Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/195

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
175
VICTORIA REGIA.

kassen voortbrengt, nooit een zeker blad juist tegenover een ander komt te staan, waarvan men uitging, maar wel, dat b.v. het 9de blad het 1ste 20° voorbij streeft, en dat men, om van dat 1ste blad tot het 9de te komen — voorondersteld, dat men de daartusschen gelegene 7 andere bladen alle aandoet — den stengel driemaal rond moet loopen. Het 9de blad is dus van het 1ste drie volle cirkels (= 3 x 360° of 1080°) en daarenboven 20° verwijderd, hetgeen dus een totalen afstand uitmaakt van 1100°. Deelt men nu dit getal door 8 (omdat de 9 bladen natuurlijk slechts 8 vakken tusschen zich openlaten) dan verkrijgt men voor den onderlingen afstand van alle bladen een hoek van 1100°8= 137° 30'. Uit deze gegevens laat zich zeer gemakkelijk berekenen, het hoeveelste blad B juist tegenover het blad van uitgang A zou komen te staan, indien de Victoria onophoudelijk voortging met nieuwe bladen te vormen. Het zoude juist het 145ste blad wezen; want, daar wij hier boven mededeelden, dat het 9de blad het eerste 20° voorbij streeft, zoo zoude het 17de 40°, het 25ste 60°, het 33ste 80° en zoo voortgaande, het 145ste blad juist 360° daarop vooruit hebben, of m.a.w. daaraan in eene regte lijn zijn tegenovergesteld. Herinnert men zich nu tevens, dat men den stengel driemaal rond moest gaan om van het 1ste blad tot het 9de te komen, dan lijdt het geen twijfel, dat men hetzelfde 55 maal zou moeten verrigten om, van datzelfde blad uitgaande, het 145ste te bereiken, en zoo zoude men dan de rangschikking der stengelbladen voor Victoria regia kunnen uitdrukken door de breuk 55144, waarvan dan de teller het aantal omloopen om den stengel en de noemer het aantal bladen te kennen zou geven, gelegen tusschen een punt van uitgang en een juist daar tegenover gelegen punt, vermeerderd met 1 voor die beide punten zaamgenomen.

Is het jonge blad uit de vliezige scheede, waarin het verscholen zat, te voorschijn gekomen, dan groeit het eerst lijnregt in de hoogte, doch neemt later eene zijdelingsche rigting aan, zich al meer en meer van den stengel verwijderend. Zoolang het onder den waterspiegel gedoken is, verkeert het, zoo te zeggen, nog in een opgerolden toestand, en doet het zich voor in de gedaante van een stekeligen bal;