Naar inhoud springen

Architectura/Jaargang 1/Verslag der 37e Algemeene, tevens 980e Gewone Vergadering, gehouden op Woensdag den 21en December 1892, in het Genootschapslokaal

Uit Wikisource
Architectura et Amicitia
Auteur(s) Th.L.D. Smeele, J.A. van der Sluijs Veer, C.W. Nijhoff, J.C.D. di Gazar en anoniem
Datum 7 januari 1893
Titel Architectura et Amicitia. Verslag der 37e Algemeene, tevens 980e Gewone Vergadering, gehouden op Woensdag den 21en December 1892, in het Genootschapslokaal
Tijdschrift Architectura
Jg, nr, pg 1, [zonder nummer], I-IV
Opmerkingen Herman Gerard Jansen vermeld als H.G. Jansen, Jan Leliman als J.H. Leliman, Abraham Salm als A. Salm, Abraham Nicolaas Godefroy als A.N. Godefroy, Johan Godart van Gendt als J.G. van Gendt A.Lzn., Cornelis Willem Hendrik Verster van Wulverhorst als C.W.H. Verster, Willem Kromhout als W. Kromhout Cz., Herman Walenkamp als H. Walenkamp, Hans Vredeman de Vries als H. Vredeman de Vriese, Gerrit van Arkel als G. van Arkel, Hendrik Petrus Berlage als H.P. Berlage Nz., Joseph Cuypers als Jos.Th.J. Cuypers, Frits van Gendt als F.W. Van Gendt JGz., Jacobus Alida van der Kloes als J.A. Van der Kloes
Brontaal Nederlands
Bron tresor.tudelft.nl
Auteursrecht Publiek domein

[I]


ARCHITECTURA ET AMICITIA.


VERSLAG


der 37e Algemeene, tevens 980e Gewone Vergadering, gehouden op Woensdag den 21en December 1892,


in het Genootschapslokaal.


      Tegenwoordig de Eere-Voorzitter en 5 Bestuursleden.
      De Voorzitter, de heer J. Ingenohl, is wegens ongesteldheid afwezig.
      De Vice-Voorzitter, de heer H. G. Jansen, leest bij ontstentenis van den Voorzitter, de volgende, door laatstgenoemden opgestelde reden voor:
                  Mijne Heeren!
      Ik heet U van harte welkom in deze jaarlijksche algemeene vergadering.
      Met den wel wat weidschen titel „openingsrede van den Voorzitter” is punt a van de agenda voor hedenavond aangekondigd. Daarvan kon men heel wat denken. Verwacht echter niet van mij een lange redevoering te hooren, vol met mooie woorden en complimenten. Ik heb U slechts weinig te zeggen, het bestuur zal straks meer spreken door middel van de jaarverslagen. Toch vind ik het eene goede gewoonte om den Voorzitter vooraf een bijzonder woord tot de leden te doen richten, omdat, afgescheiden van die verslagen, die uit den aard der zaak slechts in hoofdzaak feiten en droge cijfers kunnen bevatten, den Voorzitter daardoor de gelegenheid wordt geboden een persoonlijk woord te spreken over den toestand der vereeniging, in verband met de overgang van het oude in het nieuwe jaar. En nu weten wij allen, dat het nu bijna afgeloopen jaar rijk aan gebeurtenissen voor onzen kring is geweest, die op de toekomst van grootcn invloed moeten zijn.
      Ik herinner dan in de eerste plaats aan het aftreden als Voorzitter van den man, die meer dan een derde gedeelte van zijn leven met hart en ziel aan de belangen van het genootschap heeft gewerkt, een man die bovendien in de kunstwereld zich een naam mocht verwerven, zooals voor weinigen is weggelegd. Dat was ongetwijfeld een groot verlies, maal toch de basis was te hecht om daardoor het gebouw ook maar een oogenblik te doen wankelen. Men begreep dat moest worden gehandeld, vooral nu, daar belangrijke hervormingen van administratieven aard moesten worden voorbereid en tot stand gebracht. En er werd gehandeld. Zoo werd een nieuwe wet ontworpen waarvan ik met voldoening constateer, dat zij bij dc eindstemming door alle aanwezige leden werd aangenomen, een stilzwijgende hulde aan hen die zich met de samenstelling van de concept-wet veel moeite hadden getroost.
      Zoo is ook het contract met de nieuwe uitgevers van ons genootschapsorgaan tot stand gekomen, waarvan de, naar ik hoop, gelukkige metamorphose te danken is aan de beide bestuursleden, die met de voorbereiding van die zaak waren belast en het genootschap daarbij zoo uitmuntend hebben vertegenwoordigd.
      Mijne Heeren! wij allen hopen natuurlijk van harte, dat wat tot stand is gebracht goede vruchten zal mogen dragen, en dat het genootschap onder die nieuwe wet steeds zal blijven groeien en bloeien, maar om dat doel te bereiken is toch meer noodig dan nieuwe wetten en contracten, voornamelijk iets wat niet bij meerderheid van stemmen is te verkrijgen: de eensgezindheid, zoo noodig om art. 1 van die wet, het doel van het genoot schop, volkomen te kunnen uitvoeren. En ofschoon nu art. 2 genoeg middelen opsomt om dat doel te bereiken, zijn toch juist al die middelen ondoeltreffend, wanneer niet eendrachtig wordt samengewerkt, om de kern vast en onverdeeld te doen zijn. Natuurlijk; wrijvig van gedachte en verschil van opinie moeten en zullen altijd blijven bestaan, vooral in onzen kring, waarin telkens nieuwe vraagstukken worden besproken, vooral in ons vak, een kunstvak waarbij persoonlijke smaak en inzicht zoo dikwijls op den voorgrond treden. Maar dat kan en moet gepaard gaan met waardeering van elkaars gevoelen en het behouden van het dikwijls zoo moeilijk te begrijpen onderscheid tusschen personen en zaken.
      Laat ons hopen dat het genootschap in die richting zal kunnen werkzaam zijn, dan gaat het ongetwijfeld een schoone toekomst tegemoet. Dc kern, het inwendige vereenigingsleven, eendracht en gezelligheid blijve in onzen kring bewaard, om de naar buiten werkende kracht in ons artistiek genootschap steeds meer en meer voedsel te kunnen geven.
      Ik heb de eer met deze woorden de vergadering tc openen.


