Pagina:Architectura vol 005 no 041.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
184
9 October 1897.
ARCHITECTURA.


twijfel bij den wetgever dat de daarin gegeven wettelijke regeling niet voor alle (ook particuliere) werken is verplichtend gesteld; zulks zou ook niet met onze samenlevingsverhoudingen overeenstemmen, waar een dergelijk voorschrift despotisme heeten zou.
Door de Aannemer wordt met steeds klimmender argumenten en middelen, gestreden voor wijziging dezer voorschriften en bepalingen, in den zin van rechtsgelijkheid: „zijn eenmaal door het Rijk A. V. toegestaan die vooral in de administratieve bepalingen, zooveel dit doenlijk, is gelijkluidend zijn, worden daarin de belangen van aanbesteder, directie en aannemer op billijke wijze voor alle partijen behartigd, treedt het denkbeeld van rechtsgelijkheid daarin volkomen op den voorgrond, dan zullen particuliere architecten en burgerlijke ingenieurs wel spoedig volgen.” Het artikel in z’n geheel echter, voorkomende in het nommer van 3 augustus jl. is, in tegenspraak met deze uitspraak, juist geschreven met het doel om het particulier initiatief der afdeelingen van den Ned. Aannemersbond op te wekken, tot het bewerken van concept-administratieve bepalingen, daarmede als van zelf den natuurlijken gang van zaken erkennende, volgens welke met nog meer juistheid zou worden gewerkt, indien in tegenstelling met het in dat artikel voorgestelde, toch werd doorgegaan op het denkbeeld, om samenwerking te zoeken met de architectenvereenigingen. Deze, het dient hier gezegd, blinken wel niet uit door actieve werkzaamheid in deze richting. Zij zullen toch langzamerhand eene opwekking in de bewerking van deze materie moeten gaan vinden, om niet het gevaar te loopen, dat eenvoudig buiten hen om een zoo gewichtige zaak zal worden in orde gebracht, waarmede, zoo ’t toch mocht gebeuren, meteen het vermoeden gewettigd zou worden, dat de eenzijdige ontwikkeling die alleen den uiterlijken vorm tot oppervlakkig studieveld koos, een te beperkten kring heeft getrokken en hunne organen ontdaan heeft van de vatbaarheid, om de algemeene zaak van persoonlijke belangen te onderkennen.
Echter is aan deze zaak nog een andere kant te bezien, een kant die door de Aannemer waar zij in haar nommer van 22 juni jl. ons artikel van 5 juni bespreekt, (een belangrijke bespreking die wij tot onze spijt niet in de gelegenheid waren te releveeren) als vallende eenigszins buiten het kader van haar gesteld doel, niet is behandeld, die in ons artikel was aangewezen en in alle opzichten de moeite van het overdenken waard.
Wie juist opmerkt en let op de verschijnselen, zal overtuigd worden, dat de misstanden, waartegen sinds lang vele personen en vereenigingen de stem hebben verheven, niet alle voortkomen uit de regeling van het stelsel, maar dat vele daarvan veeleer uit het beginsel zelve oorsprong nemen.
Geld-belang is de grond, waarop het publiek aanneemstelsel is opgebouwd; „gelijke gelegenheid” en „gelijk recht” is het verguldsel van de pil; meestal wordt dit in andere volgorde genoemd. Waar nu niet het belang van eenige zaak, dat hier de uitvoering van het werk en het vak zou zijn, maar de persoonlijke belangen als grondslag dienen, kan het niet anders of langzamerhand moeten de bedorven vruchten voor den dag komen; de menigvuldige bezwaren en klachten, die overal en steeds worden gehoord, zijn daarvoor het meest sprekende bewijs en behoeven als van te algemeene bekendheid hier niet te worden aangetoond.
De omschrijvingen der werken in een bestek en de vrijheid van mededinging hebben er toe medegewerkt, dat het mogelijk is geworden ook zonder voldoende vakkennis bouwwerken uit te voeren, alle gevoel van verantwoordelijkheid, zoo sterk bij een goed vakman, verdwijnt; daarmede verbonden verslapt de vakkennis bij alle ondergeschikte krachten meer en meer, het vak draagt zichzelve niet en wordt ook niet meer gedragen door de beoefenaars; waar de bezieling van een kundig meester niet aanwezig is, kan verderf niet uitblijven; er ontstaan halfbakken menschen, die geen kracht kunnen vinden in geschiktheid tot voortbrengen.
Langzaam aan ontwikkelt zich een omkeer in deze toestanden, langzaam aan kan het begrip tot bloei komen, dat alleen in kunnen de grond van goedgeregelde economische verhoudingen is gelegen.
Verandering in de manier van werken kan vooruitgang zijn, doch ook degeneratie, in overgangstijden is zulks niet voor ieder te onderkennen, omdat veel wat de kracht van een vroeger stelsel uitmaakte dan is prijs gegeven, zonder dat daarvoor andere volkomen vormen direct in de plaats treden, laat ons hopen dat ons aanneemstelsel een noodige schakel in zulk een overgangstijd is geweest om ons te overtuigen dat zonder de ware grondslag „de zaak zelve” en niet de personen, geen waar geluk in het werk te vinden is.
In één zaak zouden Rijk en Gemeenten, zoowel als particulieren kunnen voorgaan, namelijk het uitvoeren van werken in eigen beheer. De gemeente amsterdam heeft een tijdlang bijzondere aantrekking gevoeld naar het zelf behandelen van eigen zaken; er biedt zich nu een schoone gelegenheid aan, ook in deze een voorbeeld te stellen. De uitvoering van den Beursbouw in eigen beheer te nemen bijv. Het zou ten goede komen zoowel aan het werk, als aan de werkbazen en de gezellen en zoodoende de kans openen om wederom normaal ontwikkelde vakken te krijgen. b.

INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN.

1. Materiaux et Documents d’Architecture 1897-98. In no. 2 afbeeldingen van „portalen” uit de 14e en 15e eeuw. In no. 3 „Rinceaux” waaronder Romeinsche, Romaansche, Gothische en uit het Renaissance tijdperk, naar beeldhouwwerk in hout of steen.
2. Wiener Bauindustrie-Zeitung.”
a. Over fonteinen te bazel. b. Over centraalverwarming in openbare gebouwen, c. Berichten. d. Mededeelingen uit het vak voor belanghebbenden. e. Als bijlage vier platen en tekst van het „Wiener Bauten Album,” 1ste plaat met beschrijving eener fontein aan de KK. Hofburg te weenen, de „landmacht” voorstellende, onthuld in mei 1897, van den Beeldhouwer eduard helmer, K.K. Professor te weenen. Dit gewrocht staat voor eene nis, van onder een granieten waterbekken waarin een stuk rots met naturalistische planten, een slang, een adelaar en drie mannen, waarvan een kruipt, een valt en een klimt. Een vierde staat in fiere overwinnende houding bovenop. Het geheel is zeer fraai in echt marmer enz. gehakt; elk gedeelte verraadt leven, beweging en werkelijkheid bewijzende dat er tusschen wit marmer en koekdeeg slechts een „gemaakt” verschil in plasticiteit bestaat.
Tweede plaat. Een oud woonhuis te weenen, uit het einde der XVIIIe eeuw.
Derde plaat. Een woon- en winkelhuis te weenen van den architect emil bressler 1897. (Manufacturen-stijl.)
Vierde plaat. Zoldering-versiering van het theatre Variété te praag. Rococo-navolging. Uitgevoerd door den architect friedrich ohmann, K.K. Prof. te praag.

ERRATA, BRIEF II.
INGEZONDEN.
 

3de bladzij 2de kolom 7e regel van ouderen staat: Dit zegt niet: dat kindren anders kunnen doen dan ouders, dit moet zijn: Dit zegt niet: dat kindren niet anders kunnen zijn dan ouders.

AAN J. W. BRIEF III.
antwoord op uw schrijven over brief i.

Wat is schrijven?
De antwoorden zijn verschillend, we zullen ’t echter wel allen eens zijn met de algemeene strekking van de verschillende bepalingen:
Schrijven is: Uiten door teekens.