Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/82

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Hij vreesde het."

»Ziet ge, dat zijne consciëntie mijwaarts niet zuiver is?"

»Zult gij de uwe zuiver houden, als gij hem door zulke zwakke hope denkt af te brengen van zijne partij?"

»Wel, als hij afgebracht is van zijne partij, is het bezwaar opgeheven. Hij zou de mijne kostelijk te stade komen."

»Nu, dan krijge ik ruste; want ware ’t nu, dat hij van religie veranderen moest, of van Staatszijde wenden naar de Spaansche tyrannie, dan mocht hij geen eerlijk man blijven en u te wille zijn, doch waar het different niet grooter is dan tusschen ’t volgen van der heeren Staten gevoelen en den dienst van de Utrechtsche Magistraat; mij dunkt, daarin ligt niet zoo groot different, of een minnaar kan het overschrijden. Hij dient. toch altijd het gemeene vaderland."

»Hm! nu, ik geve u vrijheid, hem hierin te raden; maar, bij mijne trouwe! het different is toch grooter dan gij denkt, vrouwke!"