Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/324

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
298
DE BOUWKUNST DER DIEREN.

schijn, om gemeenschappelijk eene wandeling te doen naar een verwijderd wonenden bloedverwant, die, na zijne gasten vriendelijk begroet te hebben, met hen de wandeling voortzet. Zij ontmoeten andere; korte, maar luide begroetingen worden gewisseld, het gezelschap gaat uiteen en ieder begeeft zich weder naar zijne eigene woning. Uren lang zoude men, zonder moede te worden, dat gestadig afwisselende schouwspel aanstaren, en het kan niet verwonderen, dat daarbij de wensch levendig wordt om de taal der dieren te verstaan en hunne geheime gesprekken te kunnen beluisteren."

Even als de ziesel en ook de prairiehond worden nog vele andere knaagdieren door hun instinkt gedreven om voorraad in hunne woningen te verzamelen. Sommige handelen daarbij als regte gierigaards, voor wie het opstapelen van ongebruikte schatten een waar genot schijnt te wezen. Zoo b.v. de in Siberië en Kamschatka

De wortelmuis
De wortelmuis (Hypudaeus oeconomus).

wonende wortelmuis (Hypudaeus oeconomus), een diertje, dat veel gelijkt op onze veldmuis, maar een korteren staart heeft. De woning dezer dieren bestaat uit twintig tot dertig zich aan de oppervlakte des bodems openende gangen, die benedenwaarts inmonden in wijdere gangen, welke op hunne beurt uitloopen in de kamers of voorraadschuren. Daarin verzamelt het dier de wortels en bollen van een groot aantal planten, waaronder die van Phlomis tuberosus, van Polygonum bistortum en viviparum, en vooral die van Lilium pomponicum behooren. Deze bijeenzameling geschiedt met groote zorg. In iedere kamer brengen zij eene bijzondere soort van wortel, en men verhaalt zelfs, dat zij dagelijks hunne magazijnen bezoeken, de natte wortels, die gevaar loopen van te bederven, er uithalen, deze in de zon droogen en dan weder naar binnen brengen.

De door deze wortelmuizen in hunne holen gesleepte voorraad is dikwijls veel grooter dan voor hunne eigene behoeften toereikend is. Doch, even als de door den gierigaard opgestapelde schatten niet