De tovenaar van Rhumsiki

Uit Wikisource
   De bron van deze tekst is onbekend
Bij dit document is geen bron vermeld. Een bron is een publicatie van een document in oorspronkelijke vorm. Dit is bij voorkeur een gescand document dat geüpload is naar Wikimedia Commons en proefgelezen is door Wikisource. Help Wikisource door de bron van dit document te vinden.


De tovenaar van Rhumsiki

Auteur Karel Poort
Genre(s) Reisverhalen
Brontaal Nederlands
Datering
Bron Gepubliceerd in GPD-bladen en verhalenbundel Het Mantelpakje, uitgeverij Aspekt
Auteursrecht KP


               De tovenaar van Rhumsiki



De vrouwelijke berg

Het is halfzeven in de ochtend en we lopen over een smal bergpaadje in de richting van een diep dal onder ons. We bevinden ons in een adembenemend mooi gebied in de omgeving van het dorpje Rhumsiki in de provincie Kapsiki, Noord Kameroen. Alles in dit milieu lijkt de kleuren van de zon te hebben aangenomen; het gras, de hellingen, de bomen, struiken, het zand, alles om ons heen varieert van goudgeel tot diepbruin en alle schakeringen die daar nog tussen moeten liggen. Het vroege ochtendlicht werpt langgerekte schaduwen voor ons uit. Op de plek waar we nu lopen schijnt een paar miljoen jaar geleden een uitgebreid vulkaangebied geweest te zijn. Links en rechts zien we door de tijd uit elkaar getrokken kraterwanden, die als versteende fallussen tot diep in de horizon de lucht in priemen.

Eenmaal beneden komen we bij drie ronde, lemen huisjes met rieten daken. Het terrein rond de huisjes is afgebakend met grote op elkaar gestapelde stenen, waarvan er in dit gebied tienduizenden liggen. Als we om ons heen kijken constateren we dat hier alles klopt. De kleuren, luchten, de rust, geuren, cactussen, het balken van ezels en een enkele schreeuw van de eenzame geitenhoeder. Alles is hier in balans. Ik heb het idee dat we ons hier toch wel heel dicht in de buurt van het paradijs bevinden.

De eigenaar van één van de huisjes heeft een pijp in z’n mond en loopt met uitgestoken hand op ons af. Hij draagt een donkerblauw gewaad en heeft, zoals de meeste moslimmannen in Noord Kameroen, een doek om zijn hoofd en kin geslagen. Vriendelijk schudt hij handen en begint meteen druk met onze tolk te praten. Het is overigens een klein wonder dat de mannen elkaar begrijpen, want communicatie is in dit gebied een groot probleem. Alleen al in de provincie Kapsiki worden niet minder dan 241 onafhankelijke talen gesproken.

Hij praat gehaast en opgewonden: ‘Mijn vrouw en ik zaten eergisteren wat te praten en plotseling kwamen er stenen naar beneden rollen. KWAMMM!!’ ‘Ik stond op en keek naar de berg en ja hoor KWAMMM! Ik vergiste me niet, want er vielen grote blokken steen naar beneden en riep: “Help me, God van de berg! Laat iedereen gezond zijn!¨ en rende meteen naar de voet van de berg. Eigenlijk moest ik naar boven, maar dat was veel te gevaarlijk omdat het is een vrouwelijke berg is. Mijn vrouw riep: “Doe ’t niet, doe ‘t niet!” Maar ik ben toch gaan kijken.’

We lopen door het hoge dorre gras met hem mee naar de voet van de berg en hij zegt: ‘Deze berg heet Zivi en is een vrouw. Die andere berg links is de man. Als er stenen van de mannelijke berg vallen, dan is dat geen probleem. Maar als dat bij deze berg gebeurt, bij de berg Zivi, dan is dat heel gevaarlijk. Dan kunnen er vreemde dingen gaan gebeuren. We moeten dan de krab van de tovenaar in het dorp raadplegen en offers brengen.’ Plotseling valt hij op z’n knieën en roept in de richting van de berg: ‘Oh God, God van Rhumsiki, God van Zivi, geef ons gezondheid! Help ons met de dieren, de vrouwen, help ons met de oogst. Geef ons allen gezondheid, God in de hemel, verdrijf het slechte, anders krijgen we problemen. U krijgt onze offers, God, zoals altijd! We zullen het slechte verdrijven naar Shukwu, dank u wel!’

