Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/464

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ben, haar bij den eersten blik te laten verlieven op Heer Adam Voogd, een gehuwd man, en daarop, om deze kostelijke donné tot goede uitkomst te brengen, de vrouw van dezen man selon notre bon plaisir hadden laten sterven. »De auteur maakt welwillend plaats voor Maria van Beveren, die haar dan ook spoedig inneemt — zij werd zijne gade." — Zeker, ik neem van tijd tot tijd vrijheden met de geschiedenis, in ’t belang van den roman — nooit echter, waar het er als geschiedenis op aan komt — en zelden sans dire gare; maar tot zulke schamele ontknooping — waartoe iedere alledaagsche romanschrijver zijne meest ordinaire helden en heldinnen heenwendt — het groote vraagstuk van den gewonen romanlezer: »of zij elkander ook kregen?" tot zulke schamele ontknooping zou ik mij niet gerechtigd achten de geschiedenis geweld aan te doen. Maar ik vond bij Balen vermeld, »dat Adam Voogd trouwde na den dood zijner Huijsvrouw, van wier zijde hij, had moeten opstaan en vluchten, joffer Maria van Beveren, Heeren Cornelis dochter" — dat zij hem eene dochter schonk, na zijn dood geboren, en dat hij reeds in ’t jaar; 1575 is gestorven. En Dordrechts oudheidkundige van onzen tijd, de geleerde Dr. G. D. J. Schotel, die zoo goed thuis is in de Dortsche familiegeschiedenissen van vroeger eeuwen, bevestigt Balen’s geloofwaardigheid, daar hij zijne eigene uitspraken mede op dezen grondt. Volgens Balen en Schotel nu, keerde Adam Voogd eerst in rustiger tijden terug; dit, en zijn verblijf buitenslands in aanmerking: genomen, kon die terugkomst bezwaarlijk plaats vinden voor 1573. De dood van zijne vrouw moet dus óf in zijne absentie óf spoedig na zijne terugkomst zijn voorgevallen. Die dood zoomin als. dat huwelijk zijn dus van mijne vinding, en ik had alle recht om dat laatste voor te stellen als niet lang na de terugkomst gesloten. Maar ik begreep, dat zoowel de critiek als mijne lezeressen. mij rekenschap zouden vragen van eene uitkomst, die al te verrassend en al te ongemotiveerd zou zijn, zonder eenige voorafgaande toeneiging der partijen; daarom liet ik niet op den eersten blik, maar na een belangrijk gesprek, vol afwisselende aandoeningen en gemoedsbewegingen, in het hart der jonkvrouwe ontkiemen, niet eene zoodanige zinnelijke passie, als waarvan de Heer S. haar schijnt te verdenken, en waarbij het de vraag kon zijn, of de man al of niet gehuwd was — maar eene zekere teedere belangstelling en genegenheid, die zij kon gelooven dat den geloofs-