Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/163

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

aftocht uitvoerde, een vijandelijk land doorkruiste, zonder levensmiddelen, zonder geld, met eene manschap, bezwijkend van koude, vermoeienis en honger, op korten afstand, en als onder het oog van een vijandelijk leger; hetzij hij bevriende landschappen doortrok, met eene krijgsbende, tot iedere uitspatting vaardig, en zóó woest, en zóó ongelijksoortig, en zóó talrijk, dat het niet mogelijk scheen, de oorden, waar zij verschenen, van overlast en schennis bevrijd te houden, terwijl toch ééne enkele daad van loszinnigheid of moedwil de onrustige en waakzame vrienden in felle en gevaarlijke vijanden zou veranderd hebben ― en toch, vrede en vriendschap bleven heerschen; de laatste man van de achterhoede trok de grenspalen over, zonder dat één enkel lam van eenige kudde was vermist, één enkel landman zijn oogst zag vertreden, één hutbewoner van zijn eigendom was ontzet, ééne enkele vrouw door ruwe hand beleedigd. En den somberen gevangene kwam een glimlach van billijken trots op de lippen, zoo vaak hij aan dit meesterstuk eener forsche en fiksche krijgstucht terugdacht.

Het was dus zeker niet dáárop, dat hij peinsde op een dag, dat de namiddagzon hare brandende stralen door het fijne net, van tralies heenwierp, dat in de vensters zijner kamer de glasruiten vergoedde. Want hij zag met stille bitterheid op zijn degen, die zonder scheede voor hem lag, en waar eene kleine roestvlek op zichtbaar was. Zijn kamerdienaar stond in eerbiedige houding tegenover hem en scheen het eind van die bespiegeling af te wachten, om eenig bevel te ontvangen of eene vraag te doen. Zij moest lang geduurd hebben, die spanning, zóó lang, dat des trouwen dienaars geduld te kort schoot; want hij vroeg ootmoedig en met den zachten toon der beschroomdheid, die zich aan iets gevaarlijks waagt: »Uwe Genade heeft mij geroepen....”

Het hoofd des Hertogs hief zich met een lichten schok op van de borst, als van een droomende, die plotseling wordt gewekt, en het onbeweeglijk gelaat en de twee scherpe oogen richtten zich naar den dienaar, wien reeds in 't geheim zijne vermetelheid berouwde.

»Senor Ricardo!...” en Alba's vinger wees op de vlek. ― »Gij zijt onvergeeflijk achteloos! in deze dagen is het uw plicht dàt te weren. Neem den degen weg, en laat ik niet weer zien wat mij hindert.”