Algemeen Handelsblad/Jaargang 103/Nummer 33579/Avondblad/S. Bonn overleden

Uit Wikisource
‘S. Bonn overleden’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, vrijdag 15 augustus 1930, Avondblad, derde blad, [p. 9]. Publiek domein.
[ 9 ]

S. BONN OVERLEDEN.

De dichter S. Bonn is, naar „Het Volk” verneemt, in den nacht van Woensdag op Donderdag, 49 jaar oud, overleden.

S. Bonn.

Sal Bonn kwam als arbeider in aanraking met de socialistische beweging, die hem inspireerde tot zijn eenvoudige poëzie welke veel invloed van Adama van Scheltema vertoont. Minder gelukkig was hij in zijn navolging van Gorter wiens zooveel moeilijker verskunst minder in zijn bereik lag.
Bonn’s dichtkunst had vaak de bekoring van het primitieve en naïeve, maar niet altijd ontkomt men aan den indruk, dat hij zich zelf wel eens geweld moest aandoen om niet te worden verleid tot den typisch Hollandsch-„burgerlijken” zing-zang die de navolgers van Adama van Scheltema kenmerkt.
L. Simons die in 1910 zijn bundel „Wat Zang en Melody” inleidde schreef bij die gelegenheid van hem: „Als Bonn een mooien klank in het hoofd had, gebruikte hij dien als „woord”, onbewust of ’t, behalve voor hèm, ook voor anderen iets beteekende. ’t Was in zijn zangbehoefte al goed als ’t maar een klank gaf van zijn stemming, of hem toeleek uit te beelden wat hij gezien had.”

Een stemmingsdichter was Bonn inderdaad meer dan een vurig strijder. Aan rhetorica heeft hij zich hooit bezondigd. Ontroerend naief kon hij vaak zijn warm meegevoel met de armen uitspreken, zóó simpel dat zijn „zingen” vaak stamelen bleef. Naief was hij ook in zijn navolging van den grooten socialistischen dichter Herman Gorter in zijn „klein heldendicht”, „Mariaas Bruidzang”. Van zijn vrij talrijke bundels is „Zangen van Hoop” dat in 1919 verscheen wel het meest bekend geworden. Daarop volgde nog „Jonge Mei” (1924) en „Gewijde Liederen” (1926), „De Ontwaking” en „Het nieuwe gezang” (1927). Daarnaast dient te worden genoemd het bundeltje „Immortellen”, van 1913, geschreven bij den dood van zijn vrouw.
Hoe eenvoudig, hoe weinig rhetorisch Bonn zelfs in een „Strijdlied” kon zijn, moge blijken uit het volgende citaat uit zijn eersten bundel „Naar het Dagen” (1906):

Den hamer in den hoek gesmeten,
Het gore schootsvel afgereten,
De raders stop, de slinger stil,
Want nieuwe zon, vol goud-getril
Schijnt uit! schijnt uit!

De hand gestuurd! gepoetst den kop!
Je Zondags-jas en -petje op.
De vrouw en kinders allemaal
Moeten mee naar de vergaderzaal
Sleept mee! sleept mee!

Geen maat, geen knecht laat in zijn huis
Haalt hen uit mijnen en kombuis,
Sleept hen van treinen en machien,
Zy moeten mee den optocht zien!
Mee zien! mee zien!