Pagina:Stijl vol 04 nr 12.djvu/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verschillende ontwikkelingsphasen, die het nieuwe hielpen de verwerkelijken, bewijzen ons, dat dit het eene en ondeelbare nieuwe is en dat dit nieuwe haar oorsprong heeft in een gestadige ontwikkeling (traditie) van den mensch ten opzichte van zijn omgeving, waarin dat nieuwe zich steeds meer bepaald ging vertoonen in een geleidelijk toenemende precisie en perfectie en in de mechanische beheersching en toepassing der elementaire krachten.
Opmerkelijk is, dat dit wezenlijk nieuwe zich feitelijk het zuiverst — wijl het minst opzettelijk en het meest ontdaan van menschelijke gevoelsreflecties — in de eenvoudigste gebruiksvoorwerpen en in het generale levensaspect vertoont, terwijl het in de kunstwerken gradueel en meestal met een sterke bijsmaak van het oude „gecamoufleerd” voorkomt. Hiertegenover toont het nieuwe zich door klaarheid van constructie, constructie als logica van (gezuiverde en verdiept) gevoel.
Nu duldt het nieuwe geen tragischen verschijningsvorm (zooals de kunstenaars dat voorheen, door natuurlijken vorm en door interval prononceerden), omdat het nieuwe daaraan wezenlijk vreemd is en het elke tragische, lyrische, epische, globaal: romantische levensbeschouwing als overwonnen beschouwt. Hoe sceptisch men ook staat tegenover het nieuwe (omdat men het niet zien kan of niet zien wil), het is er en het bewijs daarvoor is, dat ieder in zijn verhouding tot het leven — welke die ook zijn mag — er heen wordt gedreven. Ieder. De lokmiddelen van het oude (stemming, emotie, godsdienst, romantiek enz), zijn voor de meesten nog te verleidelijk om zich werkelijk vrij te maken van een levens-en kunstopvatting, die naar het wezen verbruikt is en het is ontstellend, hoe deze beelden der oppervlakten nog rondspoken in de werken van hen, die een nieuwe kunstopvatting voorwenden. Het is ontstellend hoe deze lokmiddelen eener verbruikte kultuur zelfs dienst moeten doen, om de halve en quasi moderne producten aantrekkelijk te maken voor een demi-modern publiek.

177