Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/461

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verdediging) maar wij zijn toch van iets overtuigd — en gij ook, zoo ik hopen wil — hiervan namelijk, dat zij in het volgen van dien weg, dien zij meende te moeten nemen, geloofd heeft Christus. Dien zij voor Heer en eenig doel van haar leven had verkoren, beter, trouwer en meer onafgebroken te kunnen dienen en navolgen, dan in 't gewone leven: en in de kerk en maatschappij, zooals zij die toenmaals vond — zonder een oogenblik toe te geven, dat hare wijze van ter zijde te gaan iets verdienstelijks heeft op zich zelve, of als voorbeeld navolging zou mogen vergen. Zulk terugtrekken kan veiliger zijn; maar wij houden het voor wijzer noch vromer, minst vooral van meer weldadige en stichtelijke werking tegenover anderen, dan zoo zij met alles wat zij was en wilde in de wereld ware gebleven. Toch is het zeker, dat zij het tegendeel heeft geloofd met vaste, niet schielijk gerijpte, maar kalm geworden overtuiging, en dat zij daaraan eere, naam, fortuin en en alle welgevallen der menschen, gewillig, volkomen en zonder omzien of naberouw geofferd heeft, integendeel met dankbare blijmoedigheid voortdurend tot aan het einde toe is blijven geven, terwijl zij vooruit met kalmte had berekend en gewogen wat het haar kosten zou — dan althans kan men eerbied vragen voor die overtuiging. Dan althans kan men voor hare nagedachtenis een betere hulde eischen, dan den dorren en voor eene vrouw toch altijd wat schor klinkenden naam van geleerde, bijnaam, die nog daarenboven door de smet der dweperij van haar besten luister wordt beroofd. Voor een jonger en ander geslacht, nu in een tijd, waarin hare behoefte aan een levend Christendom beter wordt verstaan, waarin men het onderscheid tusschen naam.Christen en hen die het beeld van Christus uitdrukken in het leven, over 't algemeen meer helder begint te voelen; in onzen tijd wenschte ik ook te ondernemen de eereherstelling dezer vrouw, hare zuivering van de aantijging, dat zij in dwaasheid gedaan heeft wat haar hoogst heilig en krachtigst gevoel haar ingaf; tenzij men toestemme dat die dwaasheid, de dwaasheid Gods zij geweest, die de wijsheid der wereld beschaamt. Mijne eerste poging daartoe is niet wat ik gewenscht had te kunnen geven, zij moge toch genomen worden, zooals ik wenschte haar te zien ontvangen: als eene proeve. Is zij geheel mislukt, een ander hervatte — ik heb voor het minst het vergeten beeld in 't geheugen gebracht.


1856.