Pagina:Adama van Scheltema, Van zon en zomer (1918).pdf/19

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


ZOMER


De groote zomerdag staat open
En bouwt zijn weelde over de aarde.
Het malsche moes lacht in de gaarde
Bij 't sappig groen, met dauw bedropen;
Het ruischelt in de weeke hagen.
Het gonzelt in de bloesemstruiken,
Het tintelt in de groene pruiken
Der berken bij de zoete vlagen;
De kool brandt op de peerse kluiten,
De blonde brem bloeit welig tegen
De mulle hel-beschenen wegen
Met volle gele honigtuiten, —
Hef over de aarde uw aangezicht,
Over uw oogen valt het licht,
Over uw lippen stort een lied —
Levend mooi mensch geniet!