, van een niet bestaand vermogen of krediet, te doen gelooven, of om de hoop of vrees te verwekken ten aanzien van eenigen uitslag van zaken, van eenig toeval of andere hersenschimmige gebeurtenis, zich gelden, losse goederen, of verbind-tenissen, beschikkingen, papieren van geldswaarde, toezeggingen, kwijtingen of bevrijdingen zal hebben doen afgeven of ter hand stellen, en langs een dezer wegen, zich bedriegelijk van eens anders bezittingen, in 't geheel of ten deele meester zal hebben gemaakt, of getracht zal hebben meester te maken, zal gestraft worden met een gevangenzetting voor ten minste een jaar, en ten hoogste vijf jaren, en eene geldboete van ten minste vijftig en ten hoogste drie duizend franken. De schuldige zal bovendien, gedurende ten minste vijf en ten hoogste tien jaren, te rekenen van den dag, dat hij zijne straf ondergaan zal hebben, ontzet mogen worden van de regten, bij art. 42 van dit Wetboek, (8 der wet 29 Junij 1854) vermeld. Alles, behoudens zwaarder straffen, in gevalle daar misdaad van valschheid bij is.
405. Quiconque, soit en faisant usage de faux noms ou de fausses qualités, soit en employant des manœuvres frauduleuses pour persuader l'existence de fausses entreprises, d'un pouvoir ou d'un crédit imaginaire, ou pour faire naître l'espérance ou la crainte d'un succès, d'un accident ou de tout autre événement chimérique, se sera fait remettre ou délivrer des fonds, des meubles ou des obligations, dispositions, billets, promesses, quittances ou décharges, et aura, par un de ces moyens, escroqué ou tenté d'escroquer la totalité ou partie de la fortune d'autrui, sera puni d'un emprisonnement d'un an au moins et de cinq ans au plus, et d'une amende de cinquante francs au moins et de trois mille francs au plus. Le coupable pourra être, en outre, à compter du jour oit il aura subi sa peine, interdit, pendant cinq ans au moins et dix ans au plus, des droits mentionnés en l'article 42 du présent Code: le tout sauf les peines plus graves, s'il y a crime de faux.
(Zie art. 21, wet 29 Junij 1854).
Wet 22 Dec. 1857, Stbl. 171.
Tot buiten effectstelling en vervangen der Fransche wet van 3 September 1807 op de intressen. Art. 1. De wet van 3 September 1807 (Bulletin des Lois, n°. 2. De wettelijke interessen bedragen in burgerlijke zaken vijf en in handelszaken des ten honderd in het jaar.
§ 2.
§ 2.
Misbruik van vertrouwen.
Abus de confiance.
406. Al wie misbruik gemaakt zal hebben van de behoeften, de zwakheden, of de driften van een minderjarige, om hem ten zijnen nadeele verbindtenissen, kwijtingen, of bevrijdingen te doen onderschrijven, voor het leenen van geld of roerende goederen of in den handel in omloop zijnde of andere papieren of effekten, onder welke gedaante deze handel ook gepleegd of vermomd zoude mogen zijn, zal gestraft worden met een gevangenzetting van ten minste twee maanden, ten hoogste twee jaar, en eene geldboete die het vierde deel der teruggaven en schaden en intressen, aan de verkorte personen verschuldigd, niet te boven zal mogen gaan, noch minder dan vijf en twintig franken zijn.
406. Quiconque aura abusé des besoins, des faiblesses ou des passions d'un mineur pour lui faire souscrire, à son préjudice, des obligations, quittances ou décharges, pour prêt d'argent ou de choses mobilières, ou d'effets de commerce, ou de tous autres effets obligatoires, sous quelque forme que cette négociation ait été faite ou déguisée, sera puni d'un emprisonnement de deux mois au moins, de deux ans au plus, et d'une amende qui ne pourra excéder le quart des restitutions et des dommages et intérêts qui seront dus aux parties lésées, ni être moindre de vingt-cinq francs.
La disposition portée au second paragraphe du précédent article, pourra de plus être appliquée.
407. Al wie misbruik gemaakt zal hebben van een handteekening in blanco, die hem toevertrouwd werd, met bedriegelijk boven dezelve eenige verbindtenis, kwijting, of bevrijding, of eenige andere akte of geschrift, waardoor de handteekenaar in persoon of goederen verkort zou kunnen worden, te schrijven zal gestraft worden met de straffen, bij artikel 405 gesteld. In gevalle de handteekening in blanco hem niet toevertrouwd geweest mogt zijn, zal hij als falzaris vervolgd, en als zoodanig gestraft worden.
407. Quiconque, abusant d'un blanc-seing qui lui aura été confié, aura frauduleusement écrit au-dessus une obligation ou décharge, ou tout autre acte pouvant compromettre la personne ou la fortune du signataire, sera puni des peines portées en l'article 405.
Dans le cas où le blanc-seing ne lui aurait pas été confié, il sera poursuivi comme faussaire et puni comme tel.
408. Al wie, ten nadeele van den eigenaar, bezitter of houder, verduisterd of weerloos gemaakt zal hebben,
papieren geldswaarde hebbende, gelden, koopwaren, biljetten, kwijtingen, of eenige andere geschriften, verbindtenis of bevrijding van verbindtenis of behelzende of uitwerkende, die hem niet in handen gesteld zijn geweest, dan hetzij ter bewaring, hetzij tot eenigen betaald wordenden arbeid, en om dezelve terug te geven of over te levweren, of om er een bepaald gebruik van te maken of iets bepaalds mêe te doen, zal gestraft worden met de straffen bij artikel 406 gesteld. Alles onverminderd hetgeen bij artikel 254 tot 256 gezegd is, ten aanzien van het verduisteren, vernielen en wegnemen van gelden, goederen, of stukken in of uit openbare bewaarplaatsen.
408. Quiconque aura détourné ou dissipé, au préjudice du propriétaire, possesseur ou détenteur, des effets, deniers, marchandises, billets, quittances ou tous autres écrits contenant ou opérant obligation ou décharge, qui ne lui auraient été remis qu'à titre de dépôt ou pour un travail salarié, à la charge de les rendre ou représenter, ou d'en faire un usage ou un emploi déterminé, sera puni des peines portées dans l'article 406.
Le tout sans préjudice de ce qui est dit aux articles 254, 255 et 256, relativement aux soustractions et enlèvements de deniers, effets ou pièces, commis dans les dépôts publics.
409. Al wie, na in een geregtelijk geschil eenig bewijsstuk, akte, of memorie overgelegd te hebben, dat stuk, op hoedanig eene wijs ook, weggenomen of verduisterd zal hebben, zal gestraft worden met eene geldboete van vijf en twintig tot drie honderd franken. Deze straf zal gewezen worden bij het geregt, waar voor het geschil hangende is.
409. Quiconque, après avoir produit dans une contestation judiciaire quelque titre, pièce ou mémoire, l'aura soustrait de quelque manière que ce soit, sera puni d'une amende de vingt-cinq francs à trois cents francs. Cette peine sera prononcée par le tribunal saisi de la contestation.
§ 3.
§ 3.
Inbreuk op de verordeningen over de huizen waar gespeeld wordt, de loterijen en pandhuizen.
Contravention aux réglemens aur les maisons de jeu, les loteries, et les maisons de prêt sur gages.
410. Diegenen, die een huis van hazardspelen gehouden, en daarin het publiek toegelaten zullen hebben, hetzij dan vrijwillig, hetzij op voorstelling van de daarin belang- of deelhebbenden; desgelijks de bankhouders van dat huis, en alle degenen, die loterijen, bij de wet niet toegelaten, opgerigt of gehouden zullen hebben, voorts alle bewindvoerders, opzigters of agenten van deze oprigtingen, zullen gestraft worden, met een gevangenzetting voor ten minste twee en ten hoogste zes maanden, en een geldboete van honderd tot zes duizend franken. De schuldigen zullen bovendien, voor gedurende ten minste vijf en ten hoogste tien jaren, te rekenen van den dag, dat zij hunne straf ondergaan zullen hebben, ontzet mogen worden van de regten, bij artikel 42 van dit Wetboek (8 der wet 29 Junij 1954), gemeld.
In alle gevallen zullen alle de gelden zaken, of papieren vam geldwaarde, die gevonden zullen worden ter speeltafel gebragt, of in de loterij gelegd of ingezet te zijn, gelijk ook het huisraad, de gereedschappen, werktuigen, en toestel, tot het spel of de loterij gebruikt of bestemd, en het huisraad en de roerende goederen, waarmêe de plaatsen voorzien of versierd zullen zijn, verbeurd verklaard worden.