VERSLAG VAN DEN len SECRETARIS.


BESTUUR.


      Met het begin van het Genootschapsjaar 1892 was het Bestuur samengesteld als volgt:
            J. H. LELIMAN, Eere-Voorzitter.
            JAN SPRINGER, Voorzitter.
            J. INGENOHL, Vice-Voorzitter.
            C. W. NIJHOFF, 1e Secretaris.
            KAREL MULLER, 2e Secretaris.
            J. A. VAN DER SLUIJS VEER, Penningmeester.
            J. C. D. DI GAZAR, Bibliothecaris-Archivaris.
      In den loop van het jaar bedankten dc heeren Jan Springer en Karel Muller voor hunne functies en werden als nieuwe bestuursleden benoemd de hecren H. G. JANSEN enTh. L. D. Smeele. Nadat de heer A. Salm G.Bzn. intusschen tot Voorzitter was benoemd geworden, maar om gezondheidsredenen voor deze benoeming meende te moeten bedanken, werd de heer J. Ingenohl als zoodanig gekozen, terwijl de heer H. G. Jansen zich met het Vioe-Voorzitterschap belastte en de heer Th. L. D. Smeele het 2e Secretariaat waarnam.


BUITENGEWONE EERE-LEDEN.


      Het aantal buitengewone Eere-leden bleef 3.


EERE-LEDEN.


      Het aantal Eere-leden bleef, evenals het vorig jaar, 16.


DONATEURS.


      Het aantal donateurs bleef eveneens onveranderd, dus 12.


KUNSTLIEVENDE LEDEN.


      Dit ledenaantal werd van 34 op 30 teruggebracht.


GEWONE LEDEN.


      Dit ledenaantal is iets toegenomen en van 124 tot 130 gestegen.


BUITENLEDEN.


      Het aantal buiten-leden is eenigszins verminderd. Het werd van 180 op 160 teruggebracht. Naar wij kunnen verwachten is deze vermindering eene tijdelijke en slechts het gevolg van de nieuwe regeling van de uitgave van het Genootschapsorgaan, die enkelen voor het oogenblik in het onzekere laat welk bouwkundig weekblad hun voor het vervolg het meeste belang zal inboezemen.


VERGADERINGEN.


