Pagina:Apologie van Pr Willem I van 1580.pdf/40

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
):[ 38 ]:(

eerloos ende schandelick gheschrift te stellen, ja dan de ghene die desen 'Bán heest doen wtroepen, te weten de Prince van Parme, soons sone van Signor Pietro Aloysio Farnese, wiens vrome feyten metgaders zijn merckelick eynde de historien ghenoech zijn wtwijsende: Ende soo ghylieden voor sulcks ons bekent hebt, namelick dat wy ende onse voorouders souden beter luyden van eeren, dan die voorseyde, ofte hare ouders sijn, (want wy van den Coninck noch niet spreken en willen.) Soo hour dat voor vaste ende versekert, also se recht van, vooren aen ons valschelick beginnen te lasteren ende te schelden, datse insghelijcks niet en sullen te ghelooven zijn in alle de reste van hare onbeschaemde ende valsche beschuldinghen. Want waertoe dienen anders alle dese lasterwoorden verhaelt, dan om de geheele weerelt te bewijsen, dat onse vyanden seer wel van yemant connen missegghen ende lasterlick spreken: Ja datse den ghenen, diense

door Godes ghenade noch mer vergift[1] noch met den sweerde en hebben connen ombringen, noch met beloften bedrieghen

  1. Agter in deze Verantwoordinge heest men : Want eenen vergifter uyt te senden, alsoo ons de Hertoginne van Parma eenen gesonden heest. — Het is dus vreemd, dat de Historie hier voor zo weinig aan de hand geeft.