410. Ceux qui auront tenu une maison de jeux de hasard, et y auront admis le public, soit librement, soit sur la présentation des intéressés ou affiliés, les banquiers de cette maison, tous ceux qui [auront] établi ou tenu des loteries non autorisées par la loi, tous administrateurs, préposés ou agents de ces établissements, seront punis d'un emprisonnement de deux mois au moins et de six mois au plus, et d'une amende de cent francs à six mille francs.
Les coupables pourront être de plus, à compter du jour ou ils auront subi leur peine, interdits, pendant cinq ans au moins et dix au plus, des droits mentionnés en l'article 42 du présent Code.
Dans tous les cas, seront confisqués tous les fonds ou effets qui seront trouvés exposés au jeu ou mis à la loterie, les meubles, instruments, ustensiles, appareils employés ou destinés au service des jeux ou des loteries, les meubles, et les effets mobiliers dont les lieux seront garnis ou décorés.
Keiz.decreet 25 Sept.1813, Bull. d. lois, no. 526.
Art. 2. Ieder vonnis, hetwelk ter uitvoering van art. 410 van het Wetboek van strafregt zal gewezen zijn ter zake van geheime loterijen, zal aangeplakt worden ten koste van de daders der misdrijven.
— houdende reglementaire bepalingen op de Hollandsche loterij; — (waarbij aangehaald, de wet van 9 Vendemiaire an VI).
(Wet)22Julij 1814, Stbl.86.
— houdende verbod van alle vreemde of particuliere loterijen.
Souv. besluit. 19 Jan. 1814, Stbl. 15.
— betreffende het verbod van verkoop, in huurgeving en kanscontracten, zoowel als ten aanzien van het geven van crediet aan particulieren, door collecteurs, geautoriseerde splitters en geadmitteerde debitanten der Nederlandsche loterij: — ingetrokken bij
Kon. besluit 5 Nov. 1818, Stbl. 37.
— houdende bepalingen ten opzigte van de uitgifte, het verkoopen en debiteren van loten der Nederlandsche loterij.
Kon. besluit 3Maart 1824, Stbl. 22.
— houdende verbod aan ongekwalificeerde personen om, ten behoeve van het publiek, inlagen in eenige loterij hoegenaamd te ontvangen of te bezorgen.
Kon. besluit 13Nov. 1827, Stbl. 50.
— houdende afschaffing der Genuésche loterij binnen het Rijk en nadere bepalingen omtrent de Koninklijke Nederlandsche loterij.
Kon. besluit 31 Mei 1828, Stbl. 34.
— houdende uitlegging van art. 1 van dat van den 3 Maart 1824, Stbl. 22, betreffende de onderhandsche verlotingen.
Kon. besluit 6 Jan. 1831, Stbl. 2.
— houdende voorloopige wijzigingen in de inrigting en het debiet der Nederlandsche loterij.
Kon. besluit 20 Apr. 1866, Stbl. 76.
— houdende verbod van het verhuren van loten in de staatsloterij.
(Zie art. 21, wet 29 Junij 1854).
411. Diegenen die zonder wettigen vergunning, leenhuizen op pand of zekerheid opgeright of gehouden zullen hebben, of in gevalle van wettige vergunning geen boek gehouden zullen hebben als reglementen vereischen, houdende achtereen, en zonder eenig wit tusschen beide of eenige tusschenregel, de te leen verstrekte sommen of zaken, de namen, woonplaatsen, en het beroep van de leeners, den aard, de hoedanigheid en waarde van hetgeen tot zekerheid gegeven is, zullen gestraft worden met gevangenzetting van ten minste veertien dagen, ten hoogste drie maanden, en eene geldboete van honderd tot twee duizend franken.
411. Ceux qui auront établi ou tenu des maisons de prêt sur gages ou nantissement, sans autorisation légale, ou qui, ayant une autorisation, n'auront pas tenu un registre conforme aux règlements, contenant de suite, sens aucun blanc ni interligne, les sommes ou les objets prêtés, les nom, domicile et profession des emprunteurs, la nature, la qualité, la valeur des objets mis en nantissement, seront punis d'un emprisonnement de quinze jours au moins, de trois mois au plus, et d'une amende de cent francs à deux mille francs.
Zie Decr. Impér. 24 Juin 1806, qui prohibe les maisons de jeux de hazard. Bull. d. l. 101).
Belemmeringen tegen de vrijheid van bieden, bij verkoopingen, verpachtingen, aannemingen.
Entraves [apportées] à la liberté des enchères.
412. Die, bij de toewijzing of het toeslaan van den eigendom, van het vruchtgebruik of van den huur van roerend of vast goed, van eene aanneming, van eene levering, van een werk, of van eenig dienst hoegenaamd, de vrijheid van bieden of aannemen bij wege van feitelijkheid, gewelddadigheid, of bedreiging, hetzij vóór, hetzij onder het bieden of aannemen, belemmerd zullen hebben, zullen gestraft worden met eene gevangenzetting van ten minste veertien dagen, ten hoogste drie maanden, en eene boete van ten minste honderd en ten hoogste vijf duizend franken.
Dezelfde straf zal plaats hebben tegen degenen, die de bieders of aannemers door gaven of beloften terug gehouden zullen hebben.
412. Ceux qui, dans les adjudications de la propriété, de l'usufruit ou de la location des choses mobilières ou immobilières, d'une entreprise, d'une fourniture, d'une exploitation ou d'un service quelconque, auront entravé ou troublé la liberté des enchères ou des soumissions, par voies de fait, violences ou menaces, soit avant, soit pendant les enchères ou les soumissions, seront punis d'un emprisonnement de quinze jours, au moins, de trois mois au plus, et d'une amende de cent francs au moins et de cinq mille francs au plus. La même peine aura lieu contre ceux qui, par dons ou promesses, auront écarté les enchérisseurs.
§ 5.
§ 5.
Schending der reglementen of verordeningen betrekkelijk handwerken of fabrieken, koophandel en kunsten.
Violation des règlemens relatifs aux manufactures, au commerce et aux arts.
413. Alle overtreding der reglementen of verordeningen van openbaar beheer of bestuur, betrekkelijk de voortbrengsels der fransche handwerken of fabrieken, die naar buitenslands uitgevoerd zullen worden, en welke ten voorwerp hebben, zekerheid wegens de deugdelijkheid, de maat, en de soort van het werk te geven, zal gestraft worden met eene geldboete van ten minste twee honderd en ten hoogste drie duizend franken, en verbeurdverklaring van de waren. De twee straffen mogen te gelijk en te zamen, of ieder alleen en afzonderlijk gewezen worden, naar de omstandigheden.
413. Toute violation des règlements d'administration publique, relatifs aux produits des manufactures françaises qui s'exporteront à l'étranger, et qui ont pour objet de garantir la bonne qualité, les dimensions et la nature de la fabrication, sera punie d'une amende de deux cents francs au moins, de trois mille francs au plus, et de la confiscation des marchandises. Ces deux peines pourront être prononcées cumulativement ou séparément, selon les circonstances.
Kon. besluit 1 Dec. 1865, Stbl. 131.
— houdende bepalingen omtrent de certificaten van Nederlandschen oorsprong of bewerking, ter uitvoering van art. 11 der wet van 3 Julij 1865, Stbl. 76.
(Zie voorts de aanteekeningen op artt. 141 en 142).
414. Alle onderlinge zamenspanning of vereeniging van degenen, die handwerkslieden in 't werk stellen, strekkende om tegen regt en billijkheid eene vermindering van het werkloon door te drijven, wanneer zij van eene poging of (een) aanvang van uitvoering gevolgd wordt, zal gestraft worden met gevangenzetting voor zes tot één maand, en eene geldboete van twee honderd tot drie duizend franken.
414. Toute coalition entre ceux qui font travailler des ouvriers, tendant à forcer injustement et abusivement l'abaissement des salaires, suivie d'une tentative ou d'un commencement d'exécution, sera punie d'un emprisonnement de six jours à un mois, et d'une amende de deux cents francs à trois mille francs.
415. Alle onderlinge zamenspanning of vereeniging van de zijde der werklieden, om te gelijker tijd het werk te doen ophouden, het werk in eene fabriek of werkplaats te verbieden, het te werk komen en blijven vóór of na zeker uur te beletten,
en in 't algemeen, om den arbeid te doen staken, te beletten of duurder te maken, zoo wanneer er eenige poging in het werk gesteld of een aanvang met de uitvoering gemaakt is, zal gestraft worden met een gevangenis van ten minste één maand, en ten hoogste drie maanden. De hoofden of aanleggers zullen gestraft worden met een gevangenzetting van twee tot vijf jaren.
