Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/367

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

moeten vluchten. Hij heeft zich rouw aangesteld tegens de arme luiden, die de nieuwe religie aanhingen, staande zijn schoutambt tot Dordrecht, dat zwere ik u, en hij is er met schimp en schaamte afgekomen in Holland."

»Sinds hij het ambt hield, diende hij het te oefenen," hernam de pastoor bedachtzaam.

»Ja, maar de wijze hoe toont eene goede natuur of eene kwade; de zijne is gebleken van de allerstrafste te zijn, tot groote schade van vele onnoozelen, die aan de troeblen part noch deel hebben gehad, die alleen wat suspect waren van gevoelens."

De pastoor haalde de schouders op. »Het ware wenschelijk dat men nooit ware aangevangen met zulk een grof geweld de dolenden te dwingen. De Kerk behoorde moeder te blijven zelfs in hare tuchtiging; door die alleruiterste strafheid van het we reldsch gezag, zijn er millioenen tegens haar opgestaan en van haar afkeerig geworden, die nu met lijf en ziel al t’zamen ten verderve gaan, en die door zachtigheid… "

»Heer pastoor! ik kan u niet in drie woorden zeggen hoezeer ik van uw gevoelen ben," viel de dokter in, »doch, uit het niet tegens Zijne Heerlijkheid. Hij mocht u ook verketteren en zijn argwaan, hoe dwaas ook en ongerechtigd, is uiterst gevaarlijk."

»Ik heb daar geen vreeze voor. Mijne geestelijke oversten kennen mij voor een getrouwen gehoorzaam zoon der Kerk. Ik tart den laster een vlek te werpen op mijn wandel, en allerminst wacht ik dat van mijn heer den Thesorier-Generaal. Hij is mij wel genegen; ik ben aan de kerk van St. Nicolaas gekomen door zijne tusschenspraak, en ik meene dat hij met mijne bestiering wel beholpen is. Op de wisselende luimen van een die aan ’t flerecijn lijdt, moet men niet te nauw acht slaan…"

»Betrouw mijn oordeel over diens mans gemoedsbestaan en wees omzichtig. Toon u aan hem een gansch andere, dan ge tot hiertoe zijt geweest. Gij zult niet zeker van hem zijn, voor hij oorzaak heeft u te ontzien. Wees zijn meester, zoo gij niet wilt, dat hij u als een onnutten dienaar handelen zal. Die man is zoo gewoon door scherpe prikkelen gedreven te worden, dat hij mildheid aanziet voor verachteloozing; hij moet de klem voelen van eene gebiedende hand, zal hij niet meenen losgelaten te zijn."

»Gij kent zijne fierheid, zijne heerschzucht zoowel als ik…"

»Ik ken die; hij wil heerschen waar hij kan, doch om zich