Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/196

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

189

ons slechts kort ophouden in het Park en dan afscheid nemen van het veld van Mars, want aan alles moet een einde komen, ook aan de beschrijving der Tentoonstelling. Ongetwijfeld is er veel en welligt veel schoons, dat wij onbemerkt zijn voorbijgegaan, doch daar gelaten, dat het onmogelijk is alles te bezien en te beschrijven, geraakt men in den Chaos, door de zamenwerking van al de werelddeelen ontstaan, zoodanig in verwarring dat men het merkwaardige soms vergeet om zich met minder belangrijke zaken bezig te houden.

Nemen wij, om in het Fransch kwartier te komen, onzen weg door de straat, der Nederlanden om nog een laatsten blik op onze expositie te werpen.

Van verscheidene kanten zijn er klagten gerezen over de vertegenwoordiging onzer industrie op het veld van Mars; tijdschriften en dagbladen hebben om het zeerst aangetoond, waarin wij zijn ten achteren gebleven; zelfs zijn in de Tweede kamer klaagtoonen opgegaan over de wijze, waarop de ƒ 155,000 gulden, die voor onze Tentoonstelling zijn toegestaan, besteed zijn. Geheel onregtvaardig zijn die klagten niet; ieder, die in Parijs is geweest, heeft zich kunnen overtuigen, dat vele takken onzer nijverheid er schitteren door hunne afwezigheid, en in de zamenstelling der groepen, de inrigting der gebouwen bijzonderheden zijn te ontdekken, die, we zouden haast zeggen, aan kleingeestigheid doen denken. Wij merkten vroeger hier omtrent reeds iets aan, toen wij over de diamantslijperij en de boerderij spraken; hier in het Paleis valt het nog meer in het oog. Zoeken wij in de machinengalerij te vergeefs eene machine, die ons fabriekswezen kan vertegenwoordigen; verlangen wij modellen te zien vau de wonderen van architectuur, die in den laatsten tijd in ons land zijn gewrocht, als b. v. het paleis in Amsterdam, de onderscheidene spoorwegbruggen, zonder dat onze wensch bevredigd wordt, ja zonder dat wij zelfs teekeningen zien van de reuzenwerken, die nabij Rotterdam en Amsterdam aangevangen zijn; ontdekken wij bijna niets, dat eenig denkbeeld kan geven van onze zeevaart, onzen scheepsbouw, onze visscherij, — we vinden hier en daar voorwerpen, die den droevigsten indruk ten opzigte van onze nijverheid moeten te weeg brengen. De Schilderschool, zoo wij reeds aantoonden, heeft met lof van zich doen spreken; zij heeft gedongen naar de eer van Hollands kunst in den vreemde te verkondigen en het eermetaal heeft haar pogen bekroond. Maar nog een ander lichtpunt valt in onze expositie op te merken. Het is de verzameling van oudheden, bijeengebragt en gerangschikt door den Heer van der KelIen, die voor zijn ijver ongetwijfeld den hoogsten lof verdient. Men vindt er beeldhouwwerken in hout en steen, meubelen en andere kunststukken van goud en zilver, koper en staal, wapenen met onbegrijpelijk geduld bewerkt, een model van een galei met vier en dertig riemen, schoone tapisseriën, de vrijmaking van Nederland en de vernieling der onoverwinnelijke vloot voorstellende enz. enz.

Mexicaansche Tempel. (Parijsche Tentoonstelling.)


Wij zullen ons niet verder ophouden met wat men had kunnen tentoonstellen of met de vraag hoe men het beter had kunnen doen, maar alleen mededeelen, wat wij hier en daar merkwaardigs aantreffen. In een vitrine vinden wij eene schoone collectie Indische voorwerpen; wapenen nemen een niet onbelangrijke plaats in; ook verschillende voortbrengselen als thee, koffij, suiker enz. zijn hier vereenigd en doen met de verschillende houtsoorten een zeker denkbeeld van Indischen cultuur vormen. Iets verder ontmoeten wij naast talrijke photographiën van beroemde personen uit onze vaderlandsche geschiedenis een paar kandelabres met zeven armen, geëxposeerd door den heer Meijer, goudsmid van H.H. M.M. den koning en de koningin tusschen verscheidene andere voorwerpen in dat genre. Nu komen wij aan een tal van koperen muziekinstrumenten. Trompetten, kornetten, bassen en dergelijken omringen een instrument, dat eindeloos om zich zelven schijnt gedraaid en op het eerste gezigt aan een boa-constrictor doet denken. Heerlijke borduur- en gouddraadwerken vereischen thans onze aandacht ; de heer Stoltzenberg heeft een schoone collectie priesterkleederen geëxposeerd, die ieder met bewondering aanschouwt; kasuifels en andere gewaden zuchten onder het goud, dat zijn glans werpt op alles, wat de collectie omringt. Van de expositie van het ministerie van oorlog willen wij niet spreken; liever hadden wij onze nijverheid in al zijne bijzonderheden vertegenwoordigd gezien dan onze middelen van verdediging; wij houden ons dus een oogenblik op bij het zilverwerk van den heer van Kempen en daarna bij de Tilburgsche lakens, flanellen en linnens. De Tilburgers hebben lof ingeoogst met hunne expositie; zij hebben op broederlijke wijze hunne stoffen in ééne vitrine verzameld en ter onderscheiding hunne etiketten er op geplaatst. Algemeen bewondert men de fijnheid hunner lakens, de zachtheid hunner flanellen en de soliditeit van al wat zij aanbragten; doch wat hun naam het meest in den vreemde verbreidt, is de matige prijs, tegen welke zij hunne manufacturen afleveren. De Franschen hebben eene vergelijking gemaakt met de prijzen, die zij zelven bedingen, en bevonden dat den Tilburgers den palm toekomt.