415. Toute coalition de la part des ouvriers pour faire cesser en même temps de travailler, interdire le travail dans un atelier, empêcher de s'y rendre et d'y rester avant ou après de certaines heures, et en général pour suspendre, empêcher, enchérir les travaux, s'il y a eu tentative ou commencement d'exécution, sera punie d'un emprisonnement d'un mois au moins et de trois mois au plus.
Les chefs ou moteurs seront punis d'un emprisonnement de deux ans à cinq ans.
416. Ook zullen gestraft worden met de straffen bij het vorig artikel gesteld en met inachtneming van hetzelfde onderscheid, de werklieden, die eenige boete, verbod, ontzegging, of eenige proscriptie onder den naam van vervloeking of verdoeming,
of wat benaming het zijn mag, uitgesproken of aangezegd zullen hebben, hetzij tegen de fabriekbestuurders en ondernemers van werken, hetzij tegen elkander.
In het geval van dit en het vorig artikel, zullen de hoofden of aanleggers van het wanbedrijf, na het uiteinde van hunne straf, onder het toezigt van de hooge policie gesteld mogen worden voor ten minste twee en ten hoogste vijf jaren.
416. Seront aussi punis de la peine portée par l'article précédent et d'après les mêmes distinctions, les ouvriers qui auront prononcé des amendes, des défenses, des interdictions ou toutes proscriptions sous le nom de damnations et sous quelque qualification que ce puisse être, soit contre les directeurs d'ateliers et entrepreneurs d'ouvrages, soit les uns contre les autres. Dans le cas du présent article et dans celui du précédent, les chefs ou moteurs du délit pourront, après l'expiration de leur peine, être mis sous la surveillance de la haute police pendant deux ans au moins et cinq ans au plus.
417. Al wie, met oogmerk om aan de fransche kunstvlijt nadeel toe te brengen, opzigters, kommiezen of werklieden van eenige inrigting (of etablissement) zich naar buitenlands zal hebben doen begeven, zal gestraft worden met een gevangenzetting van zes maanden tot twee jaren, en eene geldboete van vijftig tot drie honderd franken.
417. Quiconque, dans la vue de nuire à l'industrie française, aura fait passer en pays étranger des directeurs, commis ou des ouvriers d'un établissement, sera puni d'un emprisonnement de six mois à deux ans, et d'une amende de cinquante francs à trois cents francs.
418. Alle opzigter, kommies of werkman van eene fabriek, die aan vreemdelingen of buitenslands wonende Franschen, geheimen van de fabriek, waarin hij gebruikt wordt, medegedeeld zal hebben, zal gestraft worden met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren), en eene geldboete van vijf honderd tot twintig duizend franken. Ingevalle de geheimen aan Franschen in Frankrijk wonende,
medegedeeld zijn, zal de straf in een gevangenis van drie maanden tot twee jaren en eene geldboete van zestien tot twee honderd franken bestaan.
418. Tout directeur, commis, ouvrier de fabrique, qui aura communiqué à des étrangers ou à des Français résidant en pays étranger, des secrets de la fabrique où il est employé, sera puni de la réclusion, et d'une amende de cinq cents francs à vingt mille francs. Si ces secrets ont été communiqués à des Français résidant en France, la peine sera d'un emprisonnement de trois mois à deux ans, et d'une amende de seize francs à deux cents francs.
419. Al wie door het opzettelijk uitstrooijen van valsche of lasterlijke geruchten, door meer te bieden dan verkoopers zelven vorderden, door vereenigingen, verbindingen, of zamenspanningen van de voornaamste inhebbers van een zelfde waar of koopmanschap, ten einde dezelve op zekeren prijs te houden, of wel, door eenigerhande bedriegelijke wegen of middelen, het steigeren [19]) of vallen der waren of koopmanschappen, of openbare papieren en effecten, boven of beneden den prijs, waarop de natuurlijke en vrije trek [20]) van den koophandel dezelve gebragt zou hebben, bewerkt of veroorzaakt heeft, zal gestraft worden met een gevangenzetting van ten minste één maand, en ten hoogste één jaar, en eene geldboete van vijf honderd tot tien duizend franken. De schuldigen zullen bovendien bijhet vonnis voor ten minste twee en ten hoogste vijf jaren onder het toezigt van de hooge policie gesteld mogen worden.
419. Tous ceux qui, par des faits faux ou calomnieux semés à dessein dans le public, par des suroffres faites aux prix que demandaient les vendeurs eux-mêmes, par réunions ou coalitions entre les principaux détenteurs d'une même marchandise ou denrée, tendant à ne la pas vendre, ou à ne la vendre qu'à un certain prix, ou qui par des voies ou moyens frauduleux quelconques auront opéré la hausse ou la baisse du prix des denrées ou marchandises ou des papiers et effets publics [au-dessus ou] au-dessous des prix qu'aurait déterminés la concurrence naturelle et libre du commerce, seront punis d'un emprisonnement d'un mois au moins, d'un an au plus, et d'une amende de cinq cents francs à dix mille francs. Les coupables pourront de plus être mis, par l'arrêt ou le jugement, sous la surveillance de la haute police pendant deux ans au moins et cinq ans au plus.
420. De straf zal zijn van ten minste twee maanden, en ten hoogste twee jaren gevangenis, en duizend tot twintig duizend franken geldboete, in gevalle deze kunstgrepen in 't werk gesteld zijn omtrent koren of andere granen, meel, meelachtige zelfstandigheden, brood, wijn, of eenige andere dranken.
Het stellen onder toezigt, dat alsdan zal kunnen geschieden, zal voor ten minste vijf en ten hoogste tien jaren zijn.
420. La peine sera d'un emprisonnement de deux mois au moins et de deux ans au plus, et d'une amende de mille francs à vingt mille francs, si ces manœuvres ont été pratiquées sur grains, grenailles, farines, substances farineuses, pain, vin, ou toute autre boisson. La mise en surveillance qui pourra être prononcée, sera de cinq ans au moins et dix ans au plus.
421. Weddingschappen ten aanzien van het rijzen of dalen der openbare fondsen of effekten zullen gestraft worden, als bij artikel 419.
421. Les paris qui auront été faits sur la hausse ou la baisse des effets publics, seront punis des peines portées par l'article 419.
422. Voor weddingschap van dezen aard, zal gerekend worden, alle overeenkomst om openbare effekten te verkoopen of te leveren, die door den verkooper niet bewezen zullen worden, ten tijde van de overeenkomst ter zij-er beschikking geweest te zijn, of ten tijde van de levering tot zijne beschikking te hebben moeten komen.
422. Sera réputée pari de ce genre, toute convention de vendre ou de livrer des effets publics qui ne seront pas prouvés par le vendeur avoir existé à sa disposition au temps de la convention, ou avoir dû s'y trouver au temps de la livraison.
423. Al wie den kooper bedrogen zal hebben in de gehalte van goud of zilver, in de gehalte van een voor echt verkochten steen, in de soort [21]) van eenige waar of koopmanschap; al wie, door valsche maat of gewigt te gebruiken, den kooper in de hoeveelheid van het verkochte bedrogen zal hebben, zal gestraft worden met gevangenzetting voor ten minste drie maanden,
ten hoogste één jaar, en eene geldboete, die niet boven het vierde deel der teruggaven en schaden en intressen, noch beneden de vijftig franken zal mogen zijn.
423. Quiconque aura trompé l'acheteur sur le titre des matières d'or ou d'argent, sur la qualité d'une pierre fausse vendue pour fine, sur la nature de toutes marchandises; quiconque, par usage de faux poids ou de fausses mesures, aura trompé sur la quantité des choses vendues, sera puni de l'emprisonnement pendant trois mois au moins, un an au plus, et d'une amende qui ne pourra excéder le quart des restitutions et dommages et intérêts, ni être au-dessous de cinquante francs.
De voorwerpen waar het wanbedrijf in gepleegd is, of derzelver waarde, in geval zij nog aan den verkooper toebehooren, zullen verbeurd verklaard worden: de valsche maten en gewigten zullen ook verbeurd verklaard, en bovendien aan stukken gebroken worden.
Les objets du délit, ou leur valeur, s'ils appartiennent encore au vendeur, seront confisqués : les faux poids et les fausses mesures seront aussi confisqués, et de plus seront brisés.
