Pagina:Atlas-leerboek-1913.pdf/5

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

VOORAFGAANDE BEPALINGEN.

I. — DE HEMEL OF WINDSTREKEN.

De hoofdwindstreken. — Over dag zien wij de zon in verschillende punten van den hemel. Naar die verschillende standplaatsen heeft men vier hoofdwind- of hemelstreken vastgesteld. Deze zijn: het oosten, het westen, het zuiden en het noorden.

Het oosten is het punt van den hemel, waar de zon opgaat. — Het westen is het punt, waar zij ondergaat. — Het zuiden is het punt, waar wij de zon des middags zien. — Het noorden is het punt tegenover het zuiden.

De tusschenstreken. — Tusschen de hoofdwindstreken liggen vier tusschenstreken. Zij zijn: het noordoosten, het zuidoosten, het zuidwesten, en het noordwesten.

Windroos
Windroos
Windroos

De windroos. — De verschillende hoofd- en tusschenstreken worden voorgesteld door eene figuur, die men windroos noemt.

In de windroos en ook op de aardrijkskundige kaarten ligt het noorden van boven, het zuiden van onderen, het oosten rechts en het westen links. Doorgaans schrijft men de afkortingen N, voor noorden. Z, voor zuiden. O, voor oosten en W, voor westen.

II. — LAND EN WATER

Vorm der Aarde. — De Aarde is een reusachtige bol, die eenen omtrek

De Aarde in de ruimte.
De Aarde in de ruimte.
De Aarde in de ruimte.

heeft van 40.000 Km. Men stelt haar in 't klein voor door eenen aardbol.

De aarde is los in de ruimte, dat wil zeggen dat zij geen enkel steunpunt heeft. Wij onderscheiden aan de oppervlakte der aarde vaste deelen, land genoemd, en vloeibare deelen, die men De Aarde in de ruimte water heet.

A. — Het Land.

Aan de oppervlakte van het land zien wij vlakten, bergen en dalen.

Berg. — Een berg is eene zeer groote massa land of rots, die boven den omringenden bodem uitsteekt.

De deelen van eenen berg zijn: de voet of het onderste gedeelte; de hellingen; de top of kruin, het hoogste punt van den berg.

Eene bergketen is eene rij van bergen, die op elkander volgen.

Een heuvel is een kleine berg.

Vulkaan. — Een vulkaan of vuurspuwende berg is een berg, die brandende stoffen uitwerpt door eene opening, die men krater noemt.

Vlakte. — Eene vlakte is eene groote uitgestrektheid grond, die effen is. Eene hoogvlakte is eene vlakte, die hooger ligt dan het omliggende land.

Dal. — Men noemt dal of vallei de laagte tusschen twee bergen.