Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/174

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

over ’t Neerduitsche krijgsvolk hier liggende en, met twee compagnieën daaraf versterkt, onderneem ik het stuk."

»Mijnentwege kunt gij er over beschikken, alleen daarom is ’t, dat ik meester Gerard ter raadpleging roep…" Norrits zweeg en haalde alleen de schouders op met gefronsden wenkbrauw.

»Ik kan zijne stad niet dus ontblooten van troepen, in tijden als dezen, zonder overleg met den Burgemeester en van hem waarborge te hebben, dat er ruste heerscht en er geene diffusie nocht tumult te vreezen is. , . ."

»Dat zal meester Prouninck moeielijk zijn te verzekeren, sinds zijn persoon en handel veelmalen voorwerp en cause worden geacht van de beroeringen, die hier omgaan…"

»Zoo is ’t, en gij kost er bijvoegen, dat hij er bij wijlen de werker en de leider van is," viel Nieuwenaar in, terwijl een gloed zijn voorhoofd overtoog. Want in ’t eind, hij had te veel en in te vele opzichten in overeenstemming met Prouninck gehandeld, dan dat die geheime beschuldiging niet eenigszins op hem moest terugvallen. »Maar gij zult niet ontkennen, dat het altijd is geweest tot den dienst der Engelsche Majesteit."

»Dat is ten minste altijd het pretext geweest!" viel Norrits in, met wat onvoorzichtige openheid; »hoewel achter dat scherm de hoogheid van haar dienaar werd bedoeld en de dienst der Koningin vrij meer bevorderd ware geworden, op andere wegen, met minder voorbarige bondgenooten."

»Wat er door dezen te veel gedaan is, moge dan op rekening gesteld worden van singulieren ijver!" hernam Nieuwenaar verdrietig. »Te dezer dagen intusschen hebben sommigen hunner alreede leeren inzien, dat de belangen der Koningin niet volstrekt onafscheidelijk zijn van het inwilligen van al Mylords eischen."

»Houd zeker, heer Graaf! dat ze te dezen dage beginnen strijdig te worden. Leycester moge den hoveling spelen te