Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/92

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

DE HERTOG VAN ALBA IN SPANJE



De ceremonie van den handkus was afgeloopen, en nóg hield de Koning zijne granden en hovelingen bij zich terug, en er lag op het gelaat van al die blijvenden eene onrustige spanning, eene vorschende nieuwsgierigheid, die scheen aan te duiden, dat het belangrijke oogenblik van deze hofscène nu eerst ging aanvangen. En zoo was het ook. Eene gestalte, sinds vele jaren niet in de hofzalen aanschouwd, zou er nu te bespieden zijn; een man, vreemdeling geworden aan het hof van Madrid, zou er nu zijne plaats innemen; de gewezen stadhouder der Nederlanden kwam rekenschap afleggen van zijne voogdij aan zijn vorst. Filips II zou het eerste gehoor geven aan den Hertog van Alba!

»De Hertog van Alba!”

En op de trekken van den lezer mis ik op ééns de uitdrukking, die ik had willen leggen op die van de Spaansche grooten; geene opgewektheid, geene belangstelling, niet eens nieuwsgierigheid. Het is ook geene nieuwe figuur de Hertog van Alba, het is geene vroolijke, het is niet eens meer eene belangwekkende; alles is met hem afgesleten, tot den haat toe. ‘Wat hebben wij nog noodig te weten van den man, met wien men ons heeft vervolgd van onze kindsheid af in de schoolboeken, tot op de jongelingsjaren in de romans, tot in den ouderdom met geschiedkundige redevoeringen? Sinds den allerlaatsten roman, en de allerlaatste verhandeling, waarin hem de tyrannen-rol was toebedeeld, hielden wij het er voor, dat wij nu met hem hadden afgedaan.’ En toch wordt hij u nog weder voorgesteld door mij, en wel om eene reden, die ik voor eene goede houd.

Wij hebben hem veel gezien, dat is waar, maar wij hebben hem bijna nooit anders gezien dan als beul, meer zeldzaam als