Pagina:Architectura vol 005 no 039.djvu/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
178
25 September 1897
ARCHITECTURA.


Wáar is ook — dat kinderen als zij nog klein zijn — zoo hulpbehoevend — noodig hebben voedsters die hen leeren. Maar zijn de kinderen in staat tot staan op eigen beenen — moeilijk is hen dan verkrijgen Vrijheid.
,Waar moeten we heen?’ zeggen zich dan die voedsters — de loondieners — zij houden ’t kind klein — konden zij — uit zelfbehoud.
Moeders!

Het moet zoo.
Waar groeit Kracht zonder Strijd.

Zoo waren de gilden gevolg van de ontwikkeling der Menschheid.
Zoo ook werd door hun ontwikkeling — verder — de Vrije Arbeid.
Ik hoop dit kunnen uitwerken in een volgenden brief.
Ik tracht toonen dan waarom nu weer streven is tot een nieuw leerlingstelsel.

Dat we overwegen dat ons is geleerd; dat Leven is en Dood.
Dat we beschouwen de Natuur.

— Winter. —
— Lente en het bot. — Zomer en het rijpt. — Herfst en het geeft dat één was honderdvoud ... en dan het rust.
En weer .....

Nu de derde — de Machien.
Draagt de Machien de schuld?
Velen — velen — veronderstellen dit in ernst.
Vooral zij — die lijden onder gebrek aan werk — gelooven dit.
Dit voorwendsel is een der schandelijkste daden van hen die belang hebben den arme te bedriegen met het doel: hem verbergen de Waarheid.
Dit wanbegrip is zoo algemeen — en vooral onder hen, die zelf ’t meest er door lijden — dat ik zal trachten dit zoo helder mogelijk verklaren.
Dit voor den volgenden. Ik eindig nu met de vraag:
Waar zou ’t naar toe als de Machien niet bestond?
Zouden we kunnen leven? — nu we zijn met velen.
Dat wij beschouwen de werktuigen die ons helpen bouwen ons huis — maken ons kleed — onze voeding.
De boeken uit die wij leeren.

Brief! nu naar den drukker — naar hem die u staalt — die met zijn pers u maakt — brief aan zoovelen.

brussel sept.
w.
 
INGEZONDEN.
geachte redactie!
 

Bij het lezen van den ingezonden brief in no. 38 over de Wereldtentoonstelling te brussel kwam onwillekeurig de gedachte bij mij op aan de eerste proef van een zetter.
Reeds begon ik lezende de (door mij veronderstelde) fouten te corrigeeren en te vormen tot zinnen als: „ook ik schrijf het boven, wat (dat) ik zeggen ga, omdat het zoo wél zegt wat (dat) we noodig hebben, wat (dat) we zoolang hebben vergeten te doen,” „zonder dat we trachten door te dringen” en verderop: „ons werk is een der middelen waardoor (door die) we ons uiten enz.”
Waarom deze (voor mij althans) gebrekkige zinnen? Om de kortheid misschien? Maar het aantal woorden is geenszins vermeerderd.
Niet helder was mij de zin: „Wolken van woorden;” zeker het hoofd voor het volgende, dacht ik:
Goddelijke wet.
Onwrikbaar!
— Wij lijden niet door woorden,
Het klein gevolg —
Zelfoordeel — Alziend — wakend oog —
Stem der stilte —
Den boom vol bloesem Vruchten maker —
Geweten — door u is hoop.
Na deze bezweringen of puzzle werd mij, na het geschrevene in zuiver Hollandsch te hebben veranderd, de bedoeling van den schrijver eenigszins duidelijker, tot ik kwam aan het gedeelte, waar ons wordt verzekerd, dat het voorgaande noodig was om het doel van tentoonstellen te doen begrijpen; daarentegen was mij glashelder:
dat de aard eener tentoonstelling afhangt van de tentoongestelde werken;
het plaatsen der voorwerpen, de waarde van de voorwerpen zelf niet verandert; en
het tentoongestelde het resultaat is der inzenders.
Zou de heer w. de, voor mij en, naar ik vermoed, ook vele andere leden, onbegrijpelijke uitdrukkingen niet in zuiver Hollandsch willen overzetten en in de volgende brieven, tusschen de enkele woorden, de weggelaten (desnoods cursief gedrukt) willen voegen, dan zou hij zeker het genoegen smaken, zijne woorden door allen begrepen inplaats van door velen herhaaldelijk bestudeerd en nog ten halve of in het geheel niet begrepen te zien.
Met dit stukje te plaatsen zou u zeer verplichten,

uw dw.
j. w.
 