424. In geval de verkooper en kooper bij het aangaan of sluiten van hun koop, andere maten of gewigten gebruikt hebben, dan die bij de Staatswetten vastgesteld zijn, zal de kooper verstoken zijn van alle aanspraak tegen den verkooper, die hem met de verboden maten of gewigten bedrogen heeft. Onverminderd de strafvordering, zoo wegens dit bedrog als wegens het gebruiken zelf van verboden maten en gewigten.
De straf ter zake van het bedrof, zal zijn als bij het vorig artikel. De straf wegens het gebruiken van verboden maten en gewigten, zal bepaald worden bij het vierde boek van dit Wetboek, behelzende de bloote policie-straffen.
424. Si le vendeur et l'acheteur se sont servis, dans leurs marchés, d'autres poids ou d'autres mesures que ceux qui ont été établis par les lois de l'état, l'acheteur sera privé de toute action contre le vendeur qui l'aura trompé par l'usage de poids ou de mesures prohibés; sans préjudice de l'action publique pour la punition tant de cette fraude que de l'emploi même des poids et des mesures prohibés. La peine, en cas de fraude, sera celle portée par l'article précédent. La peine, pour l'emploi des mesures et poids prohibés, sera déterminée par le livre IV du présent Code, contenant les peines de simple police.
425.Het drukken en uitgeven van schriften, muziekstukken, stukken van teeken- of schilderkunst, of eenig ander gedrukt of in plaat gebragt werk, hetzij in 't geheel of ten deele, in weêrwil van de wetten en verordeningen ten opzigte van den eigendom des schrijvers, of makers, is een nadruk; en alle nadruk is een wanbedrijf.
425.Toute édition d'écrits, de composition musicale, de dessin, de peinture ou de toute autre production, imprimée ou gravée en entier ou en partie, au mépris des lois et règlements relatifs à la propriété des auteurs, est une contrefaçon; et toute contrefaçon est un délit.
426.Het verkoopen of verspreiden van nadrukken of namaaksels, het invoeren op Fransch grondgebied, van werken, die, na in Frankrijk gedrukt te zijn, buitenslands nagedrukt zijn, zijn een wanbedrijf van dezelfde soort.
426.Le débit d'ouvrages contrefaits, l'introduction sur le territoire français d'ouvrages qui, après avoir été imprimés en France, ont été contrefaits chez l'étranger, sont un délit de la même espèce.
427.De straf tegen den nadrukker of tegen den invoerder, zal bestaan in eene geldboete van ten minste honderd, en ten hoogste twee duizend franken; en tegen den verkooper, in eene geldboete van ten minste vijf en twintig, en ten hoogste vijf honderd franken.
De verbeurdverklaring van den nadruk zal zoo tegen den nadrukker als tegen den invoerder en den verkooper gewezen worden. De platen, vormen of matrijzen der nagedrukte voorwerpen zullen ook verbeurd verklaard worden.
427.La peine contre le contrefacteur, ou contre l'introducteur, sera une amende de cent francs au moins et de deux mille francs au plus; et contre le débitant, une amende de vingt-cinq francs au moins et de cinq cents francs au plus. La confiscation de l'édition contrefaite sera prononcée tant contre le contrefacteur que contre l'introducteur et le débitant. Les planches, moules ou matrices des objets contrefaits seront aussi confisqués.
428.Alle bestuurvoerder, alle ondernemer van een tooneel of schouwburg, alle gezelschap of maatschappij van toeneelisten, welke op zijn tooneel eenige stukken zal hebben laten vertoonen, in weêrwil van de wetten en verordeningen ten opzigte van den eigendom der schrijvers, zal met eene geldboete van ten minste vijftig, ten hoogste vijf honderd franken en verbeurdverklaring der ontvangsten gestraft worden.
428.Tout directeur, tout entrepreneur de spectacle, toute association d'artistes, qui aura fait représenter sur son théâtre des ouvrages dramatiques, au mépris des lois et règlements relatifs à la propriété des auteurs, sera puni d'une amende de cinquante francs au moins, de cinq cents francs au plus, et de la confiscation des recettes.
429.In de gevallen, bij de vier laatst-voorgaande artikelen vermeld, zal de opbrengst der verbeurdverklaringen of der verbeurdverklaarde ontvangsten, aan den eigenaar ter hand gesteld worden, om hem tot zoo verre schadeloos te stellen wegens het geleden nadeel. Het hooger bedrag van zijn schade, of wel, de volkomen schadeloosstelling, in gevalle er geen verkoop van verbeurdverklaarde zaken, of geene aantasting van ontvangsten plaats gehad heeft, zal langs de gewone wegen geregeld worden.
429.Dans les cas prévus par les quatre articles précédents, le produit des confiscations, ou les recettes confisquées, seront remis au propriétaire pour l'indemniser d'autant du préjudice qu'il aura souffert; le surplus de son indemnité, ou l'entière indemnité, s'il n'y a eu ni vente d'objets confisqués ni saisie de recettes, sera réglé par les voies ordinaires.
Publicatie 3 Junij 1803.
— van het Staatsbewind der Bataafsche Republiek, wegens het niet verder verleenen van priviligiën en octrooijen, betreffende het drukken en uitgeven van boeken, en verbod tegen het nadrukken van oorspronkelijke of vertaalde werken, enz.
— houdende bepalingen omtrent den boekhandel en den eigendom van letterkundige werken.
Souv. besl. 24 Jan.1815, Stbl. 6.
— houdende voorschriften tot verzekering van het regt van eigendom aan hen, die van buitenlandsche werken eene vertaling willen uitgeven.
Wet 25 Jan. 1817, Stbl.5.
— de regten bepalende, die in de Nederlanden, ten opzigte van het drukken en uitgeven van letter- en kunstwerken, kunnen worden uitgeoefend. Art. 4. Alle inbreuk op het voorzegde kopijregt, hetzij bij eene eerste uitgave van eenig nog niet gedrukt boek- of kunstwerk, hetzij bij herdruk van hetgeen reeds in druk was, zal als nadruk aangemerkt, en als zoodanig gestraft worden, met confiscatie van alle binnen dit Rijk voorhanden zijnde ongedebiteerde exemplaren van den nadruk, ten voordeele van den eigenaar van den oorspronkelijken druk, alsmede met betaling aan denzelfde eigenaar, van de waarde van 2000 exemplaren van het nagedrukte boek- of kunstwerk, te berekenen naar den boekverkoopers-prijs van den wettigen druk, en zulks behalve de betaling eener boete, niet te boven gaande de som van duizend guldens, en niet minder dan honderd gulden, ten behoeve van de algemeene armen van de woonplaats des nadrukkers; en zal de nadrukker bovendien, in geval van herhaald misdrijf, en naar gelang der omstandigheden, onbekwaam kunnen worden verklaard, om in het vervolg het beroep van boek- of kunstdrukker of verkooper te kunnen uitoefenen; alles onderminderd de bepalingen en straffen, welke tegen vervalsching bij de algemeene wetten zijn of mogten worden gestatuëerd. Op dezelfde wijze als hierboven is bepaald, zal worden gestraft het invoeren, verspreiden of verkoopen van buiten het Koningrijk nagedrukte oorspronkelijke letter- en kunstwerken, of vertalingen, waarvan men hier te lande het kopijregt bezit.
Kon. besl. 3 Julij 1822, Stbl. 16.
— betrekkelijk het doen drukken en uitgeven van staatsstukken, door particulieren.
Kon. besl.24 April 1841, Stbl. 11.
— hoedende intrekking van het besluit van 2 Julij 1822, Staatsbl. 16, en van de verdere, op grond daarvan genomene, en in het Staatsblad vermelde besluiten.
Wet 12 Aug. 1849, Stbl. 26.
— op de invoering van de Pharmacopoea Neerlandica en Nederlandsche apotheek. Art. 2. Het uitsluitend regt van drukken en uitgeven der Pharmacopoea Neerlandica en der Nederlandsche apotheek wordt aan den Staat voorbehouden. De drukker, uitgever, verkooper en verspreider van eenig exemplaar van dit formulierboek, niet van Staatswege gedrukt, uitgegeven of gewaarmerkt, worden gestraft met eene boete van ƒ 100 voor ieder exemplaar door hen gedrukt, uitgegeven, verkocht, verspreid of in hun bezit gevonden, en in geval van onvermogen om die boete te betalen, met gevangenis van eene maand tot twee jaren.
Alle zoodanige exemplaren, waar ook gevonden, worden in beslag genomen, en ten behoeve van den Staat verbeurdverklaard.
(Zie verder hierachter: Lijst van Speciale wetten enz.: i. v. Drukpers (letterkundige eigendom).
§ 6.
§ 6.
Wanbedrijven van leveranciers.
Délits des fournisseurs.
