Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/140

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

XXI.

Eiderdons.


 

De eendenvijver in Artis is in 't voorjaar bijzonder mooi, dat moet gezegd worden. Daartoe dragen twee witte zwanen met zwarten hals, die het in den zwanenvijver niet konden uithouden, wel iets bij, maar niet veel. Ook een kapmeeuw die niet best vliegen kan, heeft zich daar burgerrecht gekocht; overigens zijn alle vogels die in den middelsten vijver zwemmen eenden, hetzij echte eenden of zwemeenden, of duikeenden en zaagbekken.

Onder de echte eenden vormen de bonte bergeenden, met hun kersroode snavels de meerderheid; de mannetjes dragen een knobbel voor den kop net als de zwanen, het zijn eigenlijk zeedieren, en het is haast niet te begrijpen dat ze het in den vijver zoo goed uithouden; ze nestelen op zandig strand en in de duinen, vaak in konijnenholen; hetgeen Steenhuizen door de bergeendengroep in de fauna zoo mooi geïllustreerd heeft. Dan zijn er gewone wilde eenden, prachtige pronkende mannetjes en eenvoudig bruine wijfjes. Ook de keurige pijlstaarten en de smienten met hun kaneelbruine satijnen koppen hebben eenvoudig gekleurde wijfjes; wat met het oog op het broeden dan ook een geluk voor de dieren is.

De brugjes aan weerszijden van den eendenvijver zijn maar zelden zonder groote of kleine menschen; die staan altijd