Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/228

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gevangentoren, eer ik u laat aftrekken; maar waarheid is, dat hier zóó veel jong volkje tegelijk samen is gekomen, aangetrokken door mijne Drie Koningen-vuren van de voorleden week, dat… dat… Gervaas! zeg het andere; het wil mij niet van… de tong…"

»Dat wij geene afzonderlijke slaapkamer hebben, u aan te bieden," sprak de hofmeester blozend, en met gedempte stem, »en mijn meester u den voorslag moet doen, om de kamer te deelen met één der jonge edellieden, die u vóór waren."

»Wel, dat is immers heel goed!" sprak Wijndrik. »Wij Hollanders zijn eenvoudig van aard en onder jongeluiden leert men zich snel broederlijk genoeg verstaan."

»De kamer, die de jonker de Maulde heeft betrokken, eigent zich het beste…" sprak Gervaas, zijn heer aanziende.

»Jonker de Maulde!" herhaalde Wijndrik, met een onwillekeurigen uitroep.

»Ja, de lustigste, onder de vroolijken. Hij zal u gevallen, tenzij gij… vooruit ietwes tegen hem hebt. "

»Ik heb er het recht niet toe, veeleer stel ik belang in zijne kennismaking."

»Die vangt ge dus aan bij ’t avondmaal, en zet die voort tot aan den morgen, desverkiezende," sprak de heer van Brakel, Gervaas wenkende, om Wijndrik den beker warmen gekruiden wijn te bieden, dien een andere bediende intusschen had neergezet.

»Tevens de ruste zal dit u gansch herstellen: Warme gekruide wijn is het beste geneesmiddel, dat men op uw leeftijd noodig heeft. Jonker Rueel! laat ons aanstooten. Uwe welkomst! Gervaas! gij kunt gaan, ik zal zelf schenker zijn."

Hoezeer de edele gastheer hem ook trachtte op zijn gemak te zetten, hield schroom en aarzeling op Wijndrik’s lippen toch die vraag terug, die hij het eerst had willen doen: Waarom