430. Alle personen, hetzij als deelhebbers van eenig gezelschap of deelgenootschap, hetzij op zich zelven,
met leveranciën, ondernemingen, of beheeringen voor rekening van de land- of zeemagt belast, die, zonder door geweld van overmagt (vis major) daartoe genoodzaakt te zijn, de dienst, waar zij mede belast zijn, zullen hebben doen ontbreken, zullen gestraft worden met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) en eene geldboete, die het vierde deel der schaden en intressen niet te boven zal mogen gaan, noch neden de vijf honderd franken zijn. Alles, onverminderd zwaarder straffen, in geval van verstandhouding met den vijand.
430. Tous individus chargés, comme membres de compagnie ou individuellement, de fournitures, d'entreprises ou régies pour le compte des armées de terre et de mer, qui, sans y avoir été contraints par une force majeure, auront fait manquer le service dont ils sont chargés, seront punis de la peine de la réclusion, et d'une amende qui ne pourra excéder le quart des dommages et intérêts, ni être au-dessous de cinq cents francs; le tout sans préjudice de peines plus fortes en cas d'intelligence avec l'ennemi.
431. Wanneer het nalaten van de dienst aan de agenten der leveranciers te wijten is, zullen die agenten tot de bij het vorig artikel gestelde straffen veroordeeld worden.
De leveranciers en hun agenten zullen even zeer gestraft worden, wanneer de eene zoo wel als de andere in de misdaad deel hebben.
431. Lorsque la cessation du service proviendra du fait des agents des fournisseurs, les agents seront condamnés aux peines portées par le précédent article. Les fournisseurs et leurs agents seront également condamnés, lorsque les uns et les autres auront participé au crime.
432. In gevalle openbare ambtenaren of agenten, door de hooge regering over iets gesteld, of door dezelve betaald wordende, den schuldige behulpzaam geweest zijn om de dienst te doen ontbreken, zoo zullen zij met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden, onverminderd zwaarder straffen, in geval van verstandhouding met den vijand.
432. Si des fonctionnaires publics ou des agents, préposés ou salariés du gouvernement, ont aidé les coupables à faire manquer le service, ils seront punis de la peine des travaux forcés à temps, sans préjudice des peines plus fortes en cas d'intelligence avec l'ennemi.
433. Alhoewel de dienst niet ontbroken mogt hebben, indien echter de levering en arbeid vertraagd of opgehouden is, of indien er in de soort, deugdelijkheid of hoeveelheid van den arbeid of het handwerk of van het geleverde, bedrog is gepleegd, zullen de schuldigen met een gevangenis van ten minste zes maanden en ten hoogste vijf jaren gestraft worden, en bovendien met eene geldboete, die niet (boven) het vierde deel der schaden en intressen, noch (beneden) de honderd franken zal mogen [22]). In de verschillende gevallen,
bij de artikelen die deze onderafdeeling uitmaken, vermeld, zal de vervolging van het wanbedrijf niet mogen geschieden, dan op de aanbrenging van de Hooge regering.
433. Quoique le service n'ait pas manqué, si, par négligence, les livraisons et les travaux ont été retardés, ou s'il y a eu fraude sur la nature, la qualité ou la quantité des travaux ou main-d’œuvre ou des choses fournies, les coupables seront punis d'un emprisonnement de six mois au moins et de cinq ans au plus, et d'une amende qui ne pourra excéder le quart des dommages et intérêts, ni être moindre de cent francs. Dans les divers cas prévus par les articles composant le présent paragraphe, la poursuite ne pourra être faite que sur la dénonciation du gouvernement.
DERDE AFDEELING.
SECTION III.
Vernielingen, bedervingen, schaden.
Destructions, degradations, dommages.
434. Al wie opzettelijk in gebouwen, schepen, schuiten, pakhuizen, werven, bosschen, hakhout, of oogsten, hetzij te veld staand, hetzij gekapt, gemaaid (of gezameld), hetzij ook het hout gestapeld of geboscht is, en de oogsten in bargen of op hoopen staan, den brand heeft gestoken, of brandbare stoffen derwijze geplaatst heeft, om den brand tot deze zaken of een van die te doen overgaan, zal met den dood gestraft worden.
434. Quiconque aura volontairement mis le feu à des édifices, navires, bateaux, magasins, chantiers, forêts, bois taillis ou récoltes, soit sur pied, soit abattus, soit aussi que les bois soient en tas ou en cordes, et les récoltes en tas ou en meules, ou à des matières combustibles placées de manière à communiquer le feu à ces choses ou à l'une d'elles, sera puni de la peine de mort.
Art. 13, wet 29 Junij 54.
De doodstraf wordt veranderd in tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren, ten aanzien der misdaden van: 5°. brandstichting, omschreven in de artt. 434 — van het Wetboek van Strafregt, wanneer niet te voorzien was dat eenig menschenleven daardoor in gevaar kon worden gebragt. — Art. 9 (omtrent verzachtende omstandigheden) dezer wet (29 Junij 1854) is hier niet van toepassing.
435. De straf zal dezelfde zijn tegen diegenen, die door het doen springen van een mijn, gebouwen,
schepen of schuiten vernield zullen hebben.
435. La peine sera la même contre ceux qui auront détruit, par l'effet d'une mine, des édifices, navires ou bateaux.
Art. 13, wet 29 Junij 54.
De doodstraf wordt veranderd in tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren, ten aanzien der misdaden van: 5°. brandstichting, omschreven in de artt. 435 — van het Wetboek van Strafregt, wanneer niet te voorzien was dat eenig menschenleven daardoor in gevaar kon worden gebragt. — Art. 9 (omtrent verzachtende omstandigheden) dezer wet (29 Junij 1854) is hier niet van toepassing.
436. De bedreiging van een woning of eenig ander eigendom in den brand te steken, zal gestraft worden met de straf die tegen het bedreigen van vermoording gesteld is, en volgens de onderscheiding, bij artikel 305 tot 307 ingesloten, gemaakt.
436. La menace d'incendier une habitation ou toute autre propriété, sera punie de la peine portée contre la menace d'assassinat, et d'après les distinctions établies par les articles 305, 306 et 307.
437. Al wie opzettelijk, door welk middel het zijn mag, gebouwen, bruggen, dijken, wegen, of andere werken, die hij wist aan een ander toe te behooren, vernield of afgeworpen zal hebben, zal gestraft worden met het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) en eene geldboete die niet boven het vierde deel der teruggaven en schadeloosstellingen, noch ook beneden de honderd franken zal mogen zijn.
In geval er iemand bij omgekomen of gekwetst is geworden, zal de schuldige in het eerste geval met den dood, en in het tweede met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden.
437. Quiconque aura volon-tairement détruit ou renversé, par quelque moyen que ce soit, en tout ou en partie, des édifices, des ponts, digues ou chaussées ou autres constructions qu'il savait appartenir à autrui, sera puni de la réclusion, et d'une amende qui ne pourra excéder le quart des restitutions et indemnités, ni être au-dessous de cent francs. S'il y a eu homicide ou blessures, le coupable sera, dans le premier cas, puni de mort, et dans le second, puni de la peine des travaux forcés à temps.
Kon. Besl. 19 Aug. 1823, Stbl. 33.
(betrekkelijk de vernielingen of bedervingen van dijken en andere openbare werken: zie ad art. 379).
438. Al wie zich feitelijkerwijze verzet zal hebben tegen het maken van werken, die op gezag der Hooge regering aangelegd of gebouwd worden, zal gestraft worden met een gevangenis van drie maanden tot twee jaren, en eene geldboete, die niet boven het vierde deel der schaden en intressen, noch ook beneden de zestien franken zal mogen zijn.
438. Quiconque, par des voies de fait, se sera opposé à la confection de travaux autorisés par le Gouvernement, sera puni d'un emprisonnement de trois mois à deux ans, et d'une amende qui ne pourra excéder le quart des dommages-intérêts, ni être au-dessous de seize francs.
ook beneden de zestien franken zal mogen zijn. De aanleggers der feitelijkheid zullen het hoogste of maximum van de straf ondergaan.
ni être au-dessous de seize francs.
Les moteurs subiront le maximum de la peine.
439. Al wie opzettelijk, op hoedanig eene wijze ook, registers of aantekenboeken, minuten, of oorspronkelijke akten van het openbaar gezag, verbandbrieven, of bewijsstukken, biljets, wissels, effekten van koophandel of bankpapieren, eenige verbindtenis, beschikking, of vrijstelling van verbindtenis inhoudende of uitwerkende, verbrand of vernield zak hebben, zal gestraft worden als volgt: In gevalle de vernielde stukken, akten van het openbaar gezag, of effecten van koophandel of bankpapieren zijn, zal de straf in het tuchthuis (van vijf tot tien jaren) bestaan. In alle ander geval zal de schuldige gestraft worden met een gevangenzetting van twee tot vijf jaren, en eene geldboete van honderd tot drie honderd franken.