      Met inbegrip van de algemeene vergadering werden in het afgeloopen jaar 19 bijeenkomsten gehouden. De bijdragen op deze vergadering waren de volgende:
      Den 6en Januari hield de heer N. Van Harpen eene lezing, getiteld „de Kunst en hare roeping”.
      Den 20en Januari gaf de heer H. G. Jansen eene bijdrage over „antieke polychromie”.
      Den 3en Februari behandelde de heer A. N. Godefroy eenige werken van Hendrik de Keijzer, die niet in het plaatwerk van Salomon de Braij zijn opgenomen.
      Den 17en februari gaf de heer J. G. Van Gendt A.Lzn. eene verhandeling over „het Asphaleia-theater in Weenen”.
      Den 2en Maart werd de bijeenkomst geheel aan huishoudelijke besprekingen gewijd.
      Den 16en Maart gaf de beer W. C. Bauer een vervolg op zijne in het vorig jaar gehouden bijdrage „Kunst en hervorming”.
      Den 30en Maart werd het onderwerp „De kunst en het publiek” door den heer J. Ingenohl behandeld.
      Den 18en April gaf de heer Ferd. Stieltjes eene verklaring van „Edison’s fonograaf”, toegelicht door proeven.
      Den 4en Mei gaf de heer C. W. H. Verster eene bijdrage over „miniauurkunst en heraldiek”.
      Den 7en September herdacht de heer J. H. Leliman in eene causerie wijlen den heer J. A. Rooscboom, architect en onderwijzer in de bouwkunst te Amsterdam, en hield daarna eene lezing over „Bouwkunst, ambacht en onderwijs.”
      Den 21en September gaf de heer W. Kromhout Cz. eene studie over „het rationalisme in Frankrijk”.
      Den 5en October koos de heer J. C. D. di Gazar „de Indische bouwkunst” als onderwerp voor eene verhandeling.
      Den 19en October hield de heer J. A. Van der Sluijs Veer eene lezing over „Dresden en Leipzig”.


[II]


ii


ARCHITECTURA.


7 Januari 1893.


      Den 2en November gaf de heer L. J . Rijnink eene bijdrage over „het eikenhout en zijne gebreken”.
      Den 9en November werd in eene bijzondere vergadering de wetsherziening behandeld”.
      Den 16en November werd de behandeling der wetsherziening voortgezet.
      Den 30en November behandelde de heer H. Walenkamp de verhouding van opzichters en teekenaars tot de architecten, de openbare aanbestedingen enz. in eene bijdrage, getiteld „Mistoestanden”.
      Den 14en December werd de behandeling der nieuwe wet (het huishoudelijk reglement) tot een eind gebracht.
      Den 21en December werd de algemeene vergadering gehouden.


      De kunstbeschouwingen op deze vergaderingen gegeven, waren de volgende:
      Op den 6en Januari door den heer W. Kromhout Cz. „Fotografiën uit Spanje”.
      Op 20 Januari door den heer H. B. Bonda „Fantaisie-décoratives” van Habert Dijs.
      Op 3 Februari; „Prenten en platen van H. Vredeman Vriese en anderen” door den heer A. N. Godefroy.
      Op 17 Februari door den heer J. L. Van Gendt A.Lzn. teekeningen van het „Asphaleia-theater” te Weenen.
      Op 30 Maart door den heer G. A. Zeeman „Fotografiën naar oude Italiaansche schilder- en beeldhouwwerken.”
      Den 4en Mei door den heer C. H. W. Verster, eene uitgebreide collectie miniaturen, zegels, platen en fotografiën op miniatuurkunst en heraldiek betrekking hebbende.
      Op 7 September door den heer J. H. Leliman „Ontwerpen en teekeningen van J. A. Rooseboom” en door den heer W. Van Boven „Het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem”.
      Op 5 October door den heer J. F. W. Stom „Illustraties van Mars”.
      Op 19 October door den heer J. Koffieberg „Theâter Flamand à Bruxelles” door Jean Baes, en door den heer C. W. Nijhoff „Fotografiën vau Dresden en Leipzig”.
      Op 2 November door den heer J. C. D. di Gazar „Bilderschatz für das Kunstgewerbe”, uitgegeven door Julius Hoffmann.


PRIJSVRAGEN.


