Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/375

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

meer kon dragen. Hij besloot eene vrouw te trouwen uit een eder Spaansche familiën, die in Brussel gevestigd waren; om tegelijk door dat huwelijk te breken met al zijne Hollandsche gewoonten, om zich geheel te vervreemden van de Hollandsche gebruiken in zijn huiselijk leven. Geen Nederlander mocht destijds een huwelijk aangaan zonder toestemming van den landvoogd; van Drenkwaart was de laatste om dat voorschrift te verzuimen, hij deed meer. Hij zocht eene gade om redenen, die niets met liefde of voorkeuze gemeens hadden, het was hem bijna onverschillig wie het zijn zou, hij verzocht den Hertog hem eene bruid aan te wijzen, naar diens keuze. Alba voldeed aan dat onderworpen verzoek, en meende zijn volijverigen dienaar geen gering blijk van gunst en goeden wil te betoonen, toen hij hem eene gemalin schonk in wie alle uiterlijke voordeelen zich schenen te vereenigen. Jeugd, schoonheid en edele afkomst. Zij had geen vermogen, maar zij bracht van Drenkwaart als huwelijksgift aan een zekeren graad in den Spaanschen adelstand, die zelfs erfelijk was voor hunne kinderen. In redelijkheid kon men van den geduchten landvoogd niet vergen, dat hij nader zou toezien op de geschiktheid der bruid, om voor van Drenkwaart eene goede huisvrouw te zijn, en die ongeschiktheid bleek dan ook wel ras. Zij had eene Spaansche kloosteropvoeding gehad, was eerst korteling uit Madrid te Brussel gekomen met haar eenigen broeder, die er tot eene belangrijke betrekking was geroepen, en zij had niet het allerminste denkbeeld van hetgeen een Hollandsch echtgenoot, zelfs in den aanzienlijken stand, omtrent huisbestuur, samenleving en wat dies meer zij, van zijne vrouw kon verlangen. En van Drenkwaart, die voorgenomen had met al zijne Hollandsche gewoonten te breken, bevond dat de señora, die zich met niets bemoeide wat buiten haar zelve lag, en allerminst met haar gemaal, die alle dingen liet zooals zij ze vond, en die zich terugtrok in haar bidvertrek, als ze niet buitenshuis was, minder dan iemand hem zou kunnen dienen voor dat oogmerk. Twintig maal op een dag betrapte hij zich op den wensch, dat ze toch slechts eenige overeenkomst mocht hebben met de meest alledaagsche Hollandsche huisvrouw, hoe volgaarne zou hij daarvoor nu de stralende oogen en de rijke gitzwarte lokken zijner schoone Spaansche hebben gegeven. Niets voerde hem zoo dikmaals in gedachten naar Holland terug en naar ’t geen hij daar eens had