439. Quiconque aura volon-tairement brûlé ou détruit d'une manière quelconque, des regis-tres, minutes ou actes originaux de l'autorité publique, des titres, billets, lettres de change, effets de commerce ou de banque, contenant ou opérant obligation, disposition ou décharge, sera puni ainsi qu'il suit:
Si les pièces détruites sont des actes de l'autorité publique, ou des effets de commerce ou de banque, la peine sera la réclusion. S'il s'agit de toute autre pièce, le coupable sera puni d'un emprisonnement de deux ans à cinq ans, et d'une amende de cent francs à trois cents francs.
440. Alle plundering, alle vernieling van eetwaren of koopmanschappen, goederen (effets), roerende eigendommen, met gemeenerhand of bij zamenrotting en met openbaar geweld gedaan, zal met dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren) gestraft worden; en ieder der schuldigen zal bovendien tot eene geldboete van twee honderd tot vijf duizend franken veroordeeld worden.
440. Tout pillage, tout dégât de denrées ou marchandises, effets, propriétés mobilières, commis en réunion ou bande et à force ouverte, sera puni des travaux forcés à temps; chacun des coupables sera de plus condamné à une amende de deux cents francs à cinq mille francs.
441. Echter zullen diegenen, die zouden mogen bewijzen door opzetting of aanzoek medegesleept te zijn, om in deze geweldenarijen deel te nemen, gestraft mogen worden met niet meer dan het tuchthuis (van vijf tot tien jaren).
441. Néanmoins ceux qui prouveront avoir été entraînés par des provocations ou sollicitations à prendre part à ces violences, pourront n'être punis que de la peine de la réclusion.
442. In gevalle de geplunderde of vernielde eetwaren, in koren of andere granen, meel, meelachtige zelfstandig-heden, brood, wijn, of andere dranken, bestaan, zal de straf, die de hoofden, aanhitsers of opruijers, voor zich zullen moeten ondergaan, het hoogst of maximum zijn van de straffen van dwangarbeid voor een tijd (eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren), en dat van de geldboete bij art. 440 gesteld.
442. Si les denrées pillées ou détruites sont des grains, grenailles ou farines, substances farineuses, pain, vin ou autre boisson, la peine que subiront les chefs, instigateurs ou provocateurs seulement, sera le maximum des travaux forcés à temps, et celui de l'amende prononcée par l'article 440.
443. Al wie, door middel van een bijtend vocht of door eenig ander middel, opzettelijk koopwaren of onbereide stoffen ter verwerking dienende, bedorven zal hebben, zal gestraft worden met een gevangenis van ééne maand tot twee jaren, en eene geldboete die niet boven het vierde deel der schaden en intressen, noch beneden de zestien franken zal mogen zijn.
In gevalle het wanbedrijf begaan is door een werkman van de fabriek of door een bediende van het huis van koophandel, zal de gevangenis van twee tot vijf jaren zijn, onverminderd de gestelde boete, (zoo als boven gezegd is [23]).
443. Quiconque, à l'aide d'une liqueur corrosive ou par tout autre moyen, aura volontairement gâté des marchandises ou matières servant à fabrication, sera puni d'un emprisonnement d'un mois à deux ans, et d'une amende qui ne pourra excéder le quart des dommages et intérêts, ni être moindre de seize francs. Si le délit a été commis par un ouvrier de la fabrique ou par un commis de la maison de commerce, l'emprisonnement sera de deux à cinq ans, sans préjudice de l'amende, ainsi qu'il vient d'être dit.
444. Al wie te veld staande oogsten of eenig van zelf opgekomen of met menschenhanden gesteld plantsoen verwoest zal hebben, zal gestraft worden met een gevangenis van ten minste twee, en ten hoogste vijf jaren.
De schuldigen zullen bovendien, bij het vonnis, voor ten minste vijf en ten hoogste tien jaren, onder het toezigt der hooge policie gesteld mogen worden.
444. Quiconque aura dévasté des récoltes sur pied ou des plants venus naturellement ou faits de main d'homme, sera puni d'un emprisonnement de deux ans au moins, de cinq ans au plus. Les coupables pourront de plus être mis, par l’arrêt ou le jugement, sous la surveillance de la haute police pendant cinq ans au moins et dix ans au plus.
445. Al wie een of meer boomen, die hij wist een ander toe te behooren, geveld zal hebben, zal gestraft worden met een gevangenis, die ten aanzien van ieder boom niet beneden zes dagen, noch boven de zes maanden zal mogen zijn [24]), zonder dat echter het geheel vijf jaren te boven mag gaan.
445. Quiconque aura abattu un ou plusieurs arbres qu'il [savait] appartenir à autrui, sera puni d'un emprisonnement qui ne sera pas au-dessous de six jours, ni au-dessus de six mois, à raison de chaque arbre, sans que la totalité puisse excéder cinq ans.
446. De straffen zullen dezelfde zijn ten aanzien van ieder boom, die derwijze geknot, afgehakt of ontschorst is, dat hij versterven moet.
446. Les peines seront les mêmes à raison de chaque arbre mutilé, coupé ou écorcé de manière à le faire périr.
447. In geval van verowesting van een of meer gezette enten, zal de gevangenis van zes dagen tot twee maanden voor ieder ent, zonder dat echter het geheel twee jaren te boven mag gaan.
447. S'il y a eu destruction d'une ou de plusieurs greffes, l'emprisonnement sera de six jours à deux mois, à raison de chaque greffe, sans que la totalité puisse excéder deux ans.
448. Het minste (of minimum) van de straf zal in de gevallen van artikel 445 en 446, in twintig, en in het geval van 447, in tien dagen bestaan, zoo de boomen op de pleinen, heerenwegen of reiswegen, openbare straten of wegen, hetzij hoofd- of bijwegen,
of dwarswegen of straten, geplant waren.
448. Le minimum de la peine sera de vingt jours dans les cas prévus par les articles 445 et 446, et de dix jours dans le cas prévu par l'article 447, si les arbres étaient plantés sur des places, routes, chemins, rues ou voies publiques ou vicinales, ou de traverse.
449. Al wie granen of beestenvoeder, dat hij wist aan een ander te behooren gemaaid of gesneden zal hebben,
zal gestraft worden met een gevangenis, die niet beneden de zes dagen noch boven de twee maanden zal zijn.
449. Quiconque aura coupé des grains ou des fourrages qu'il savait appartenir à autrui, sera puni d'un emprisonnement qui ne sera pas au-dessous de six jours, ni au-dessus de deux mois.
450. De gevangenis zal van ten minste twintig dagen en ten hoogste vier maanden zijn, zoo het graan of voeder vóór zijne rijpheid gemaaid of gesneden is. In de gevallen van dit en de zes vorige artikelen, zal de schuldige, bijaldien het feit gepleegd is uit haat tegen een openbaar beambte, (en ter zake zijner bediening) [25]) gestraft worden met het hoogste (of maximum) van de straf, die bij het artikel, waartoe het geval behoort, gesteld is. Hetzelfde zal plaats hebben, ofschoon deze omstandigheid niet bestaat, zoo het feit bij nacht gepleegd is.
450. L'emprisonnement sera de vingt jours au moins et de quatre mois au plus, s'il a été coupé du grain en vert. Dans les cas prévus par le présent article et les six précédents, si le fait a été commis en haine d'un fonctionnaire public [et à raison de ses fonctions], le coupable sera puni du maximum de la peine établie par l'article auquel le cas se référera. Il en sera de même, quoique cette circonstance n'existe point, si le fait a été commis pendant la nuit.
451. Alle breken of vernielen van gereedschappen van landbouw, van perken, van beesten, van herders- of oppassershutten, zal gestraft worden met een gevangenis van ten minste één maand, ten hoogste één jaar.
451. Toute rupture, toute destruction d'instruments d'agri-culture, de parcs de bestiaux, de cabanes de gardiens, sera punie d'un emprisonnement d'un mois au moins, d'un an au plus.
452. Al wie paarden of andere wagen- of karre-, rij- of lastbeesten, hoorn-beesten, schapen, geiten of varkens,
of visschen in de kommen, vijvers en andere bewaarplaatsen van visch, vergeven [26]) zal hebben, zal gestraft worden met een gevangenis van één tot vijf jaren, en eene geldboete van zestien tot drie honderd franken. De schuldigen zullen bij het vonnis, voor ten minste twee en ten hoogste vijf jaren onder het toezigt van de hooge policie gesteld mogen worden.
