Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/199

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

192

troffen. Hoewel de slangen in het water en op het land leven, zijn er die de voorkeur aan het water geven, en andere die meest op het land wonen. Aan waterslangen is wederom Amerika het rijkst. In sommige meren zijn zij zoo talrijk als elders de visschen en daarom eene wezenlijke plaag voor de naburige bewoners, wier vee zij vernielen. Menig schaap, rund of paard omstrengelen zij met haar bewegelijk ligchaam, geven het een doodelijken beet en verzwelgen het daarna, hoewel het haar in dikte overtreft, want het ligchaam der slang is zeer rekbaar. Dergelijken maaltijd moeten zij evenwel dikwijls met den dood bekoopen, want hij maakt haar log en traag en minder geschikt tot vlugten, als het gevaar dreigt.

De Slangen.


Ontzaggelijk is het aantal der vijanden van de slang. Niet alleen vervolgt haar de mensch altijd en op alle plaatsen, maar ook onder de dieren zijn er velen, die met haar een strijd op leven en dood aannemen. De oude Egyptenaren vereerden de Ibis, omdat zij de slangen in de Nijl ving en doodde. De Singalezen, die de slangen als godheden vereeren en haar daarom niet dooden, ontdoen zich toch van haar; zij werpen ze in een zak, binden dien toe en laten hem in het water drijven; niet zelden vindt men deze zakken ver in zee. Het wilde zwijn, dat door zijn spek voor het slangenvergif beveiligd wordt, vervolgt de land- en watermonsters onverbiddelijk en voedt zich met hun vleesch even als vele Indiaansche stammen. De peccary en de valk, de havik en de gier zijn eveneens der slangen vijanden. In Mexiko vindt menige slang den dood onder de klaauwen der gewone huiskat, die daarom bij de onbeschaafde Mexikanen in groot aanzien staat. Ook de mieren in dit land en in Brazilië vallen in groote menigte op de slangen aan, doen haar sterven onder hare steken en laten van het gegedrocht, dat haar den weg wilde versperren, niets dan een wit geraamte over. De antilope, is een niet minder groot vijand der slangen; hij schijnt voornamelijk gebeten op de ratelslang, aldus genoemd naar het ratelend geluid, dat zij met het los, beenachtig gewas, dat zich aan haren staart bevindt, voortbrengt, en dat men soms op grooten afstand hooren kan. Zoodra de antilope een ratelslang hoort of ziet, loopt hij in steeds naauwere kringen om de slang heen, die ineengekronkeld ligt, en doet eindelijk, terwijl hij de voorpooten zamenklemt, een sprong in de lucht, en valt op de slang aan, wier ligchaam hij met zijne scherpe hoeven openrijt. Ook wanneer de slang hem met open muil afwacht, weigert hij den strijd niet; dan loopt hij een eind weegs terug, rent vervolgens op het monster los en geeft het met zijne hoeven moorddadige stooten op den kop, om de oogen te verpletteren, of op het ligchaam, om het te verscheuren. Gewoonlijk blijft de antilope de overwinnaar na den venwoeden strijd.

(De voor dit nummer bestemde gravuur is na afdruk van eenige duizende exemplaren beschadigd, waarom wij genoodzaakt zijn deze in de plaats te stellen.)