Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/294

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
268
ALCHEMIE.

In 1701 kwam laskaris te Berlijn, en iets in eene apotheek koopende kwam hij daar in kennis met den apothekers-leerling joh. friedr. bötticher. Deze beviel hem en voor zijne afreize schonk hij hem twee oncen goudmakende tinctuur.

Bötticher deed hiermede, luidens het verhaal, eenige goed gelukte transmutatiën en beroemde zich nu openlijk een adept te zijn. Dit kwam ter ooren van koning frederik I, die daarop bevel gaf bötticher gevangen te nemen; doch deze, daarvan in tijds verwittigd, wist naar Wittenberg te ontkomen. Daar de Pruissische Koning hem opeischen deed, werd de Keurvorst van Saksen, august II, opmerkzaam op bötticher, weigerde zijne uitlevering, op grond dat hij in Saksen geboren was, en liet hem naar Dresden brengen. Hier leefde bötticher, ofschoon naauw bewaakt, twee jaren lang in weelde en overvloed,—maar toen hij eindelijk begreep toch eens aan het verlangen van den Keurvorst te moeten voldoen, door niet slechts gebruik te maken van het van laskaris verkregen en nu bijna verbruikte poeder, maar door zelf zulk poeder te maken, mislukte hem dit geheel en al.

Laskaris had intusschen bötticher bestendig in het oog gehouden. Toen hij begreep, dat het met dezen wel eens slecht zou kunnen afloopen, kwam hij in 1703 te Berlijn terug. Na overleg met een jongen arts, Dr. pasch, zond hij dezen naar Dresden met de opdragt om den Keurvorst eene groote som gelds te bieden voor de bevrijding van bötticher.

Te Dresden werd het evenwel aan pasch door zijne vrienden ontraden aan deze opdragt gevolg te geven, daar men dacht, dat de aanbieding van zulk eene som den Keurvorst zou doen denken, dat bötticher inderdaad de kunst van goudmaken verstond, en hij dan nog minder geneigd zou zijn hem te ontslaan. Beter was het, dacht men, pogingen aan te wenden om bötticher te doen ontvlugten.

Pasch, aan wien door laskaris eene rijke belooning was toegezegd, zoo hij bötticher wist te bevrijden, nam daartoe de noodige maatregelen. Doch zijne met bötticher aangevangene briefwisseling werd weldra ontdekt, en hij zelf op den Königstein gevangen gezet. Hier bleef hij twee en een half jaar, tot hij eindelijk kans zag te ontvlugten en te Berlijn terugkwam, waar hij evenwel anderhalf jaar