      Voor het jaar 1892/93 werden de volgende prijsvragen uitgeschreven:
      1e Algemeene prijsvraag: „Eene monumentale brug over eene rivier”. Prijs f 100; premie f 40.
      2e Algemeene prijsvraag: „Eene Protestantsche dorpskerk”. Prijs f 75.
      3e Algemeene prijsvraag: „Eene marquise van gesmeed ijzer. Prijs f 50.
      1e Gewone prijsvraag: Een buffet voor een eetzaal. Prijs f 40.
      2e Gewone prijsvraag: Een hoofd voor een aan de bouwkunst gewijd weekblad. Prijs f 25.
      Verder werden op verzoek der commissiën voor de tentoonstellingen van Nationale Nijverheid en van Landbouw in Juni 1893 te Winschoten te houden, twee prijsvragen uitgeschreven voor diploma’s op deze tentoonstelling betrekking hebbende. Voor beide diploma’s werden uitgeloofd een eerste prijs van f 75 en tweede prijs van f 25.
      Al deze prijsvragen zullen worden beoordeeld door eene Jury, bestaande uit de heeren G. Van Arkel, H. P. Berlage Nz. en Jos. Th. J. Cuijpers, allen te Amsterdam.


EXCURSIE.


      De janrlijksche excursie werd, in vereeniging met de Vereeniging „Architectura” te ’s-Gravenhage, gehouden naar Leiden en Katwijk aan Zee in den maand Augustus. De tocht geschiedde per stoomboot.


BIJZONDERE MEDEDEELINGEN.


      Het contract tot uitgave van het Genootschapsorgaan „de Opmerker”, gesloten met den heer F. W. Van Gendt JGz. te ’s-Gravenhage, dat met ulto. December 1892 zal zijn afgeloopen, is niet hernieuwd geworden.
      Het Genootschap zal thans vanaf 1 Januari 1893 een weekblad uitgeven onder den titel van „Architectura” orgaan van het Genootschap „Architectura et Amicitia”. Dit orgaan zal bestaan uit twee gedeelten, het eerste deel onder reductie van het genootschap, het tweede (het technisch gedeelte) onder redactie vun den heer J. A. Van der Kloes, leeraar aan de Polytechnische school te Delft. De uitgave zal geschieden door de firma J. Van der Endt & Zn., uitgevers te Maassluis.
      De uitgave van het plaatwerk „de Architect” gaat geregeld door en heeft veel succes.
      Met 1 Januari 1893 zal eene nieuwe Genootschapswet in werkiug treden, die in het afgeloopen jaar werd voorbereid.
      Van het Societeitslokaal werd weinig gebruik gemaakt. De vergaderingen werden echter goed bezocht en met belangstelling bijgewoond.


De 1e Secretaris,


C. W. NIJHOFF.


VERSLAG VAN DEN 2den SECRETARIS.


Redactie-commissie voor de uitgave van het orgaan „de Opmerker”, van het plaatwerk „de Architect” en de Kalender.


      Volgens artikel 40 van onze Gcnootschapswet rust op mij de vcrplichting U heden avond verslag uit te brengen over de werkzaamheden van bovengenoemde Commissie.
      Zij bestond bij den aanvang van 1892 uit de Heeren: Jan Springer Voorzitter, Jonas Ingenohl, Vice-Voorzitter, C. W. Nijhoff, J. A. v. d. Sluijs Veer, J. C. D. Di Gazar, M. de Jongh, W. Kromhout Czn., Paul J. de Jongh en Karel Muller Secretaris.
      In den loop van het jaar traden de Voorzitter en dc Secretaris af. Deze plaatsen werden vervuld door de heeren J. Ingenohl, als Voorzitter, H. G. Jansen, als Vice-Voorzitter en Th. L. D. Smeele, als Secretaris. Het permanent bureau van Redactie bestaat uit de heeren J. Ingenohl, M. de Jongh, W. Kromhout Cz. en Paul J. de Jongh, waarvan de heer Kromhout zich hoofdzakelijk met de leiding van „de Architect” belastte. Indien U. M. H. nagaat welke werkzaamheden er vereischt en hoeveel tijd er besteed moet worden om een orgaan te redigeeren, zult gij met mij moeten instemmen, dat die taak een zeer moeilijke en uitgebreide is. De bloei van het Genootschap staat ten nauwste hiermede in verband; het blad spreekt voor ons tot de buitenwereld en prikkelt de belangstelling. Het is een macht die wij in handen hebben, en die wij hoog moeten houden en waardeeren.
      „De Opmerker” kwam geregeld uit en niettegenstaande de groote moeilijkheden, die de gecombineerde redactie opleverde, heeft het permanent bureau steeds voet bij stuk gehouden en mag dien heeren een woord van hulde niet onthouden worden voor den bclangloozen ijver voor den bloei van het Genootschap aan den dag gelegd.
      Vele werkzaamheden heeft de commissie dezen zomer gehad, vooral met het doen slagen van de onderhandelingen voor een nieuw orgaan. Dit was geen gemakkelijke taak en ik acht mij verplicht U hierop te wijzen en tevens dank te brengen aan de hecren Jansen en Nijhoff, die hoofdzakelijk deze onderhandelingen geleid hebben. Met vreugde wijs ik U dan ook op ons nieuw orgaan „Architectura”, een orgaan dat zoowel het praktische als het kunstgedeelte van ons vak ten volle zal behartigen en er kan niet genoeg op medewerking aangedrongen worden om, door dit nieuwe orgaan, dat in den volsten zin des woords het onze is, het Genootschap tot steeds hoogeren bloei te brengen.
      De uitgave van het plaatwerk „de Architect” is geregeld voortgezet Het wordt meer en meer bekend, ja, zelfs is het reeds een periode van bloei ingetreden, want, zooals U straks van den penningmeester zult vernemen zal het dit jaar voor het eerst een kleine bate afwerpen. Vooral nu zij het U aanbevolen, om het te blijven steunen met Uwe medewerking, want de goede krachten in ons Genootschap aanwezig zijn vele.
      De kalender werd dit jaar versierd met een vignet van den heer J . Stuijt.
      Het is mij ten slotte een aangename taak U namens de commissie dank te betuigen voor uwe gewaardeerde medewerking, zoowel voor de Redactie als voor bet plaatwerk, met de overtuiging, steeds op uwen steun te kunnen blijven rekenen.


