Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/239

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ja, het volk zou nu strijden en gehoorzamen, want het zag den man voor zich, die het ten strijde wist aan te vuren door tien blik van zijn oog; die het tot offers bekwaam maakte door een handdruk en een glimlach, en wiens wenk men gewoon was op te volgen met al de gewillige haast der liefde. Ja! daar trad hij op, zooals hij beloofd had, met een nieuwen dag en als tot een nieuw leven; niet als een lijdende martelaar, maar als een overwinnaar.

Hij had de overwinning behaald, die hij zich zelven had voorgesteld; dat was hem aan te zien. Daar lag stille waardigheid in zijne houding, zonder aanstelling of gemaaktheid. Daar lag als een waas van heiligen ernst over zijne trekken; daar glansde geestdrift op zijn voorhoofd, maar tevens de vastheid van wil, die de geestdrift beheerscht. De levendigheid van zijn blik was door zachten weemoed getemperd, toen hij met een zwijgenden groet het uitbundige gejubel beantwoordde. Zijne kleeding was die van zijn rang, en hij had den degen op zijde.

Nauwelijks had hij den dorpel van het paleis verlaten, of het was hem niet meer mogelijk eene schrede te doen. De naastbijstaanden maakten zich meester van zijne handen om die te kussen; mannen en vrouwen van allerlei stand wierpen zich aan zijne voeten, omhelsden zijne knieën, raakten zijne kleederen aan, als ware hij een heilige geweest, van wien wonderdoende kracht zoude uitgaan; moeders hieven hare kinderen tot hem op, dat hij ze zegenen zou; men drong en drukte en stootte elkander om het voorwerp dier hartstochtelijke vereering te naderen, of ook slechts te zien; facchini, gondeliers, matrozen, werklieden uit het arsenaal, die niet allen te gelijk tot hem konden doordringen, zonken elkander in de armen, als duizelend onder eene vreugde, die zich toch wilde uiten; ze zouden de kolommen van het Dogepaleis aan het hart hebben gedrukt, zoo ze geen menschelijke borst hadden gevonden, om zich daaraan neer te vleien! Jonge boogschutters, die op verren afstand stonden, schoten hunne pijlen in de lucht, om de opmerkzaamheid van den held tot zich te trekken, en dat alles onder altijd hernieuwde Evviva’s en zegewenschen aan Pisani gericht, en schetterend jubelgeroep over zijne bevrijding! En dat alles ten aanzien van die Senatoren en patriciërs, die hem haatten