Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/227

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
201
DE MOEDERLIEFDE IN DE NATUUR.

water in zijne verwarmde kamer, en nu ontkiemden de bladen nog eene maand vroeger, maar tegelijk hiermede vertoonden zich ook de jonge bladluizen[1]. Wie erkent niet in deze verwonderlijke overeenstemming eene ware moederzorg in de natuur ook voor de geringste schepselen, zonder welke zij meestal, uit gebrek van het eerste sappige groen, hun voedsel zouden moeten missen en allen vergaan? Die insecten echter, wier jongen nog in den zomer uitkomen, leggen hunne eijeren op de bladen zelve, als wisten zij, dat hier de voorzorg niet noodig was om deze om de takjes te spinnen.

Somwijlen is niet alleen het voedsel, maar zelfs de middenstof verschillende, waarin zij leven. Zoo leven de maskers van gaasvliegen, van het haft, van verschillende soorten van muggen en van meer andere insecten in het water, hetwelk voor de ouders volstrekt doodelijk is; deze overwinnen echter hunne natuurlijke vrees hiervoor, en leggen hunne eitjes in deze vloeistof, zeker dikwijls met gevaar van hun leven, om voor dat van hun kroost te zorgen. En waar zoude ik eindigen, als ik de voorraadschuren der bijen, der wespen en mieren wilde beschiijven, die op zich zelve eene beschouwing overwaardig zijn, doch waarvan de beschrijving hier te veel plaats zoude vorderen.

Eenige insecten beleven de geboorte van hun nageslacht, zoodat derhalve de jongen aan de zorg der ouders zijn toevertrouwd, en door hen met geene mindere liefde dan bij de hoogere dieren verzorgd worden. Zoo besluiten zekere spinnen hunne eijeren in een gesponnen beursje, bevestigen het op den rug en dragen het overal met zich mede; neemt men der moeder dit beursje voorzigtig af, zoo laat zij eenen langen draad er aan vast, en trekt de eijeren, zoo spoedig zij losgelaten worden, terstond weder tot zich om te ontvlugten. Bonnet plaatste eene dergelijke spin voor het trechtervormige hol van eenen mierenleeuw, een zeer vraatzuchtig dier; de spin zocht snel te ontkomen, maar de mierenleeuw greep den zak met eijeren, die hij onder het zand zocht te begraven, de spin weerde zich hiertegen met alle krachten, eindelijk scheurde het beursje af, maar nu greep de spin het met zijne kaken, en verdubbelde zijne pogingen; te vergeefs! de mierenleeuw was de sterkere en begroef beiden! de ongelukkige

  1. Kirby and spence 1. c, band II, pag. 485.