Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/186

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

een der personen, wier namen de jonkvrouw in ’t hoofd woelen, haar goed zou doen en de arme vrouwe bij hare kennis brengen?"

»Mits het geene vervolgers zijn. Ge hebt gezien, hoe Wilkes ontvangen is, en het zien, bij voorbeeld, van zekeren Italiaan zou, vreeze ik, nog slechtere uitwerking doen; van het weerzien van Fabian zou ik veel voor haar durven hopen…"

Maar Barneveld had de kamer verlaten, terwijl zij nog sprak; eene dienstmaagd bracht weinige oogenblikken daarna Spaanschen wijn en eenige lichte spijs. Emerentia bemoeide zich terstond, hare beschermelinge daarvan iets toe te dienen, en het gelukte haar: de lijderes hief zich op uit hare wezenloosheid; juist toen keerde Barneveld terug; Fabian was met hem.

»Eilieve, Mylord!" sprak de Advocaat, »zoo ik mij niet bedriege, is hier eene bondgenoote van u, in vrij treurigen toestand," en hij voerde hem vlak voor Deliana.

Eene wijle teekende het gelaat van Fabian een schrik en eene verrassing, die hij niet meester was te verbergen;maar schielijk beheerschte hij die, en, hoewel hij zichtbaar verbleekte, sprak hij toch, met eene onverschilligheid, die volmaakt goed gespeeld was.

»Eene bondgenoote? dat is mogelijk; ik heb er velen, als gij weet, maar toch is dit eene die ik niet ken."

»Fabian! Fabian! dat is de stem van Fabian," riep nu Deliana, hem aanziende, met den strakken, starenden blik eener slaapwandelaarster, zonder hem te herkennen.

Hij wendde het hoofd af en trad eenige schreden achteruit, in de hope zeker, dat zij hem niet zou opmerken; maar Barneveld wilde zijne overtuiging hebben, en hij sprak glimlachend:

»Maar die vrouw, die gij niet kent, Mylord! herkent u volkomen, bij het eerste geluid uwer stem, en nog welonder uw gefingeerden naam."