452. Quiconque aura empoisonné des chevaux ou autres bêtes de voiture, de monture ou de charge, des bestiaux à cornes, des moutons, chèvres ou porcs, ou des poissons dans des étangs, viviers ou réservoirs, sera puni d'un emprisonnement d'un an à cinq ans, et d'une amende de seize francs à trois cents francs. Les coupables pourront être mis, par l'arrêt ou le jugement, sous la surveillance de la haute police pendant deux ans au moins et cinq ans au plus.
453. Al wie, buiten noodzaak, een der beesten, bij het vorige artikel vermeld, gedood zal hebben, zal gestraft worden als volgt: In geval het wanbedrijf begaan is in de behuizingen, omperking en toebehooren, of op de landen, waarvan de eigenaar van het beest, eigenaar, huurder, bruiker of pachter was, zal de straf een gevangenis van twee maanden tot zes maanden zijn.
In geval het begaan is in plaatsen, waarvan de dader eigenaar, huurder, bruiker of pachter was, zal de gevangenis zijn van zes dagen tot één maand.
In geval het ergens anders begaan is, zal de gevangenis zijn van veertien dagen tot zes weken.
Het hoogste (of maximum) van de straf zal altijd gewezen moeten worden in geval van schending van afsluiting.
453. Ceux qui, sans nécessité, auront tué l'un des animaux mentionnés au précédent article, seront punis ainsi qu'il suit: Si le délit a été commis dans les bâtiments, enclos et dépendances, ou sur les terres dont le maître de l'animal tué était propriétaire, locataire, colon ou fermier, la peine sera un emprisonnement de deux mois a six mois. S'il a été commis dans les lieux dont le coupable était propriétaire, locataire, colon ou fermier, l'emprisonnement sera de six jours à un mois. S'il a été commis dans tout autre lieu, l'emprisonnement sera de quinze jours à six semaines. Le maximum de la peine sera toujours prononcé en cas de violation de clôture.
454. Al wie, buiten noodzaak, een huisdier gedood zal hebben op eene plaats, waarvan degeen, wien dat dier toebehoort, eigenaar, huurder, bruiker, of pachter is, zal gestraft worden met een gevangenis van ten minste zes dagen en ten hoogste zes maanden.
454. Quiconque aura, sans nécessité, tué un animal domestique dans un lieu dont celui à qui cet animal appartient est propriétaire, locataire, colon ou fermier, sera puni d'un emprisonnement de six jours au moins et de six mois au plus.
In geval er schending van sluiting bij plaats gehad heeft, zal het hoogst (of maximum) van de straf gewezen moeten worden.
S'il y a eu violation de clôture, le maximum de la peine sera prononcé.
455. In de gevallen van art. 444 en volgende, tot aan dit [27])
artikel ingesloten, zal eene geldboete gewezen worden, die niet boven het vierde deel der teruggaven en schaden en intressen, en niet beneden de zestien franken zal mogen zijn.
455. Dans les cas prévus par les articles 444 et suivants jusqu'au précédent article inclusivement, il sera prononcé une amende qui ne pourra excéder le quart des restitutions et dommages et intérêts, ni être au-dessous de seize francs.
456. Al wie, in 't geheel of ten deele, grachten of slooten gedempt, om-heiningen, waarvan ook gemaakt, afgebroken, levende of doode hagen of heggen, afgehakt of gesneden, of uitgetrokken zal hebben. Al wie eindpalen, of hoeksteenen of hoekboomen, of andere boomen, die geplant of erkend zijn om de scheidingen tusschen onderscheiden erven aan te wijzen, verzet of weggenomen zal hebben, zal gestraft worden met een gevangenis, die niet beneden één maand, noch boven één jaar zal mogen zijn, en eene geldboete ten bedrage van het vierde deel der teruggaven en schaden en intressen, doch die in geenerlei geval beneden de vijftig franken zal mogen zijn.
456. Quiconque aura, en tout ou en partie, comblé des fossés, détruit des clôtures, de quelques matériaux qu'elles soient faites, coupé ou arraché des haies vives ou sèches; quiconque aura déplacé ou supprimé des bornes, ou pieds corniers, ou autres arbres plantés ou reconnus pour établir les limites entre différents héritages, sera puni d'un emprisonnement qui ne [pourra être] au-dessous d'un mois ni excéder une année, et d'une amende égale au quart des restitutions et des dommages et intérêts, qui, dans aucun cas, ne pourra être au-dessous de cinquante francs.
457. Met eene geldboete, die het vierde deel der teruggaven en schaden en intressen niet te boven zal mogen gaan, noch ook beneden de vijftig franken zijn, zullen gestraft worden de eigenaars of pachters, of ieder gebruiker of vruchttrekker van molens, waterwerken of waterboezems, die, door het rijzen of verheffen van hunne afleiders, boven den peil bij het wettig gezag vastgesteld, de wegen, of de eigendommen van een ander overstroomd zullen hebben.
457. Seront punis d'une amende qui ne pourra excéder le quart des restitutions et des dommages et intérêts, ni être au-dessous de cinquante francs, les propriétaires ou fermiers, ou toute personne jouissant de moulins, usines ou étangs, qui, par l'élévation du déversoir de leurs eaux au-dessus de la hauteur déterminée par l'autorité compétente, auront inondé les chemins ou les propriétés d'autrui.
In geval hierdoor eenige beschadiging onstaan is, zal de straf, boven de geldboete nog in een gevangenis van zes dagen tot één maand bestaan.
S'il est résulté du fait quelques dégradations, la peine sera, outre l'amende, un emprisonnement de six jours à un mois.
Kon. Besl. 28 Aug. 1820, Stbl. 19.
nopens de toepassing der in vigeur zijnde wetten op de policie der door loopend water werkende molens en usines enz.
458. Het in brand raken van eens anders roerende of onroerende eigendommen, onstaan door de oudheid, of bij gebreke hetzij van het onderhouden of herstellen, hetzij van het vegen der ovens, schoorsteenen, smidsen, werkplaatsen, naburige huizen of smederijen, of door het aansteken van vuren in de velden, op minder dan honderd meters van de huizen, gebouwen, bosschen, heiden, plantaadjen, boomgaarden, beplantingen, hagen, bargen, korenstapels, stroo, hooi, voeraadje, of andere voorraad van brandbare zaken, of door vuur of licht zonder genoegzame voorzorg te dragen of te laten liggen of staan, of door het onvoorzigtig aan- of afsteken of laten afgaan van vuurwerken, zal gestraft worden met eene geldboete van ten minste vijftig en ten hoogste vijf honderd franken.
458. L'incendie des propriétés mobilières ou immobilières d'autrui, qui aura été causé par la vétusté ou le défaut soit de réparation, soit de nettoyage des fours, cheminées, forges, maisons ou usines prochaines, ou par des feux allumés dans les champs à moins de cent mètres [des] maisons, édifices, forêts, bruyères, bois, vergers, plantations, haies, meules, tas de grains, pailles, foins, fourrages, ou de tout autre dépôt de matières combustibles, ou par des feux ou lumières portés ou laissés sans précaution suffisante, ou par des pièces d'artifice allumées ou tirées par négligence ou imprudence, sera puni d'une amende de cinquante francs au moins, et de cinq cents francs au plus.
Wet 19 Jan. 1808.
— houdende verbod tegen het oplaten van luchtbollen waaraan gehecht zijn lampen, fakkels of eenige andere brandende stoffen. (Omtrent de correctie, daarin bij art. 3 voorkomende, zie art. 5, 2° al., wet 29 Junij 1854).
Wet 26 Jan 1815, Stbl 7.
— houdende bepalingen en voorbehoedsmiddelen, omtrent den vervoer van buskruid, oorlogsbehoeften en brandstoffen. (Omtrent de in deze wet voorkomende straf van correctie, zie art. 6, 2° al. der wet 29 Junij 1854).
Kon. besl. 31 Jan. 1824, Stbl. 19.
— rakende de vergunningen ter oprigting van sommige fabrijken en trafijken.
Kon. besl. 18 Febr. 1846, Stbl. 9.
— houdende bepaling dat tot daarstelling of verandering van fabrijken van lucifers en zwavelstokken-makerijen, de toestemming der plaatselijke besturen wordt vereischt.
