Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/301

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
273
DE VESUVIUS EN ZIJNE GESCHIEDENIS.

van vurigen oorsprong; de conglomeraten, die tusschen de lavabanken voorkomen, bestaan uit groote en kleine uitgeworpen of afgespoelde steenbrokken, zand en zoogenaamde asch, alles meer of min aan elkander gecementeerd. In deze zich vrij horizontaal aan ons vertoonende lagen hebben zich kolossale, vertikale spleten gevormd, wier ruimte met lava is opgevuld; in alle graden van steilte doorkruisen zij het gebergte, maar hun naar het middenpunt van het gebergte gerigte stand wijst ons duidelijk op eene van onderen aanhoudend werkende drukking, die de verwijding en uiteensplijting van den kraterrand ten gevolge had. Nevensstaande teekening, een gedeelte van den Sommawal, uit het Atrio del Cavallo gezien, voorstellende, zal onzen lezers deze vertikale gangen, de zamenstelling van het Sommagebergte en tevens den aanblik van een nieuwen lavastroom op den voorgrond duidelijk maken.

Gedeelte van de Sommawal met zijn verticale gangen

Wanneer wij de glooijingen van den buitenrand der Somma betreden, vinden wij tot op 600 Ned. ellen hoogte veelvuldige tuflagen, die groote overeenkomst vertoonen met de tuflagen in de vlakte, wier onderzeesche vorming wij alreeds besproken hebben. In de diepe insnijdingen of valleijen heeft het water hier en ginds aanmerkelijke geologische doorsneden blootgelegd, terwijl anders de glooijingen digt met wijnstokken en boomgaarden begroeid en voor den natuuronderzoeker moeijelijk toegankelijk zijn. In zulke valleijen nu