Gezelle/Maria
< Gezelle
← Quis enarrabit | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Nieuwjaarnacht → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 16 ]
MARIA
O Edel herte, o vrije Vrouwe,
die Adam ongeschonden liet,
hoe vuilt, terwijl ik u aanschouwe,
mij 't schoonste dat de zonne ziet!
die Adam ongeschonden liet,
hoe vuilt, terwijl ik u aanschouwe,
mij 't schoonste dat de zonne ziet!
o Diamant, uit 's Heeren handen
gevallen; dauwdrop, nieuwe en schoon,
daar 's hemels ooge ik zie in branden;
onaangeraakte wereldkroon!
gevallen; dauwdrop, nieuwe en schoon,
daar 's hemels ooge ik zie in branden;
onaangeraakte wereldkroon!
o Middenmaagd, die , van zoo velen,
de schoonste zijt, die om u spelen,
verleent mijne arme ellendigheid
dat u, door mij, te onvoorbereid,
zij lof gezeid!
de schoonste zijt, die om u spelen,
verleent mijne arme ellendigheid
dat u, door mij, te onvoorbereid,
zij lof gezeid!