Naar inhoud springen

Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/36

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

26

Wie dat jaar op jaar zoo doet, krijgt langzamerhand van de heide een heel ander beeld dan de meeste menschen er van hebben, voor wie de heidestruik niets is dan een toe- komstige bezem of boender.

Toch is niet ieder in de gelegenheid geweest, al vroeg vertrouwd te raken met het leven op de heide, het leven van die bescheiden planten en dieren, die zich liefst aan het oog onttrekken en alleen aan de ingewijden, die met liefde en kennis tot hen komen, een blik gunnen in hun vaak wonderlijke schoonheid.

Laat me u daarom van enkele heidebewoners het een en ander vertellen, niet te veel en niet te grondig. ’t Is alleen te doen, om de kennismaking, die ge al aangeknoopt hebt of binnen kort wel aanknoopen zult, wat inniger te doen worden; en uw lust te versterken, die voort te blij- ven zetten.

Willen we de eerste tocht eens samen doen? Uw uit- rusting is spoedig gereed. Een paar gezonde beenen en wat levenslust is het voornaamste; als die bij toeval niet geheel volmaakt zijn, behoeft u dat niet terug te houden, de hei vult zelf wel aan, wat daaraan te kort komt.

Bovendien een plantenbus, die niet te klein is, en op de heenreis gevuld is met mondkost; hoe zwaarder de trommel in ’t begin is, hoe beter; dat mindert sneller dan gij denkt, geen beter hongermaker dan heilucht.

Dan een stevig en liefst verstelbaar vlindernet; ook een plantenschop of anders een stevig mes, in de zakken een stuk of wat niet te kleine kartonnen doozen en een paar flinke glazen vangbuizen. Voeg daar nog bij een groote paraplu, vooral als ge niet gewoon zijt in de barre zon te loopen; die doet buitendien dienst voor alles en nog wat. Een wandelstok is van te eenzijdig nut.

’t Is natuurlijk niet onverschillig, op welke tijd van het