We vallen van de ene verbazing in de andere, terwijl we gezamenlijk in de richting van het dorp Rhumsiki lopen. Onze gids: ‘De krab, waar de man het over heeft, is een rivierkrab en wordt gelezen door een tovenaar die de toekomst als enige de taal van die krab begrijpt. Hij vraagt naar toekomst van het dorp en voor alle mensen die benieuwd zijn naar het volgende jaar. De tovenaar kent ook jullie toekomst en die van Amerika. De geheimen van de tovenaar worden al dertig generaties doorgegeven, zelfs onze vorige president Ahidjo en z’n ministers kwamen hier regelmatig om raad te vragen aan de tovenaar. Hij praat met de krab, die hem in geheimtaal aangeeft welke offers er gebracht moeten worden.’


Op odiëntie

Eenmaal in Rhumsiki aangekomen klauteren we een beboste helling af en passeren een groep muzikanten die voor het huis van de tovenaar staan te musiceren. Twee mannen bespelen snaarinstrumenten, een drietal anderen blazen met hun neus op lange bamboe fluiten, een vrouw geeft het ritme aan op een stukje metaal en een magere man, gekleed in een prachtig zwart-wit gestreept gewaad, danst op de maat van de muziek om de muzikanten heen. We treffen het, want de tovenaar is thuis en zit voor zijn huisje een beetje voor zich uit te staren. Zijn vrouw, die naast hem zit, heeft een rimpelig hoofdje en in haar kin heeft ze een koperen ring geprikt. De tovenaar zelf is ook gekleed in een lang gewaad, draagt een wollen mutsje op z’n hoofd en heeft een lange grijze baard. De man in het blauw van de steen en de berg Zivi gaat vol eerbied voor de tovenaar op z’n knieën en er volgt een uitgebreid ritueel van formaliteiten en handen schudden. Op een zandheuveltje vlak voor de tovenaar staat een stenen pot dat gevuld is met een laagje water en rondom gemarkeerd met kleine schijfjes kalebas. In het midden van de pot kruipt een krab, die door de zoon van de tovenaar in een riviertje is gevangen, in het laagje water heen en weer. 'Goedemorgen allemaal, is iedereen gezond? Ja ja, gezond en in vrede. Is iedereen hier in vrede?’ piept het orakel met hoge stem. We nemen allen op gepaste afstand plaats op de grond.

Onze gids introduceert de man in het blauwe gewaad bij de tovenaar en opnieuw volgt het ritueel van handen schudden en door elkaar heen praten, bij wijze van begroeting. ‘Hier is de man die de stenen van de berg Zivi heeft zien vallen.’ zegt hij. De vrouw van de tovenaar onderbreekt de gids, want zaken zijn immers zaken, en zegt: ‘Iedereen blijft gezond, maar er moeten wél offers worden gebracht.’ Een opmerking die zonder enige twijfel voor ons blanken is bedoeld, haar man de tovenaar is het daar roerend mee eens en richt zich weer tot ons en zegt: ‘Het is goed dat u bent gekomen, maar er moeten offers worden gebracht om de krab gunstig te stemmen. Krab in de pot, er zijn stenen van de berg gevallen KADOEM-KADOEM-KADOEM! Ze kwamen naar beneden, KADOEM! Krab in de pot, vertel ons wat er nu en volgend jaar gaat gebeuren!’ De tovenaar begint met de schijfjes kalebas tegen de krab aan te tikken, die wat lui heen en weer begint te schuifelen. ‘Denk na over je woorden, krab, denk goed na! Het is slecht als er stenen van de berg Zivi vallen. Wat moeten we doen, krab, zeg het ons, wat moeten we u offeren? Zeg het ons, vader in het water!’

Ondertussen blijven de muzikanten in de achtergrond onafgebroken hun monotone, maar meeslepende muziek doorspelen. De tovenaar steekt zijn handen in de lucht, begint met z’n bovenlichaam te schudden en stoot een serie onbegrijpelijke klanken uit. ‘BRIT.... ARHA.... GRUFF.... GNAF.... BLIF.... BLOF…. BRAT….’ en vervolgt zijn gesprek met de krab. ‘Moeten we kippen offeren? Witte of zwarte kippen? Zeg het ons en verzwijg het niet, zeg het dan! Spreek tot ons. Zullen de blanken gezond blijven als ze offers brengen?’ Ondertussen wandelt de krab al bellen blazend heen en weer in het bruine water. ‘Denk goed na krab, voor je iets zegt. Vertel ons wat we moeten doen. Is het ‘t bloed van een kip?’ De tovenaar slaakt een diepe zucht, doet langzaam een deksel op de pot, gaat achterover tegen zijn huisje aan zitten, kijkt met een ondoorgrondelijke blik in het rond en zegt tegen de tolk dat we weg moeten gaan en morgen rond dezelfde tijd terugkomen met bier en witte en zwarte kippen.

