Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/344

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

In het vuur van zijn ijver, om den tweeden doop te verdedigen, dien hij had ondergaan, sprak hij met bitterheid en geringachting van den kinderdoop, en haalde zich daardoor den heftigen toorn op den hals van de heimelijke Calvinisten en Luthersgezinden, die het vrije onderzoek der Schrift voor zich zelven begeerden; maar die verschrikten en zich ontrustten, waar het voerde tot zulke afwijking van hunne gevoelens; noodlottige bekrompenheid, die er hun een gemoedsbezwaar van maakte, om voor van Cuyck uit te komen als voor een broeder. Ook verhief zich geene stem te zijner gunste, zelfs niet die van van Beveren, die te fijn was en te voorzichtig om zich advocaat te stellen van een proces, dat vooruit verloren was.

De Kamer van Schepenen en de Raad stelden van Cuyck ter dispositie van de kettermeesters, met belofte dezen den wereldlijken arm te leenen in al wat zij zouden bevelen en goed achten. En dat was niet weinig. Het was zelfs zooveel, dat wij ons niet de kracht kennen, het te beschrijven, al heeft hij kracht gevonden het door te staan. Het was meer dan genoeg, om gansch Dordrecht als een kreet van mededoogen en verontwaardiging af te persen.

De Gardiaan der Minrebroeders, door geen kunstzin tot verschooning bewogen, en door wiens verstompt gevoel zelfs de natuurlijke stem der menschelijkheid niet meer werd verstaan; de Gardiaan der Minrebroeders voerde den schilder naar den pijnigingzolder op de Vuilpoort. Het is niet duidelijk met welken glimp van noodwendigheid men die wreedheid omhulde. Immers niet om hem te doen bekennen wat hij zonder eenigen dwang reeds bekend en beleden had, en herhaald aan wie 't hooren wilde; immers niet, omdat Mijnheer de Substituut-Geloofsrechter eenig gemoedsbezwaar kon hebben, of hij ook misschien in den gewaanden ketter een rechtgeloovig Roomsch-Katholiek ter houtmijt zou voeren? Broeder Franciscus Mierbecanus had op dit punt zijne volkomene overtuiging gekregen, en uit de beste bron; hij kon dus in volle gerustheid des gewetens den schuldige overgeven tot de doodstraf, zonder die nog vooraf te bezwaren met de ijselijke pijnigingen van het »scherp verhoor." Maar niet alzoo procedeerden Mijneheeren van het Heilig Ambt; zij waren geroepen tot onderzoek, en zij onderzochten, zelfs dáár, waar de klare waarheid hun zuiver was voorgesteld; zij onderzochten zooveel