VERSLAG VAN DE COMMISSIE TER BEHANDELING VAN BEPAALDE VAKKEN EN TER OPLOSSING VAN VRAGEN.


      Deze commissie bestond bij het begin des jaars uit de heeren Jan Springer, Voorzitter, A. C. Boerma, J . Ingenohl, H. G. Jansen, M. de Jongh, C. W. Nijhoff, L. J . Rijnink, J. A. Van der Sluijs Veer en Karel Muller, Secretaris.
      De ontstane vacatures, door het aftreden van de heeren Springer en Muller, werden vervuld door de heeren J. Ingenohl als Voorzitter en Th. L. D. Smeele als Secretaris.
      De Commissie belastte zich met het opmaken der programma’s voor de Genootschapsprijsvragen 1892/1893 en de prijsvraag voor twee diploma’s, betrekking hebbende op de tentoonstellingen van Nationale Nijverheid en van Landbouw in 1893 te Winschoten te houden.
      Verder nam de Commissie de ingekomen vragen in ontvangst die haar ten getale van 19 werden toegezonden.
      De vragen waren de volgende:
      1e. Wat zijn goede regels voor eene fraaie verdunning van kolomschachten? (Beantwoord door den heer A. N. Godefroy, zie „Opmerker” 30 April 1892.)
      2e. Welke is de beste methode om O. I. inkt uit calqueerpapier weg te maken en met wat is vloeibare O. I. inkt op te lossen?
      3e. Is het noodig om bij zandsteen-constructies koperen doken te gebruiken? Zoo ja, waarmede moeten die worden aangegoten, met lood, tin of zwavel? (Beantwoord door den heer L. J. Rijnink, zie „Opmerker” 30 April 1892.)
      4e. Wanneer een architect binnen 10 jaar na de voltooiing van een zijner werken sterft, zijn dan de erven aansprakelijk voor de eventueel aan den


[III]


7 Januari 1893.


ARCHITECTURA.