NB. Volledigheidshalve zijn de, door den schrijver gebezigde, woorden achter mijne correctie gedrukt.


TECH­NI­SCHE VAK­VER­EENI­GING AFD. ROT­TER­DAM. ver­slag der le­den­ver­ga­de­ring van 13 sept. 1897.

Na lezing en goedkeuring der notulen, deelt pres. onder meer mede, dat een donateur was aangewonnen. Daarna volgde de bespreking over, van verschillende kanten voorgestelde, wijzigingen in 5 artikelen van het A. H. R. met de bedoeling, dat deze wijzigingen zullen worden behandeld op de a. s. Algem. Ledenverg. te houden in dec. Mededeeling hiervan aan de leden, zal volgen in den beschrijvingsbrief. De 3 candidaatleden worden met algemeene stemmen aangenomen.
Thans richt de pres. een gelukwensch tot ons medelid, den heer j. i. v. wuijckhuise, naar aanleiding van de eervolle onderscheiding aan zijn werk te beurt gevallen, bij de beantwoording van de internationale prijsvraag voor plannen van een krankzinnigengesticht, uitgeschreven door de gemeenteraad van triest in aug. 1896.
De vragenbus bevatte de vraag — zouden bij de beweging in den lande voor staatspensioen voor den ouden werkman ook opzichters en teekenaars behooren, of worden die lieden misschien buiten beschouwing gelaten? Als het er op aan komt, zou dan de T. V. V. daarvoor niet in de bres springen? — Deze vraag behoort wel niet in de vragenbus te huis, maar zal evenwel naar bet Hoofdbestuur worden doorgezonden. Een ander briefje vestigt de aandacht op 3 prijsvragen, uitgeschreven door de Ned. Vereeniging tot voorkoming van ongelukken in fabrieken en werkplaatsen, (secretaris de heer j. h. boudewijns te ’s gravenhage): 1e voor een doelmatige beveiliging tegen het er in vallen bij beslagkuipen in branderijen. 2e voor een stopinrichting der drijfmachine van uit alle plaatsen eener fabriek te bedienen. 3e voor een arbeidersprivaat. Alles moet toegepast en in gebruik te zien zijn.
De heer j. de ruiter die welwillend de taak van verslaggever had op zich genomen gedurende de door den heer f. g. bernoski aangeboden boottocht tot bezoek der Dordtsche tentoonstelling gedaan op 29 aug. bracht hiervan een uitgebreid verslag uit, wat hem den dank der vergadering deed inoogsten.
Pres. brengt een hartelijk woord van dank uit naam van allen die er van hebben geprofiteerd aan de hh. bernoski, - prins}} en fels die als feestcommissie de boottocht zoo goed en aangenaam hadden gearrangeerd, en daarna aan den hr. bernoski in het bizonder met het oog op de enorme kosten die hij zich getroost had in het belang der Ver. en eveneens aan den hr, prins voor de fraaie vlag die hij voor die gelegenheid had doen vervaardigen en aan de afd. aangeboden; en deelt mede dat deze vlag heeft gewapperd van uit ons verenigingslokaal bij gelegenheid van den verjaardag van H.M. de Koningin.
Na beantwoording van gevraagde inlichtingen wordt deze vergad. gesloten.

dienstaanbiedingen en vacante betrekkingen.

Opzichter, leeft. 22 jaren, verlangd salaris f 60 à 70 p. maand
20 40 à 50
Opz. Landmeter 35 900-1200 p. jaar.
Ass. Opz. teekenaar 18 25 maand
28 90