Naar inhoud springen

Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/151

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

139

beuken en sparren nog wat te genieten, languit liggend in 't zachte mos tusschen de bloeiende boschbessen.

Een enkele hommel doolde rond tusschen de honigrijke klokjes, van verre hoorde ik hem al gonzen, al zongen ook een dozijn verschillende soorten van vogels tegelijk en door elkaar hun avondlied. Het gegons van hommels en bijen is echter weer zoo'n apart geluid, dat het door al die tonen en jubelkreten toch ook zijn weg tot 't oor vond. En evenals iedere vogel zingt, zooals hij gebekt is, zoo heeft ook elke bijensoort zijn eigen brompartij en 't is heel wel mogelijk, op 't gehoor alleen, een graafbij te onderscheiden van een honigbij en die weer van een hommel. Zelfs heb ik mij verbeeld, dat ik de verschillende soorten van hommels ook weer op 't geluid af kon onderscheiden, maar dat lukt toch niet altijd. Ook zingt elke hommel of bij weer verschillende deuntjes, al naar de stemming, waarin ze zich bevinden.

Voorpoot van
een hommel.

Maar om nu op mijn verhaal terug te komen. Ik lag dan in 't mos en de hommel, een koningin van Bombus hypnorum, puurde honig uit de blauwbes-bloempjes. Hij kwam al nader en nader en streek eindelijk geen halve meter van me vandaan in 't mos neer. Zou daar zijn nest zijn? Neen, hij ging rustig zitten, zonder mij met een blik te verwaardigen en streek zijn voelsprieten door zijn voorpoot net als iemand, die zijn knevel opdraait. 't Was kostelijk, om te zien, 't was om 't uit te schateren, maar gelukkig hield ik me in. Maar een pret, dat ik had!

Er die hommel ging maar door met knevelstrijken; tien twaalf keer. Ze hebben daarvoor een bijzonder vernuftig ingericht snorreschuiertje aan hun voorpooten zitten. Alle