III


dag komende gebreken gedurende het restant der 10 verantwoordelijkheidsjaren?
      5e. In dc „Ambachtsman” van 12 Maart j.l. komt een artikel voor over metselen tijdens vorst, en beveelt de schrijver aan gebruik te maken van ongebluschte kalk, die tijdens het metselen gebluscht moet worden, waardoor de ontstane warmte den invloed van vorst neutraliseert. Verdient deze wijze van metselen aanbeveling of niet?
      6e. Waardoor onderscheidt zich een proefslot van andere kamerdeursloten, en wat is het onderscheid tusschen een heel en een half proefslot? (Beantwoord, zie „Opmerker” 24 Sept. 1892.)
      7e. Er wordt verzocht eene eenigszins beschrijvende opgaaf van waterfilters of wel opgave van een of ander werk, waarin waterfilters worden beschreven. (Beantwoord door den heer L. J. Rijnink zie „Opmerker” 1892.)
      8e. Dezer dagen is de balconvloer van het paleis (stadhuis) op den Dam hersteld en wel met zink. Dank zij de zorgen van de gewapende macht is het mij niet mogen gelukken het no. te weten te komen. Is dit materiaal geschikt om monumentale gebouwen voor ondergang te bewaren? Wordt het misschien meer toegepast op plaatsen, die voor het oog niet zichtbaar zijn? Zoo ja, ligt het niet op den weg van het Genootschap om tegen dergelijke misplaatste zuinigheid te protesteeren?
      9e. Heeft een fotograaf het recht fotografiën in den handel te brengen van een bouwwerk, zonder toestemming van den architect of eigenaar van bedoeld bouwwerk?
      10e. Tot de buiten-pleisterwerken behooren het maken van al de aan te geven banden, sluitsteencn, lijsten, plint enz., aan den voorgevel. Dit alles te maken in portland-cement. Van kunstzandsteen, 11 consoles, 6 consoles, 4 consoles en 1 pinakel. Kan men nu verlangen dat al deze werken in den kleur van zandsteen bewerkt worden, of kun men onder portland-cement, werken ook kunstzandsteenwerken verstaan? (Beantwoord in de vergadering van 2 November 1892.)
      11e. Wat is de reden dat vele blauwe Woerdsche pannen spoediger doorregenen en afschilferen dan de roode pannen van hetzelfde fabrikaat?
      12e. Metsel- en voegwerk, door bouwondernemers gedurende de wintermaanden uitgevoerd (z.g. revolutiewerk) blijkt tijdens de uitvoering beter bestand te zijn tegen vorst dan het in dienzelfden tijd met zorg en onder toezicht gemaakt metsel- en voegwerk. Hoe komt dat?
      13e. Wanneer op een detailteekening de indeeling Van een trap foutief is aangegeven door den teekenaar op het bureau, en de opzichter de uitvoering naar deze teekening heeft laten geschieden, wie is dan aansprakelijk voor de ontstane schade, de teekenaar of de opzichter. (Beantwoord in de Vergadering van 16 Nov. 1892.)
      14e. Kan men met een tonmolen, welke te lood staat en als het aan kracht niet ontbreekt, het water naar boven voeren?
      15e. Hoe kan men van beschilderd glas constateeren of de kleuren ingebrand of alleen opgebracht zijn?
      16e. Kan men verf- of decoratiewerk als duurzaam werk in lijmverf op een laag olieverf aanbrengen, of is het een vereischte om met lijmverf op hout te beginnen. (Beantwoord door den heer A. H. Trautwein, zie „Opmerker” 17 Dec. 1892.)
      17e. Wordt er voor de prijsvraag van eene Protestantsche dorpskerk, door het Genootschap uitgeschreven, niet te veel werk gevraagd? Kan de prijs niet verhoogd of het werk verminderd worden? (Beantwoord door het Bestuur; zie mededeelingen „Opmerker” 31 Dec. 1892.)
      18e. Wat is het verschil tusschen kalk- en zandsteen? Waaraan zijn beide te herkennen?
      Bovengenoemde vragen zullen, voor zooverre zij nog niet beantwoord zijn en voor beantwoording in aanmerking kunnen komen door de vak- en vragencommissie in behandeling genomen worden.


De 2e Secretaris,


Th. L. D. SMEELE.


BEREKENING EN VERANTWOORDING OVER HET JAAR 1892.


