Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/132

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

reikbaar, dat hij de eerste schreden daartoe niet eens beproefde te stomp zelfs om hunne meerderheid te begrijpen of te erkennen, en de Infant strekte meestal slechts tot eene schaduw, die de verdiensten en de voorrechten van zijne schitterende bloedverwanten in het licht stelde. Was het voorzichtige terughouding van dezen, was het zijne volstrekte onbeduidendheid ― zijne behoefte aan vrienden van zijn rang, van zijne jaren: wij kunnen het hier niet uitwijzen; maar zeker is het, dat er eene goede verstandhouding heerschte tusschen hen drieën, in de dagen, toen de politiek des Hertogs van Alba zijn zoon aan het Hof bracht, terwijl de wil van Filips hem in hunne nabijheid plaatste, in de hoop, hun een bewaker meer te geven, of, erger wellicht, een bespieder. Maar de jonge Toledo, geleid door de inzichten van zijn vader, begreep het anders. Don Carlos haatte den Hertog; dat was reeds genoeg, dat was zelfs te veel voor een erfgenaam van de Kroon, die Koning worden kon; Don Frederik moest zich een paar stralen voorbehouden van die opkomende zon, die door twee zoo schitterende sterren werd overschenen. Zonder zich dus openlijk aan te sluiten aan een kring, waarvan het wantrouwen der jonge Vorsten zelve hem in het naderen hinderde, toonde zich Frederik hun vriend door geheime ongevergde diensten, zoodat de Prinsen zich minder bewaakt voelden, als de jonge Toledo zijn diensttijd had, en zeker konden zijn, dat eenig gebruik, lastig voor hen, uit den weg was geruimd, als deze gehoor had gehad bij den Koning, en gerust nauwgezette palen konden overschrijden, als deze geroepen werd om ze af te schutten, zoodat zij ten laatste begrepen, dat zij als den hunnen op hem rekenen konden, zonder dat hij het hun had gezegd. Don Carlos, zoo lichtgeloovig als hij wantrouwend was, wierp zich met geslotene oogen in de armen van den zoon zijns vijands; maar de anderen waren voorzichtiger; Farnese had tot sluiksche gangen zijne diensten niet noodig, en Don Juan gebruikte ze, zooals hij meende dat ze werden aangeboden, met eigenbatig doel en zonder vriendschap. Daar lag de vergissing, die hem schuldig maakte tegenover Alba's zoon; want Don Frederik, die Farnese hoogachtte, die Don Carlos beklaagde, had onwillekeurig Don Juan liefgekregen en tot den afgod van zijn hart gemaakt, als tot den held van zijne verbeelding. Toen deze dus hem zelven gebruikte, om eene bruid te rooven, die plechtig verklaard had, nimmer de