Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/433

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
11
DER SPINNEN.

Aardig is het te zien, hoe zij daarbij, als het ware overeenkomstig met het zoogenoemde wasschen der huiskatten, als ook der vliegen, zich de monddeelen, de voelers en andere pooten weten te reinigen.

Of de spinnen ook drinken vond ik niet algemeen opgegeven. Wel is het bekend, dat zij alle, op zeer enkele soorten na, het water vermijden. En toch zal men zich misschien het volksverhaal te binnen brengen van eenen man, die, zoo men meende, vergiftigd werd door eene spin, die zich van de zoldering der slaapkamer had nedergelaten in een glas water, dat des nachts voor zijn bed had gestaan. Van deze vergiftigingswijze is voorzeker niets waar; maar van het drinken der spinnen moet ik de waarheid erkennen. Herhaaldelijk zag ik onze gewone tuinspinnen, die ik op een eilandje had geplaatst, hare palpen en voorpooten in het water dompelen en deze als het ware met de kaakhaken afstrijken of lekken. Nog duidelijker nam ik dit waar bij deze en andere huis- en tuinspinnen, wanneer ik het zand of de droog geworden aarde, waarboven ik ze bewaarde, met vochtige tuinaarde verwisselde. Spoedig daarop zag ik er verscheidene, die, om mij zoo uit te drukken, als in den grond schenen te bijten en wel met eene zekere gretigheid. Droppels water langs den rand van het glas afgevloeid, of in hare webben verdeeld, zag ik insgelijks onderscheidene malen en dit met de meeste zekerheid, door haar opgezogen worden. De gelegenheid tot deze waarneming, tot hiertoe slechts ter loops, onder anderen door starek, vermeld, doch in het algemeen niet bekend, komt misschien in de vrije natuur minder dan in gevangenschap voor, waar zij geen voedsel in overvloed vinden. Immers men weet dat zij, in den regel, de dieren welke zij tot voedsel bezigen, uitzuigen. Hebben zij derhalve bijv. vliegen in overvloed, zoo zal waarschijnlijk minder behoefte tot drinken bestaan. Hoe dit zij, dat ik vele mijner spinnen zeer lang in leven en welstand bewaard hield, schrijf ik voor een deel toe, dat ik ze nu en dan van eenige droppels water voorzie. Daar het nu vast staat, dat de spinnen drinken, verkrijgen de overigens hoogst fabuleuse verhalen, over het opdrinken van de olie uit de kerklampen te Parijs en te Milaan (zie murray) door groote huisspinnen, toch eenige beteekenis. Een paar malen echter heb ik