ONTVANGSTEN. Bedrag. UITGAVEN. Bedrag.
Saldo te goed van Contributie enz. 1887, 1888 ƒ  20 Nadeelig saldo over 1891 ƒ 257 61½
Saldo te goed van Contributie over 1891 ƒ 121 Salaris en voorschotten bode ƒ  204 12
Entreegelden ƒ 21.–     Lokaalhuur en Assurantie ƒ 508 20
Hiervan nog te innen ƒ 6.–     Drukwerken ƒ 159 73
  ƒ 15 id.[em] 1891 ƒ 15
Contributie van gewone leden ƒ 1536   Aflossing leeningen 1884, 86 en 91 ƒ 600
Hiervan nog te innen en non valeurs ƒ 168.–   Bibliotheek met inbinden van boekwerken, enz. ƒ 161 83
  ƒ 1368 Voorschotten met inbegrip van:  
Contributie van buitenleden ƒ 1372.50         innen der contrubutien van buitenleden, briefporten, reiskosten betreffende onderhandeling orgaan, enz. ƒ 188 81½
Hiervan nog te innen van non valeurs ƒ 45.–   Voorschotten redactie met inbegrip van:  
  ƒ 1327 50 briefporten, reiskosten enz ƒ 51 65
Contributien van Vereenigingen (buitenlid) ƒ 52 50 Prijsvragen ƒ 60
id. van Kunstl. leden ƒ 350.–   Uitgave Weekbl. „de Opmerker” ƒ 1644 69
      één overleden ƒ 10.–   Uitgave plaatwerk „de Architect”  
  ƒ 340       2e jaarg. afl. 3–6 ƒ 760 74
Hiervan nog te innen ƒ 5.50         3e jaarg. afl. 1–3 ƒ 859 22
  ƒ 21 60 Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst en afdeeling ƒ 17
Donatiën ƒ 138 Schetsclub ƒ 6 90
Weekblad „de Opmerker” ƒ 200 Lezing Verster met tentoonstelling ƒ 50 85
Plaatwerk „de Architect”   Excursie ƒ 282
1e jaarg. (Supplementlijst) ƒ 104 Saldo ƒ9 89
2e jaarg. Afl. 1–3. ƒ 58 50  
2e jaarg. Afl. 3–6. ƒ 1004.50  
Hiervan nog te innen en non valeurs ƒ 34.–  
  ƒ 970 50  
3e jaarg. Afl. 1–3. ƒ 926.–  
Hiervan nog te innen en non valeurs ƒ 73.–  
  ƒ 853  
Restitutie port Architect ƒ 3  
Excursie ƒ 282.–  
Hiervan nog te innen. ƒ 9.95  
  ƒ 272 03  
Boetegelden leescirkel ƒ 12 60  
Totaal   ƒ 5877 25 Totaal ƒ 5877 25


Gezien: de commissie ter verificatie,
      (get.) E. J. VAN DIJK.
      (get.) H. J. WALLE Jzn.
      (get.) G. A. ZEEMAN.


      Aldus opgemaakt,
Amsterdam, 16 December 1892.
            De Penningmeester,
      (get.) J. A. VAN DER SLUIJS VEER.


[IV]


IV


ARCHITECTURA.


7 Januari 1893.


BEGROOTING VOOR HET JAAR 1893.


ONTVANGSTEN. Bedrag. UITGAVEN. Bedrag.
Voordeelig saldo 1892. ƒ 9 89 Salaris en voorschotten bode ƒ 200
Contributiën van gewone leden ƒ 1416 Lokaalhuur en Assurantie ƒ 508 20
Contributiën van buitenleden ƒ 1162 50 Drukwerken ƒ 250
Contributiën van Vereenigingen (kunstl. buitenlid) ƒ 60 Renteleening 1886 ƒ 36 50
Contributiën van Kunstl. leden ƒ 320 Aflossing van leeningen ƒ 200
Donatiën ƒ 128 Bibliotheek, incl. inbinden, boekwerken enz. ƒ 200
Uitgave plaatwerk „de Architect” (3e jaarg. afl. 3–6, 4e jaarg. afl. 1–3.) ƒ 1725 Voorschotten bestuur met inbegrip van:  
Boetegelden leescirkel ƒ 5       innen der contributiën van buitenleden, briefporten enz. ƒ 140
Nog te innen posten van 1892 ƒ 179 56 Voorschotten redactie met inbegrip van:  
        Reiskosten, briefporten enz. ƒ 90
        Prijsvragen ƒ 325
  Uitgave Weekbl. „Architectura” ƒ 180
  Platen voor id. ƒ 200
  Uitgave plaatwerk „de Architect” (3e jaarg. afl. 3–6, 4e jaarg. afl. 1–3) ƒ 1640
  Excursie ƒ 1
  Lidmaatschap, Maats. tot bevordering der Bouwk. en Afd. ƒ 17
  Schetsclub ƒ 1
  Onvoorziene uitgaven ƒ 17 30
Totaal ƒ 5006 Totaal ƒ 5006


Aldus vastgesteld op de Algemeene vergadering
21 December 1892.
            De Penningmeester,
      (get.) J. A. VAN DER SLUIJS VEER.


VERSLAG VAN DEN BIBLIOTHECARIS ARCHIVARIS.


