Pagina:Stijl vol 04 nr 12.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


DE STIJL

MAANDBLAD VOOR NIEUWE KUNST, WETENSCHAP EN KULTUUR. REDACTIE: THEO VAN DOESBURG. ABONNEMENT BINNENLAND F 6.-, BUITENLAND F 7.50 PER JAARGANG. ADRES VAN REDACTIE EN ADMINISTR. HAARLEMMERSTRAAT 73A LEIDEN (HOLLAND).



4e JAARGANG No. 12.
DECEMBER 1921.
 



THEO VAN DOESBURG

HET KUBISTISCH PROBLEEM ZIJN GRONDEN EN ZIJN CONSEQUENTIES

Naar aanleiding van „Der Weg zum Kubismus“ door Daniel Henry en „Picasso“ door Maurice Raynal. Beide werken verschenen bij Delphin-Verlag, München (1920 en 21).

IV

Het standpunt van waaruit Henry het probleem der schilderkunst beschouwt, is eenzijdig en overwegend materialistisch; daarenboven: traditioneel. De nieuwe kunst onderscheidt zich bij hem niet wezenlijk, maar slechts vormelijk van de oude. Zonder de innerlijke drijfveeren te zien, wordt door hem het kubisme voorgesteld als een lyrische, plastische uitdrukkingswijze der drie-dimensionale verschijningswereld op een plat vlak. Het illusionisme zou dan ontoereikend zijn ons een dergelijk vormenlyrisme te verschaffen, terwijl het streven van Seurat naar samenvatting van vlak-vorm-kleur als een gevaar en als een mislukking wordt voorgesteld. De kubistische problematiek is evenwel beïvloed, zoowel door het streven van Seurat naar contrastbepaling, als door dat van Henri Rousseau en Paul Cézanne, naar redicale vernietiging van drie-dimensionalen vorm en van de natuurillusie als hulpmiddel der schilderkunstige uitdrukking. Waar een lyrische schilderkunst een dra-

173