Eindelijk komen wij aan de machinen-galerij, doch daar wij ons voorgenomen hebben geen kwaad meer te spreken, gaan wij verder, rusten een oogenblik uit in het Hollandsche koffijhuis en spoeden ons dan naar het Fransche kwartier. Wijl wij ons slechts met het merkwaardigste willen bezig houden, zullen wij spreken over den vuurtoren van Roches-Douvres; de Gothische kapel, de kinderkribben en de windmolens, van welke vier gebouwen wij in vorige nummers afbeeldingen hebben geleverd.

Het Huis van Gustaaf Wasa. (Parijsche Tentoonstelling.)


De vuurtoren van Roches-Douvres staat in het Fransche kwartier aan den zoom van een meer, om een denkbeeld te geven van de plaats, waar hij altijd aangetroffen wordt. De vuurtorens staan aan de oevers der zee, soms op een niet ver van de oevers verwijderde rots midden in de zee; in het eerste geval dienen zij om de havens, in het tweede om blinde klippen aan te wijzen. Met regt kan men van hen zeggen, dat zij voortdurend het oog op de zee houden. Ongevoelig voor storm en onweders wijzen zij den zeeman in den donkeren nacht het oord, waar hij veilig ankeren of binnenloopen kan, of de klippen, die hij heeft te vermijden. Zij heffen den vurigen kop hoog in de lucht, zonder zich te bekommeren om de wilde golven, die hunnen voet geeselen, en zenden den schipbreukelingen reeds van zeer verre een straal van hoop toe.

De vuurtorens worden van steen gebouwd of van hout, in welk laatste geval men ze met ijzer bekleedt. De ijzeren torens zijn van nieuwe uitvinding en worden nog slechts op sommige plaatsen in Frankrijk aangetroffen; die van het veld van Mars is bestemd voor het eiland Roches-Douvres, tusschen de eilanden Bréhat en Guernseij, nabij de kust van Bretagne gelegen. Hij heeft den vorm van eene regelmatige 16 zijdige pyramide, eene hoogte van 48.30 el, aan den grond eene diameter binnenwerks van 11.40 el en aan den top van 3.50 el. Een gegoten ijzeren trap van 226 treden voert naar de kamer, waar de torenwachter, zoolang het licht moet onderhouden worden, verblijft, en van deze een trap van 24 treden naar het balcon, zoodat de geheele trap 250 treden hoog is. Het plate-forme, waaraan de lantaarn, die het verlichtingstoestel bevat, is vastgehecht, wordt gedragen door 16 gegoten kolommen. Het toestel is lensvormig, heeft een middellijn van 1.80 el en eene hoogte van 2.60 el. Het bestaat uit 24 ringvormige glazen lenzen, die aan elkander zijn verbonden, en in wier midden zich de lamp bevindt. Eene machine brengt het optische toestel in draaijende beweging, waardoor de lenzen naar verkiezing kunnen geplaatst worden.

Gewoonlijk brandt men op de vuurtorens olie; die van Roches-Douvres heeft electrisch licht. Dit is veel sterker dan olielicht, doch verliest veel van zijn glans bij weder, waarom velen aan olielicht den voorkeur blijven geven. De electriciteit en hare werking kent men nog weinig, waarom men veronderstellen mag, dat nieuwe ontdekkingen op haar gebied de middelen zullen aanwijzen, om het electrisch licht zoodanig te verbeteren, dat het in alle opzigten boven het olielicht den voorkeur zal hebben. De kracht van het licht op de Roches-Douvres is gelijk aan die van 2450 carcel-pitten,