Naar inhoud springen

Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage/Jaargang 215/Nummer 97/De Drankwet

Uit Wikisource
‘De Drankwet. Amendementen’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage, dinsdag 26 april 1881, [p. 581]. Publiek domein.
[ 581 ]

De Drankwet.

Amendementen.

De heer de Jonge, lid der Tweede Kamer, vleit zich blijkbaar met de meening dat de Drankwet zeer spoedig in behandeling komen zal. Wij hopen dat hij daartoe grond heeft, vertrouwen anders dat zijn verwachting niet zal worden teleurgesteld.
En dan heeft hij eenige amendementen voorgedragen, die het ontwerp van wet belangrijk kunnen verbeteren. Zij strekken tot:
„a. een meer eigenaardige berekening en heffing van het vergunningsregt, en
b. een uitbreiding van het denkbeeld van korting op dat regt, voor het gedurende zekeren tijd niet verkoopen en niet schenken van sterken drank”.
Art. 1, 3e zinsnede, wijzigt de heer de Jonge eenigzins ten behoeve der redactie, en voorts door er de bepaling aan toe te voegen, dat hij die een vergunning tot drankverkoop aanvraagt reeds bij die aanvraag moet opgeven, of hij zijn localiteit wenscht te rangschikken onder die, waar de drankverkoop tot eenige dagen der week beperkt is (art. 6), — deze rangschikking telkens voor één jaar, met continuatie behoudens opzegging.
Art. 6 wenscht de heer de Jonge te splitsen in twee artikels:

Art. 6 (nieuw.)

Onverminderd de bepalingen der wet van 21 Mei 1819 (Stbl. no. 34) wordt een gemeentelijk vergunningsregt geheven, door den gemeenteraad vast te stellen naar de hierna te noemen twee grondslagen:
a. Voor elke vergunning wordt betaald:
in gemeenten met meer dan 50 000 zielen ƒ 80,—
in gemeenten met meer dan 20 000 en ten hoogste 50 000 zielen „ 60,—
in gemeenten met meer dan 10 000 en ten hoogste 20 000 zielen „ 32,—
in gemeenten met meer dan 5000 en ten hoogste 10 000 zielen 20,—
in de overige gemeenten „ 12,—
en
b. wordt bovendien voor elke vergunning betaald:
tien cent per liter die is ingeslagen.
Gedeelten worden voor geheele gerekend.
De betaling van het sub a bedoelde regt geschiedt dadelijk en in eens, nadat de belanghebbende voorloopig schriftelijk is in kennis gesteld dat hem de vergunning is verleend. De beschikking zelve wordt niet uitgereikt vóór dat het bewijs der betaling van dat regt aan burgemeester en wethouders is overgelegd.
De betaling van het regt sub b bedoeld geschiedt iedere maand.
Bij eene door den gemeenteraad vast te stellen verordening wordt bepaald:
1o. de wijze waarop de sub b bedoelde inslag zal worden geconstateerd;
2o. de regelen bij de mede sub b genoemde maandelijksche betaling in acht te nemen.
De verleende vergunning verliest hare kracht, wanneer binnen acht dagen na de van gemeentewege gedane waarschuwing tot betaling, het sub b verschuldigd regt over de laatst verloopen maand niet is voldaan.
Behoudens het bepaalde bij art. 6a worden geen kortingen op of teruggaven van eenig betaald vergunningsregt toegekend.

Art. 6a.

Voor de localiteit, waar op het door den verzoeker in de 3e zinsnede sub 3 van art. 1 te kennen gegeven verlangen geen sterke drank verkocht noch geschonken wordt:
a. tusschen Zaturdag-avond te zes en Maandag-morgen te negen ure; of
b. tusschen Zaturdag-avond te zes en Dingsdag-morgen te negen ure;
wordt op de in art. 6 bedoelde regten eene
korting toegestaan, en wel:
voor de localiteit sub
a genoemd,
een vierde van het in eens
en
vier cent per liter van het maandelijks te betalen regt.
Voor de localiteit sub
b genoemd:
de helft van het in eens en
acht cent per liter van het maandelijks te betalen regt.

„Dit amendement — zegt de voorsteller — is een uitwerking der, ook naar het bescheiden oordeel van den ondergeteekende, zoo juist uitgesproken gedachte, in zake het vergunningsregt, in een opstel voorkomende in de N. Rott. Ct. van 24 Maart jl., alsmede van het naar aanleiding daarvan voorkomende in het Dagblad van Zuidholland enz., dd. 31 Maart d. a. v.”
Het strekt verder om het uitstekend beginsel van het uitloven van een premie voor het niet-schenken op Zaturdag-avond en Zondag nog verder uit te breiden en althans een weg te openen om zooveel mogelijk het zg. „Maandaghouden” te breidelen. Om dit in de hand te werken, is dan ook een relatief hoogere korting voorgesteld.
Voorts betreffen de amendementen: art. 11; — art. 13, waarin zou gevoegd worden dat de drankverkooper verpligt is, boven of ter zijde van de buitendeur welke tot zijn localiteit toegang geeft met duidelijke letters aan te kondigen, gedurende welken tijd geen sterke drank verkocht wordt, indien hij een der premiën volgens art. 6 geniet; — art. 15, waarin „logeergasten” nader zouden worden aangeduid als „die personen, die elders hun werkelijk verblijf hebben”, — en artt. 24 en 25.

— —

Zonder te dezer plaatse thans verder in appreciatie van de amendementen te treden, meenen wij toch al dadelijk twee feiten te mogen constateren:
1o. dat door de toevoeging van het proportioneel aan het vast regt de heffing billijker en, wat tevens noodig is, meer zal drukken dan het betrekkelijk miniem bedrag, door de Regering voorgesteld; en
2o. dat, in verband daarmede, de premie voor de sluiting op Zaturdag, Zondag en Maandag aanmerkelijk uitlokkender is gemaakt dan zooals de Regering haar voorstelt, op welke laatste wijze zij ongetwijfeld weinig of geen effect zou teweeg brengen.