459. Ieder houder of oppasser van dieren of van melk- of slagtbeesten, die verdacht zijn van aangedaan te zijn van besmettelijke ziekte, die niet dadelijk kennis daarvan gegeven zal hebben aan den maire der gemeente, waar zij gevonden worden, en die zelfs vóór dat de maire op die kennisgeving geantwoord heeft, deze dieren of melk- of slagtbeesten niet opgesloten gehouden zal hebben, zal gestraft worden met een gevangenis van zes dagen tot twee maanden, en eene geldboete van zestien tot twee honderd franken.
459. Tout détenteur ou gardien d'animaux ou de bestiaux soupçonnés d'être infectés de maladie contagieuse, qui n'aura pas averti sur-le-champ le maire de la commune où ils se trouvent, et qui même, avant que le maire ait répondu à l'avertissement, ne les aura pas tenus renfermés, sera puni d'un emprisonnement de six jours à deux mois, et d'une amende de seize francs à deux cents francs.
Wet 9 Julij 1842, Stbl. 21.
— tot wijziging en aanvulling der wet van den 30 Mei 1840, Staatsbl. 16, houdende eene belasting op de runderen enz. Art. 5. Een ieder, die zich weigerachtig mogt betoonen, om zijn vee voor de beschrijving te laten opnemen; die nalatig of weigerachtig mogt zijn, om aan de in het algemeene belang van den veestapel reeds vastgestelde of nog nader vast te stellen maatregelen en bepalingen te voldoen; om onverwijld aangifte wegens de ziekte van zijn vee te doen; om de personen, welke van Regeringswege tot onderzoek van ziek of verdacht vee gezonden worden, des noodig vergezeld van het hoofd of een lid van plaatselijk bestuur, daartoe in de behuizingen, op de stallen, in de weiden of op andere plaatsen toe te laten; om de van hem gevorde opgaven, aanwijzingen of inlichtingen te geven, of het vee, waarbij zulks doelmatig geoordeeld wordt, des gevorderd, te doen dooden, en om, in het algemeen, zich te onderwerpen aan de bevelen, welke ten deze van Regeringswege ten algemeene nutte worden gegeven, zal, in zooverre daartegen bij het Wetboek van Strafregt niet is voorzien, gestraft worden met eene gevangenis van acht dagen tot twee maanden, of met eene geldboete van ƒ 25 tot ƒ 200; zullende bij de toepassing der straf, indien daartoe termen zijn, door den Regter gebruik kunnen gemaakt worden van de bevoegdheid bij art. 463 van het Wetboek van Strafregt toegekend. En zal dien onverminderd het gegeven bevel, waaromtrent nalatigheid of verzet mogt hebben plaats gehad, onverwijld moeten worden ten uitvoer gelegd, des noods onder inroeping der sterke magt, welke hiertoe in dusdanig geval dienstbaar gesteld wordt.
Wet 19 April 1867,Stbl.30.
— houdende voorzieningen omtrent den veetyphus. Art. 12. Onverminderd de bepalingen in de artt. 459 tot 462 van het strafwetboek is ieder eigenaar, houder of hoeder van vee, wanneer het bestaan van veetyphus binnen het Rijk door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken is bekend gemaakt, op boete van ƒ 25 tot ƒ 100 voor iedere overtreding, verpligt, onmiddelijk aan den burgermeester van iedere ziekte kennis te geven, waardoor één of meer stuks van zijn rund- of wolvee zijn aangetast. Art. 18. — — Artt. 5 en 6 der wet 9 Julij 1842, Stbl. 21,
zijn alleen toepasselijk voor zoover geen veetyphus op de wijze in art. 12 (dezer wet) vermeld, is geconstateerd.
460. Desgelijks zullen gestraft worden met eene gevangenis van twee tot zes maanden, en eene geldboete van honderd tot vijf honderd franken, diegenen, die in weerwil van het verbod der regering, hunne besmette dieren of beesten onder anderen zullen hebben laten loopen.
460. Seront également punis d'un emprisonnement de deux mois à six mois, et d'une amende de cent francs à cinq cents francs, ceux qui, au mépris des défenses de l'administration, auront laissé leurs animaux ou bestiaux infectés communiquer avec d'autres.
461. In gevalle uit dit laten loopen onder andere beesten, eene besmetting onder ander vee ontstaan is, zullen diegenen,
die het verbod der regering overtreden zullen hebben, gestraft worden met eene gevangenis van twee tot vijf jaren, en eene geldboete van honderd tot duizend franken. Alles onverminderd de uitvoering der wetten en verordeningen betreffende de veeziekten, en de oplegging der straffen daarbij gesteld.
461. Si, de la communication mentionnée au précédent article, il est résulté une contagion parmi les autres animaux, ceux qui auront contrevenu aux défenses de l'autorité administrative seront punis d'un emprisonnement de deux ans à cinq ans, et d'une amende de cent francs à mille francs ; le tout sans préjudice de l'exécution des lois et règlements relatifs aux maladies épizootiques, et de l'application des peines y portées.
462. In gevalle de boetstraffelijke wanbedrijven, waarvan in dit hoofdstuk gesproken wordt, door veld- of boschwachters,
of policie-ambtenaren, onder welke benaming het zijn moge, begaan (zijn) geworden, zal de straf van gevangenis ten minste van een maand zijn, en ten hoogste van nog een derde boven de zwaarste straf, die een anderen schuldige, om hetzelfde wanbedrijf, opgelegd zou worden.
462. Si les délits de police correctionnelle dont il est parlé au présent chapitre ont été commis par des gardes champêtres ou forestiers, ou des officiers de police, à quelque titre que ce soit, la peine d'emprisonnement sera d'un mois au moins, et d'un tiers au plus en sus de la peine la plus forte qui serait appliquée à un autre coupable du même délit.
Algemeene bepaling.
Disposition générale.
463. In alle de gevallen, waarin de straf van gevangenis bij dit Wetboek gesteld wordt, worden de vierscharen gemagtigd om, bijaldien het veroorzaakte nadeel geen vijf en twintig franken te boven gaat, en bijaldien de omstandigheden het wanbedrijf schijnen te verkleinen, de gevangenis zelfs tot beneden de zes dagen, en de boete zelfs (tot) beneden de zestien franken te verminderen. Zij zullen ook de eene of de andere dezer straffen afzonderlijk mogen wijzen, zonder dat zij (echter) in eenig geval beneden de bloote policie-straffen mag zijn.
463. Dans tous les cas où la peine d'emprisonnement est portée par le présent Code, si le préjudice causé n'excède pas vingt-cinq francs, et si les circonstances paraissent atténuantes, les tribunaux sont autorisés à réduire l'emprisonnement, même au-dessous de six jours, et l'amende, même au-dessous de seize francs. Ils pourront aussi prononcer séparément l'une ou l'autre de ces peines, sans qu'en aucun cas elle puisse être au-dessous des peines de simple police.
Het art. 463 van het Wetboek van Strafregt kan worden toegepast ook dan wanneer de toegebragte schade de 25 francs te boven gaat, of tegen het wanbedrijf in het Strafwetboek slechts enkele geldboete is bedreigd. Het is toepasselijk in de gevallen van de (volgende) artikelen dezer wet: Art. 5, bij de correctionele straffen, die de straf van de kaak vervangen. Art. 6, bij de correctionele straffen, die de straf van ontzetting van burgerschapsregten vervangen. Art. 10, bij de correctionele straffen, bedreigd op poging tot misdaad. Art. 11, bij herhaling van misdaad of wanbedrijf. Art. 12, bij herhaling na voorafgaande veroordeeling door den militairen strafregter. Art. 14, bij de correctionele straffen, gesteld op misdaden, die volgens deze wet (29 Junij 1854) met correctionele straffen bedreigd worden. Art. 15, bij de correctionele straffen,bij deze wet (29 Junij 1854) gesteld op de gewelddadigheid jegens wettige of natuurlijke ouders of jegens grootouders.
Art. 16, bij de correctionele straffen, bij deze wet (29 Junij 1854) gesteld op diefstallen, voorzien bij art. 388 van het Wetboek van Strafregt.
Art. 17, bij poging tot misdaden, welke volgens de wet (29 Junij 1854) correctioneel strafbaar worden. Art. 18, bij de straffen op diefstallen,
welke met minder straf bedreigd worden, dan bij art. 401 van het Wetboek van Strafregt bepaald is. Art. 19, bij de correctionele straffen, door deze wet (29 Junij 1854) op de landloopers en bedelaars, bedreigd.
Art. 6, wet 29 Junij 54, Stbl. 103.
De misdrijven, door deze wet ter kennisneming der kantonregters gebragt, verliezen hun kenmerk van wanbedrijf niet; — (derhalve is ook daarop het artikel 463 van het Wetboek van Strafregt toepasselijk).