Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/130

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

En daarop, zonder haar antwoord af te wachten, schelde hij de duena, en verwijderde zich snel.




Als jongeling, als vriend, als Vorst, had Don Juan van Oostenrijk zich zóó schuldig gemaakt tegen den zoon van Alba, dat wij noodig hebben, ons geheel in zijn toestand aan het Spaansche hof te verplaatsen, om een woord te kunnen spreken ter vergoelijking van die schuld. Voor zijn gedrag tegenover eene vrouw weten wij niets ter verschooning te zeggen, of het moest te vinden zijn in de ijdelheid van Margarita zelve, die haar oordeel zoo ver verleidde en verzwakte, tot ze in vollen ernst geloofde, dat een Koninklijke Prins van Spanje, zóó trotsch en zóó eerzuchtig als deze, den wil en de vermetelheid konde hebben, om op zijn achttiende jaar zijn lot voor eeuwig te verbinden aan dat van de dochter eens gewonen edelmans. En in waarheid, de zoon van Karel den Vijfden en van Eleonora de Plombes was nog niet genoeg bevestigd in den rang van Koninklijken bloedverwant, om dien, ter wille van den eersten hartstocht den besten, te kunnen op het spel zetten. Nog nieuwelings, en als door een tooverslag, uit de vergetelheid van een eenzaam landhuis aan het Hof overgeplaatst, met den titel van broeder des Konings, had hij zich beter kunnen gewennen aan de voorrechten van dien nieuwen stand, dan aan de plichten, die hij opleidde. Reeds zijn besliste afkeer tegen den geestelijken stand, waarvoor men hem de roeping wilde opdringen, ware genoegzaam geweest, om hem zijn geluk duur te doen schijnen; maar meer nog. Geplaatst aan de zijde van den erfgenaam der Kroon, was hij, niet minder dan deze, het voorwerp der Koninklijke achterdocht en bespieding. Belemmerd en beperkt in de onbeduidendste handelingen des levens, op den voet gevolgd en bij de hand voortgeleid door de kleingeestigste étiquette, die als eerbewijzing moest gelden, waren nooit gevangenen vaster geketend in ruimer kerker, door meer blinkende ketens, dan deze vorstelijke jongelingen het waren; hetzij ze aan Alkala's Hoogeschool voortgestuwd werden op een pad, dat vooruit voor hunne voetstappen was afgebakend, hetzij ze in de Palacio Real door marmer of tapijtwerk waren bemuurd. En mocht Don Carlos die ketens dragen, als de leeu-