Naar inhoud springen

Bouwkundig Weekblad Architectura/Jaargang 55/Nummer 1/Gewapend betonnen skeletbouw met stijve kolommenwapening

Uit Wikisource
Gewapend betonnen skeletbouw met stijve kolommenwapening
Auteur(s) Anoniem
Datum 6 januari 1934
Titel Gewapend betonnen skeletbouw met stijve kolommenwapening
Tijdschrift Bouwkundig Weekblad Architectura
Jg, nr, pg 55, 1, 12
Brontaal Nederlands
Bron tresor.tudelft.nl
Auteursrecht Publiek domein

GEWAPEND BETONNEN SKELETBOUW MET STIJVE KOLOMMENWAPENlNG.

In de centra der groote steden is de grond duur en de architect moet er woekeren met de ruimte. In de eerste plaats zal hij worden verplicht, hoog te bouwen. Dit hooge bouwen zal tengevolge hebben, dat de steunpunten in de lager gelegen verdiepingen een zoodanigen omvang krijgen, dat hij genoodzaakt wordt, naar middelen te zoeken, om ook het volume van deze steunpunten te reduceeren.
Tenslotte eischen deze hooge bouwwerken een fundeering op een bodem met voldoende vermogen, om de enorme lasten op te nemen. In oude steden, waarin eeuwen achter elkaar, geslachten elkaar hebben opgevolgd, is de grond vaak sterk omgewoeld en moet vaak diep gegraven worden, om den natuurlijken, onberoerden, vasten bodem te vinden. Zoo staan in Weenen en in Parijs veel gebouwen even diep in den grond als daarboven. Sterker dan elders is de bodem van het heuvelachtige oude Rome doorgraven. Bovendien is de geaardheid van dien bodem nog zeer onregelmatig. In „Beton und Eisen” vinden we de beschrijving van een geval, waarbij in het centrum van Rome, een 37 M. hoog gebouw moest worden opgetrokken op een bodem, die vele meters hoog was opgehoogd. De keldervloer mocht niet meer dan 3.60 M. onder het straatpeil komen. Men loste het geval op, door op 5.20 M. diepte een doorgaande, door ribben versterkte gewapend betonnen plaat te maken, die, het eigen gewicht medegerekend, een druk op den bodem bracht van 1.3 K.G./c.M2. De ontgraving geschiedde tot 5.80 M. onder straatpeil. Hierna werd, om de ongelijkheden in den bodem zooveel mogelijk te nivelleeeren, een gemiddeld 60 c.M. dikke grintlaag aangebracht waarop dan genoemde betonnen plaat gestort werd. Het moeilijkste vraagstuk was, het vaststellen van de bouwwijze der verticale dragende deelen. Deze moesten in de muren worden opgenomen en mochten niet voorspringen. Gezien de omstandigheid, dat de afstand der kolommen 7.50 M. bedroeg in de eene, en 5.60 M. in de andere richting, en een muurdikte van 40 c.M. niet mocht worden overschreden, kon men de gebruikelijke constructies niet toepassen. Ook dicht omwikkelde kolommen, gemaakt met edelcement, boden geen bevredigende oplossing.
Er bleef geen andere keuze over dan het toepassen van in beton gestorte en omwikkelde stalen kolommen, waartoe de talrijke gepubliceerde proefnemingen en in het bijzonder de publicaties van dr. Emperger voldoende aanwijzing gaven. Van groot belang bleef natuurlijk de oeconomische kant van de kwestie, want onder alle omstandigheden moest de voorkeur worden gegeven aan het systeem, dat als geheel genomen het goedkoopst was en niet de soliditeit in gevaar bracht.
Voor de stijf gewapende en op gebruikelijke wijze omwikkelde kolommen werd edelcement gebruikt, om de doorsnede zoo klein mogelijk te houden. De stijve landswapening bestond uit staal 37. De door omwikkeling te verkrijgen hoogere zekerheid is algemeen bekend, waarom er ook hier gebruik van werd gemaakt, zonder op de door deze omwikkeling verkregen verhooging van het draagvermogen acht te slaan.
De grootste kolombelasting bedroeg 290 ton. Hiervan werd rekenkundig aan het skelet 206 ton toegewezen en de rest van 84 ton aan het beton. De stijve wapening moest zoodanig worden gevormd, dat ze geen beletsel vormde voor een goede onderlinge verbinding van de verticale deelen met de horizontale; ze mocht voor de wapening der balken geen beletsel zijn. De keuze viel daarom op hoekijzers, versterkt door opgelegde strippen, waarbij het middelste derde gedeelte der kolommen geheel werd vrijgelaten. De ijzeren strippen werden op de buitenkanten der hoekijzers gelegd. De hoekijzers werden afzonderlijk gesteld, op afstanden van ongeveer 1 M., door de dwarsverbindingen verstijfd, dan omwikkeld en omkist, waarna het beton werd gestort.
In den kelder, waarin deze uiterste beperking van de afmeting der steunpunten van minder belang was, werden de gebruikelijke, zwak in de langsrichting gewapende betonnen kolommen met kwadraatvormige doorsnede toegepast. Van den beganegrond af, werden de hierboven beschreven stijf gewapende kolommen zoo lang toegepast, als slap gewapende omwikkelde gewapend betonnen kolommen van 40 × 40 c.M. niet goedkooper waren. De grens lag bij een belasting van 110 ton.

N.R.Ct.