‘De tijd staat hier stil’ lijkt een té voor de hand liggend cliché hier in Rhumsiki. Mannen met ezels scharrelen wat rond in het dorp, of vergaderen gewichtig onder een boom. De vrouwen houden zich bezig met het rooien van aardappelen op het land, balanceren met grote emmers water op hun hoofd van de waterplaats naar hun lemen hutjes en kinderen spelen met zelfgemaakt speelgoed in de zanderige straatjes.

We moeten ons melden bij de dorpsoudste, die voor zijn huis in een schommelstoel op een soort veranda zit en door een aantal mannelijke secondanten wordt omringd. Ook hier moeten weer veel handen worden geschud alvorens we van de baas plaats mogen nemen. De man, die alleen de lokale taal spreekt, laat via de tolk weten dat we welkom zijn in zijn dorp en begint aan een drie kwartier durende verhandeling over de historie, het heden en natuurlijk ook de toekomst van dit gebied. Maar omdat het licht aan het eind van de middag zo prachtig rood wordt en we nog een aantal shots willen draaien van de omgeving, nemen we, veel eerder dan de dorpsoudste had bedacht, afscheid van het gezelschap, maar niet voor we beiden een koperen ring aan onze vingers krijgen geschoven, als blijk van dank voor ons bezoek aan zijn dorp.


Kip en bier

De volgende dag zijn we op de afgesproken tijd en met een aantal witte en zwarte kippen onder onze armen geklemd terug bij het huisje van de tovenaar van Rhumsiki. Maar behalve het muziekgroepje en een tiental opgetrommelde genodigden, is er geen sprake van de toekomst voorspellende tovenaar. Geduld is een schone zaak in Afrika, dus luisteren we naar de muziek dat wat ons betreft nooit meer hoeft te stoppen. Terwijl we geduldig wachten op de dingen die ongetwijfeld zullen komen, worden de kippen door de behulpzame genodigden geslacht en geplukt en tevens het moment dat Rumsikis's Nostradamus met z'n lange baard zich weer bij ons voegt. Hoogst persoonlijk vangt hij het bloed van de kippen op in halve kalebassen en begint rituele spreuken over ons uit te strooien. De aanwezige vrouwen beginnen te gillen, een van de fluitisten blaast wonderlijke tonen met z’n neus en de krab loopt weer z’n rondjes tussen de schijfjes kalebas. ‘KOELOEKL, KOELOEKL, KOELOEKL...., er gaat regen komen in Rhumsiki,’ kraakt de tovenaar opgewonden. ‘we zullen te eten krijgen, heel veel lekker eten!’ en hij begint langdurig te schaterlachen, alleen al bij het idéé van zoveel overdaad. Maar even later wordt hij toch weer wat ernstiger en roept: ‘Maar dán komt de droogte en krijgen we het zwaar. En hoe zal ’t gaan met onze blanke gasten, krab? Zeg het ons!’ De man doet de deksel weer op de pot, laat zich door één van de genodigden een gekoeld biertje inschenken dat hij vervolgens over ons uitproest. Wij zoeken dekking om camera en recorder tegen al het vocht te beschermen, maar de tovenaar gaat onverstoorbaar door met: ‘Oh, krab, sommigen spreken de taal van de blanken en de Kapsiki verderop spreken ook een andere taal. Onze kinderen verstaan de kinderen van het andere dorp niet eens, hoe moet dat nu?’ We hebben nu toch wel de indruk dat de tovenaar een beetje begint af te dwalen van het oorspronkelijke onderwerp, dus vragen we via de tolk of de man met de profetische gaven weer een beetje koers wil zetten in de richting van de broodnodige toekomstvoorspellingen. Maar niets is de tovenaar teveel, na zoveel kip en drank én de klant is ook in Rhumsiki natuurlijk koning, dus krijst hij nog maar een keer: ‘KALOEKL, KALOEKL, KALOEKL…! De krab zegt dat er problemen komen in het dorp. Dus als de blanke gasten nu ook nog een paar offers willen brengen voor de mensen het dorp, dan komt alles goed!’

Het is een gloeiend hete middag in het gehucht Rhumsiki in de provincie Kapsiki, Noord Kameroen. Een tovenaar tovert een toekomst. De tovenaarsvrouw tovert lange, groene slierten uit haar neus. Mannen eten kip, drinken bier, vergaderen gewichtig onder een boom en vrouwen werken zich bij 43 graden Celsius in het zweet. Muzikanten spelen prachtige melodieën op neusfluiten. De berg Zivi gooit met stenen. Een rivierkrab loopt al bellen blazend rondjes in een kalebas, vertelt ons wat we in de toekomst moeten doen en deze dag glijdt vannacht gewoon weer in de volgende.