Pagina:Arbeiders.djvu/197

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

195

Ondertusschen was George Delphin met zijne scherpe tong en zijne goede relatiën altijd een man, met wien het maar best was op goeden voet te staan, vooral wanneer er een schandaal te duchten was.

"Beste kamerheer," begon hij, toen deze binnenkwam, gij kunt mij een groot pleizier doen. Zijne majesteit de koning komt, zooals gij weet, tegen vier uur. Dientengevolge zal een groot gedeelte van de notabelen der stad bij mij een dejeuner à la fourchette gebruiken, voor den feestelijken intocht ik hoop, dat gij, Delphin, mij de eer zult bewijzen, ons met...."

Delphin boog.

"Nu was er nog iets, wat ik u vragen wilde, beste Delphin. Mijne vrouw zou het zeer aangenaam vinden, wanneer gij haar een weinig bij het arrangeeren behulpzaam wildet zijn,—dat behoort eenmaal tot eene van uwe vele talenten,—want Adelaïde is vandaag een weinig geéchauffeerd... verschillende omstandigheden... hm..." de minister beproefde even te glimlachen .... "zooals gij ongetwijfeld hebt gehoord, heeft Johan er lang over gedacht een tocht naar Amerika te maken..." Delphin was beleefd genoeg een bevestigend antwoord te geven.

"Dit is weer zoo'n inval van hem," zeide de minister schertsend en nu presenteert zich juist eene goede gelegenheid: een plaats als dokter op een landverhuizersvaartuig is hem aangeboden, maar 't mooiste van de grap is dat Hilda voor pleizier met hem meegaat."

"Hilda!" riep Delphin en viel geheel uit zijne rol.

"Ja, ja," zeide de minister lachend, "een zonderling denkbeeld, niet waar? Adelaïde wilde eerst vol strekt hare toestemming niet geven, maar ik zeide: laat haar mee reizen; eene reis naar Amerika is tegenwoordig eene kleinigheid, een tochtje dat men voor zijn pleizier doet, en daar dokter Rhode van meening was, dat de zeelucht.... hm!...."