Pagina:Arbeiders.djvu/179

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
177

die zich naar het Westen wilden richten, tegen te houden. En hoe donkerder de regenwolken er uitzagen, nadat de hevige wind was gaan liggen, des te somberder en mismoediger werd hij gestemd; het was de reactie na de heftige opwelling, waarin hij zijne boerderij had verkocht, en waarin hij alles had prijs gegeven.

Maar in al zijne zorg over Christine, over zich zelf, over zijn verspild leven, in al de bekommering die hem nu zoo ter neer drukte, schenen de laatste woorden van den opperloods eene kleine lichtstraal aangebracht te hebben. Te midden van dat sombere, droefgeestige grauwe waarin hij tuurde, ontdekte zijn oog een klein lichtpunt; en meer en meer nam het in helderheid toe, en kreeg den vorm van een kinderhoofd: een' klein blank kinderkopje zag hij met roodlokkig haar.

Hij haalde diep adem, en zag met verbaasden blik om zich heen. Daaraan had hij nooit gedacht! er was nog iets, waarvoor het waard was te leven, dat hem hoop in de toekomst gaf.

"Wil je met mij gaan?" vroeg zijn vriend weder.

"Ja!" luidde zijn antwoord, en in zijne volle lengte rekte hij zich uit, maar eerst wil ik naar Christiania om te zien hoe Christine het maakt en of ik de zaak in orde kan krijgen!"

"Och neen.... nu is het toch hetzelfde, hoe het met de zaak afloopt en...."

"Ik wil graag, vóór ik naar Amerika trek, met mijne eigene ooren hooren zeggen, dat ik gelijk heb," viel Njaedel hem in de rede en zijne oogen fonkelden.

"Goed, goed!" antwoordde de opperloods, die begreep dat het maar het best was, hem niet tegen te spreken; "in de lente doen er wel schepen met landverhuizers Christiania aan, denk ik."

Bij zich zelf vond Sechus het volstrekt zulk een gek plan niet naar Christiania te gaan. Eerstens was het noodig