            Mijne Heeren!
      Voldoende aan mijne jaarlijksche taak, U verslag uit te brengen over den toestand van de bibliotheek en het Archief, heb ik de Eer U het volgende mede te deelen:
      De voor de leestafel en daarna voor den leescirkel bestemde tijdschriften waren dit jaar:
      „De Ingenieur”.
      „De Ambachtsman”.
      „Het Bouwkundig Weekblad”.
      „Het Bouwkundig Tijdschrift”.
      „Het Maandbl. v. Teekenonderwijs”.
      „La Construction Moderne”.
      „Deutsche Bauzeitung”.
      „Wiener Bauindustrie-Zeitnng”.
      „The Architect.”
      „De Nieuwe Gids”.
      „Materiaux et Documents”.
      „l’Emulation”.
      „Der Formenschatz”.
      „Architectonische Rundschau” en
      „het Weekbl. „de Amsterdammer”.
      In ruil voor het Genootschapsorgaan werden ontvangen:
      „De Schilder” en „de Portefeuille”.
      „Voor leestafel en bibliotheek werden in ruil ontvangen:
      De stukken van „The Royal Institute of British Architects”, „de Annnles de l’Ecole Polytechnique de Delft,” het tijdschrift en weekblad van de „Vereeniging van Architecten te Budapest” en de dagbladen „de Amsterdammer” en „de Amsterdamsche Courant”.
      Voor de Bibliotheek werd dit jaar aangekocht:
      „Onze Bouwmaterialen”, door J. A. Van der Kloes (afl. 27–30).
      „Geschiedenis van Amsterdam”, door J. ter Gouw (8e. deel 1e. stuk).
      „Noord-Hollandsche Oudheden”, beschreven en afgebeeld door G. Van Arkel en A. W. Weissman (1e deel „West-Friesland”).
      „Architectur Skizzen”, van Otto Rieth.
      „Bouwwerken”, bijeengebracht door Leden der Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst, ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan.
      „Academy Architecture and annual Architectural Review”, (Jaarg. 1892.)
      „Het schijnconcours voor ’s Rijksmuseum”. De waarheid volgehouden tegen Jhr. Mr. Victor de Stuers; Brochure door Mr. N. de Roever.
      en „Mr. N. de Roever en de minister Heemskerk”. Brochure door Jhr. Mr. Victor de Stuers.
      Ten geschenke ontving het Genootschap dit jaar:
      van den Heer J. H. Leliman:
      „L’Hôtel de Ville à Leide”. Geb. uittreksel uit het plaatwerk „Oude bestaande gebouwen der Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst.”
      van den Heer L. J. Rijnink:
      „de bestekteekeningen van het Station Vlissingen Haven.”
      „De Amsterdamsche Boulevards”. Brochure; geschenk van de Schrijvers, de Heeren A. W. de Flines en J. F. Von Glahn.
      Verder de jaarverslagen, statuten, ledenlijsten enz. van verschillende binnen- en buitenlandsche Maatschappijen, Genootschappen, Vereenigingen enz.
      De Heer H. G. Bom zond ons geregeld de catalogi van belangrijke boekverkoopingen.
      De Heer J. A. Van der Sluijs Veer gaf evenals de vorige jaren de „Fliegende Blätter” ten geschenke voor de leestafel, een beleefdheid, die zeer op prijs wordt gesteld.
      De „Leescirkel” maakte hare loop, behoudens het ontvreemden van Portefeuille No. 1886 uit de kar van den Bode, in goede orde.
      Het bereikte Portefeuillenummer bedraagt 1927.
      Van de Bibliotheek werd dit jaar door Heeren Leden druk gebruik gemaakt. Het aantal uitgeleende nummers bedraagt 47.


J. C. D. DI GAZAR,


            Bibliothecaris-Archivaris.


      Bij de hierop volgende verkiezingen werd het bestuur samengesteld als volgt:
            H. G. JANSEN, Voorzitter.
            G. A. ZEEMAN, Vice-Voorzitter.
            C. W. NIJHOFF, 1e Secretaris.
            Th. L. D. SMEELE, 2e Secretaris.
            J. A. VAN DER SLUIS VEER, Penningmeester.
            J. C. D. DI GAZAR, Bibliothecaris-Archivaris.
      Hei bureau van Redactie werd samengesteld uit de heeren H. G. JANSEN, G. A. ZEEMAN, W. KROMHOUT Cz., M. DE JONGH en PAUL J. DE JONGH.
      De Locaalcommissie werd herkozen en zal voor 1893 alzoo bestaan uit de heeren: PAUL J. DE JONGH, W. VAN BOVEN en C. L. VAN KESTEREN, Secretaris.
      Van de rentelooze bibliotheekleening van 1884 werden uitgeloot de nos. 2, 31, 6, 41 en 22, en van de 2½ pCt. leening van 1886 de nos. 32, 97, 75, 17 en 87.
      Nadat nog verscheidene sprekers het woord hadden gevoerd, werd de vergadering door den Voorzitter gesloten.