Naar inhoud springen

Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/101

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

85

bedoelde maatschappelijke behoeftenschaal tot richtsnoer heeft.

Wie nu zijn daden streng economisch rechtvaardigen wil, heeft zich dientengevolge telkens de vraag voor te leggen, niet slechts of hetgeen hij doen wil, wat betreft zijn eigen overige behoeften, geoorloofd dan wel weelde is, maar tevens of hij, de productie lokkende in de richting van het door hem gewenschte object, haar daardoor ook zou afleiden van banen waarop zij behoeften van maatschappelijk hooger intensiteit bevredigen kan 1). Tegenover zich zelven kan men voor een uitgaaf volkomen verantwoord wezen, zonder het daarom ook tegenover de maatschappij te zijn; een daad kan tegelijkertijd een daad van weelde zijn en niet zijn, naarmate men zich op individueel of maatschappelijk standpunt plaatst.

Een grens, waar de geoorloofde verteringen eindigen en de weelde begint, is ook Шег niet te trekken, en zeer zeker is het onjuist alles als weelde te doodverven wat niet in ons allernoodzakelijkst onderhoud voorziet. Gesteld eens, dat door staatsdwang ons geheele productief vermogen werd aangewend op de wijze op pag. 76 aangegeven; de meest noodzakelijke middelen van bestaan (primitief voedsel, kleeding en woning) zouden, het lijdt geen twijfel, aanstonds in de groep der niet-economische goederen overgaan, en een deel der aan- wezige productieve krachten zou, kunnen worden aangewend tot het voortbrengen van zaken van absoluut minder gewicht, maar die, tengevolge van de mate waarin onze behoeften aan voedsel enz. reeds bevredigd werden, zich relatief krachtiger dan deze deden gelden. Tot voortbrenging dus van zaken, die


1) Mr. N.G. Pierson schrijft (Leerboek II. 55): "wij noemden de ruilwaarde het kompas, waarnaar de voortbrenging zich richt. Het blijkt nu, dat ook dit kompas vele afwijkingen vertoont en dat men verkeerd zou doen het slaafs te volgen. Juister gesproken: het geeft over het geheel wel een vrij nauwkeurige aanwijzing aan den kapitalist, den ondernemer; het zegt hem wel wat hij in zijn belang doen of laten moet; maar het geeft niet altijd te kennen, welke richting de

voortbrenging moet nemen in het belang van de menschheid, de maatschappij".