Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/98

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 74 —

onder den bijnaam van "zeer vergiftig." En ook ik heb reeds meermalen gelegenheid gehad dezelfde ondervinding op te doen.

Zonder al de soorten der werkelijke giftslangen te kunnen beschouwen, wil ik zoo kort mogelijk hare verschillende geslachten doorloopen, zoo als die door schlegel in 3 groote afdeelingen zijn geplaatst, te weten: de zee-giftslangen, de addervormige giftslangen en de ware giftslangen.

a.) De zee-giftslangen. Deze moeten niet worden verward met de waterslangen in het algemeen. Er is onder dezen eene reeks, die zich in zoetwater ophoudt, en het mag als algemeene regel worden gesteld, dat de zoetwaterslangen tot de onschadelijken behooren. De giftige landslangen houden zich, zooals schlegel beweert, nooit in het water op. Hij zegt, dat misschien eenige soorten van het geslacht Naja daarvan moeten worden uitgezonderd, en wij kunnen daar met schomburgk bijvoegen, zeker ook eene enkele van het geslacht Trigonocephalus. Deze reiziger heeft in Zuid-Amerika eens het hem geheel vreemde schouwspel bijgewoond van eenen T. atrox, die jagt maakte op visch, waarvan er eenige in de maag werden gevonden. Voor het overige is het ons wel bekend, dat vele reizigers het tegendeel staande hebben gehouden en gezegd, dat er in rivieren en meeren "zeer vergiftige" slangen worden gevonden. Onder anderen is zelfs cuvier, afgaande op berigten van leschenault, hier in dwaling gebragt, zoodat hij eene soort van Acrochordus, op Java, de zoogenaamde "Oular limpé," die zich op den bodem der rivieren ophoudt, onder de giftslangen heeft opgenomen. De nasporingen van schlegel echter hebben geleerd, dat deze soort en dit geheele geslacht,—ofschoon den overgang uitmakende van de Boa's tot de zeeslangen,—onder de onschadelijke reptilia moeten worden geteld.

Het tegendeel nu geldt voor de ware zeeslangen. In de zee komen geene andere dan giftige slangsoorten voor. Men kent daarvan slechts één geslacht, het geslacht Hydrophis, waarvan echter, volgens schlegel, 7, en volgens anderen, een 20 à 30tal soorten zouden bestaan. Hare bewerktuiging staat in het naauwste verband met het element dat zij bewonen. Zoo, onder anderen, hebben zij een' kegelvormigen kleinen kop, een' aan beide uiteinden meer en meer smaller wordenden