Pagina:Adama van Scheltema, Van zon en zomer (1918).pdf/49

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Wij gaan voorbij, voorbij aan deze veege aard!
Wij vallen stilkens af, als blâren van de boomen.
Wij slinken een na een, als lichte morgendroomen —
Gelukkig zoo de tijd één gave vrucht bewaart!

En zinken wij verliefd aan geel-geworden grond.
En glijden naar beneê onz' laatste dappre stappen —
Trekt uit ons doode hart een nieuwe Lent heur sappen
En blaast haar bloesems op in nieuwen morgenstond!