Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/547

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 137 —

tographische teekening van een' persoon, door den stereoskoop voor des beeldhouwers oog werd getooverd. Ingenieurs, soms verre van kolossale werken verwijderd zijnde, met welker toezigt zij waren belast, hebben zich op bepaalde tijden stereoskopische daguerreotypen doen vervaardigen, om de vordering en den toestand van het werk, als op de plaats zelve, te kunnen opnemen. Door dat werktuig vereeuwigt men de vormen der fraaiste modellen, de meest verhevene en der waarheid getrouwe standen der eerste tooneelspelers, de beelden van weldoeners, van dierbare betrekkingen, van helden, van de grondvormen (typen) der verschillende menschenrassen. Men daguerreotypere of photographere tweemalen, uit onderscheidene punten, den Nieuw-Zeelander, den Poolmensch, den Neger, den Boschjesman, en hij staat in den stereoskoop in zijnen juisten, geheel onverminkten vorm voor u. Hoor, wat brewster van die uitvinding zegt.

"Zouden wij niet verrukt zijn, wanneer wij merkwaardige beelden, door de daguerreotypie of photographie voortgebragt, ziel en leven zagen verkrijgen; wanneer wij demosthenes den bliksem zijner welsprekendheid tegen den koning van Macedonië zagen werpen; brutus, aan de voeten van het standbeeld van Pompejus, caesar dooden; den apostel paulus aan de Atheniënsers het Evangelie prediken, of Hem, wiens naam men niet behoeft te noemen, in Zijne liefdevolle en hemelsche houding het menschelijk geslacht de verlossing zagen aankondigen?

Met welk eene vervoering zouden wij deze bezielde voorstellingen, waaruit zoo luide de begeerte, om het heil der menschheid te bevorderen zou spreken, aanschouwen. De helden en wijzen der oudheid zouden door den stereoskoop beter gebalsemd, en meer volkomen der vergetelheid ontrukt zijn, dan door de balseming der Egyptenaren; zij zouden den vorm van het leven, al de eigenaardige aantrekkelijkheden van hun verheven, verstandelijk voorkomen behouden hebben, en door den stereoskoop oneindig veel getrouwer in hun stoffelijk omhulsel voor ons opstaan, dan in de afschuwelijke mummiën, die te naauwernood, en nog wel zeer onvolkomen, de overblijfselen der vorsten voor de algemeene sloping konden bewaren."