Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/114

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waarheid van zulke toestanden te bewijzen. Menige Ada Rueel, met hare vrouwelijke deugden, met hare liefde, met hare trouwe wordt er overzien en verachteloosd; menige Prinses de Chimay, met hare blinkende ondeugden, met hare schaamtelooze zelfzucht, met hare koele loszinnigheid, trekt de hulde van harten tot zich, die zij allen aanneemt om ze te verguizen en te verbrijzelen… Genoeg voor ons, om u te bevestigen, in hetgeen gij vermoedt: dat de Maulde vergat den nieuwen eed te doen aan de Staten, dat Cosmo, dien hij vroeger had teruggezet en gewantrouwd, zijn gunsteling en vertrouweling werd, wiens raad hij meer en meer blindelings volgde, omdat hij in hem eene der schakels zag, die de geliefde vrouw aan hem vasthechtten; — dat Prouninck van onderzoek afliet, hetgeen niet belette, dat Cosmo in zijne plaats goede wacht hield op de daden der Prinses; want hij bleef haar mistrouwen. Toch strekte alles, wat hij opmerkte, om zijn argwaan gerust te stellen, die in waarheid zonder oorzaak was. Maria had vroegere hoop en verwachting opgegeven voor dat oogenblik; zij geloofde opnieuw aan Leycester’s terugkomst, aan Leycester’s vriendschap en steun, en zij wilde niets zijn dan ijverige dienaresse zijner belangen, en zij geloofde zich daardoor eene toekomst te openen van welzijn en geluk, als zij sinds lange niet had gekend. De Maulde ook was gelukkig; — zoo gelukkig als men het zijn kan, tegen de inspraak van het geweten, dat men iederen dag moet toeschroeven en als verstompen, om te durven genieten hetgeen men zelf veroordeelt. — De Maulde was anders gelukkig dan Ada het geweest was door hem; zij, die ten minste zonder onrust der ziele hare kortstondige levensvreugd smaakte; maar, als zij, leefde hij van eene hersenschim, van een blinkenden droom vol zelfbedrog en vol misleiding… Zou voor hem de begoocheling langer duren dan voor haar?